OPEL MOVANO_B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 81 of 267

Opbergen79Blokkeerstang met veiligheidsnet
De blokkeerstang kan worden vast‐
gezet aan de zijlaadrails boven; draai de blokkeerstang met de hendel op
zijn plaats. Zorg dat de blokkeerstang geheel vastklikt.
Het geïntegreerde veiligheidsnet kan
dan worden bevestigd aan de verwij‐
derbare sjorogen in de zij- en vloer‐
laadrails (zie afbeelding).
Spanbanden Met de juiste spanbanden kunt u
voorwerpen vastzetten met behulp
van de verwijderbare sjorogen op de
laadrails aan de zijkant of in de vloer.
De maximale belasting voor de vloer‐ laadrails is 500 daN/700 mm.
Sjorcapaciteit: 800 daN in banden.
Capaciteit stalen bevestiging:
170 daN in directe spanning.De maximale belasting voor de zijlaa‐
drails is 100 daN/700 mm.
Sjorcapaciteit: 300 daN in banden.
Verwijderbare sjorogen 3 76, Bela‐
dingsinformatie 3 82.

Page 82 of 267

80OpbergenVeiligheidsnet
Laat het veiligheidsnet van de
dakruimte zakken en maak het vast
aan de sjorogen in de vloer van de auto 3 76.
Pas de spanning op de banden aan
zodat de lading goed vast zit.
Wanneer u het veiligheidsnet niet
gebruikt, moet u het in de dakruimte
opbergen.
Beladingsinformatie 3 82.
Scheidingsrooster
bagageruimte
Bij auto's met een ruit in het cabine‐
schutbord zit er wellicht een metalen rooster aan de kant van de bagage‐ruimte.
Het rooster biedt bescherming tegen
rondvliegende voorwerpen vanuit de
laadruimte bij krachtig remmen, een
plotselinge verandering van richting
of een ongeval.
Afhankelijk van de versie zijn de ruiten in de achterdeur en de
zijschuifdeur(en) ook voorzien van ruitbeschermingen, voor meer
bescherming en beveiliging.
Beladingsinformatie 3 82.
Gevarendriehoek De gevarendriehoek kan worden
opgeborgen in de ruimte onder de
voorstoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 75.

Page 83 of 267

Opbergen81Verbanddoos
Als zichtbare aanduiding van de
aanwezigheid van een verbanddoos
kan er een etiket op de dakconsole
zitten 3 75.
De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen.
Met behulp van de twee lussen op het stoelkussen trekt u het kussen naarvoor om erbij te kunnen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 75.
Afhankelijk van de versie zit de
verbanddoos eventueel in de ruimte
tussen de voorstoelen of in de
dakconsole.
Brandblusser
Als zichtbare aanduiding van de
aanwezigheid van een brandblusser
kan er een etiket op de dakconsole
zitten 3 75.
De brandblusser kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de voor‐
stoelen. Met behulp van de twee
lussen op het stoelkussen trekt u het
kussen naar voor om erbij te kunnen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 75.
Afhankelijk van de versie zit de brand‐
blusser eventueel in de ruimte tussen
de voorstoelen.
Eventueel zit er een extra brandblus‐
ser in de voorportierplaat of in de
bagageruimte.

Page 84 of 267

82OpbergenDakdragersysteem
Dakdrager Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dakdra‐ gersysteem verwijderen wanneer het
niet wordt gebruikt.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig
verdeeld in de laadruimte plaat‐
sen. Bij stapelbare voorwerpen
de zwaarste voorwerpen onder‐
aan leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 76.
● Objecten vastzetten of voorko‐ men dat ladingen te veel gaan
schuiven door delen van de opti‐
onele FlexOrganizer met behulp
van verwijderbare sjorogen aan
de laadrails vast te zetten.
FlexOrganizer 3 77.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om schuiven
tegen te gaan.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hefboom en de bewegingsvrij‐
heid van de bestuurder niet
belemmeren. Geen losse voor‐
werpen in het interieur leggen.● Niet met een geopende achter‐ klep rijden. Bovendien is de
kentekenplaat alleen goed zicht‐
baar en verlicht met gesloten
deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd
worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 231) en
het EU- leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin
deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).

Page 85 of 267

Opbergen83Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
● De toegestane dakbelading (waarin het gewicht van de
dakdrager is inbegrepen) is
200 kg voor standaard dakvari‐
anten. De dakbelasting is de som
van het gewicht van het dakdra‐
gersysteem en de lading.

Page 86 of 267

84Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................85
Stuurwielverstelling ...................85
Stuurbedieningsknoppen ...........85
Claxon ....................................... 85
Knoppen op stuurkolom ............85
Wis-/wasinstallatie voorruit ........86
Buitentemperatuur .....................87
Klok ........................................... 88
Elektrische aansluitingen ...........89
Aansteker .................................. 90
Asbakken ................................... 90
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................91
Instrumentengroep ....................91
Snelheidsmeter ......................... 91
Kilometerteller ........................... 91
Dagteller .................................... 91
Toerenteller ............................... 92
Brandstofmeter .......................... 92
AdBlue-meter ............................ 92
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 93
Peilsensor motorolie ..................93
Service-display .......................... 93Versnellingsbakdisplay ..............94
Controlelampen ......................... 94
Richtingaanwijzer ......................97
Gordelverklikker ........................97
Airbag en gordelspanners .........97
Airbag-deactivering ...................97
Laadsysteem ............................. 98
Storingsindicatielamp ................98
Service-indicatie ........................98
Schakel motor uit .......................99
Remsysteem ............................. 99
Antiblokkeersysteem (ABS) .......99
Opschakelen ............................. 99
Lane Departure Warning ...........99
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) ........................ 100
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................. 100
Koelvloeistoftemperatuur .........100
Voorverwarming ......................100
AdBlue ..................................... 100
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 100
Motoroliedruk ........................... 101
Te laag brandstofpeil ...............101
Stop-startsysteem ...................102
Rijverlichting ............................ 102
Grootlicht ................................. 102
Grootlichtassistentie ................102
Mistlamp .................................. 102Mistachterlicht......................... 102
Cruise control .......................... 102
Tachograaf .............................. 102
Portier open ............................. 102
Informatiedisplays ......................103
Driver Information Center ........103
Info-Display ............................. 103
Boordinformatie ......................... 104
Geluidssignalen .......................104
Tripcomputer .............................. 105
Tachograaf ................................. 107

Page 87 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen85Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control en snelheidsbegrenzer
3 163.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom Bepaalde functies van het infotain‐
mentsysteem kunnen ook via de toet‐
sen op de stuurkolom worden
bediend.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.

Page 88 of 267

86Instrumenten en bedieningsorganenWis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers0:uitP / AUTO:intervalwissen of auto‐
matisch wissen met
regensensor1:langzaam2:snel
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Let op
Onderweg werken de wissers auto‐
matisch minder snel wanneer de
auto stilstaat. Zodra de auto begint
te rijden, wist het systeem weer met
de geselecteerde snelheid tenzij de
hendel verplaatst is.
Verstelbaar interval bij intervalwissenP / AUTO:intervalstand
Aan stelwiel draaien om interval
tussen wissen aan te passen:
langer interval:stelwiel omlaag‐
draaienkorter interval:stelwiel omhoog‐
draaienNa het uitschakelen van het contact
moet intervalwissen steeds opnieuw
worden geselecteerd.
Automatische wisfunctie met
regensensorP /
AUTO:automatische wisfunctie met regensensor
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwissers aan.
Na het uitschakelen van het contact moet automatisch wissen steeds
opnieuw worden geselecteerd.
Let op
Bij extreme weersomstandigheden,
bijv. mist of sneeuw, werkt de auto‐
matische wisfunctie met regensen‐ sor mogelijk niet. Zo nodig een
andere wisserstand selecteren.

Page 89 of 267

Instrumenten en bedieningsorganen87Instelbare gevoeligheid regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen:
geringe gevoe‐
ligheid:stelwiel omlaag‐
draaienhoge gevoelig‐
heid:stelwiel omhoog‐
draaien
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.kort trekken:wisser maakt één
slaglang trekken:wisser maakt
meerdere slagen
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
Als de buitentemperatuur daalt tot 3 °C, knippert °C op het informatie‐
display bij wijze van waarschuwing

Page 90 of 267

88Instrumenten en bedieningsorganenvoor gladheid. Het lampje blijft knip‐
peren totdat de temperatuur 3 °C
overschrijdt.9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd en/of datum
verschijnen op het informatiedisplay
3 103 of in het Driver Information
Center 3 103.
Tijd en datum op
informatiedisplay instellen
De uren en minuten kunnen worden
aangepast met de betreffende knop‐
pen naast het display of de bedie‐
ningsorganen van het infotainment‐
systeem.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Tijd instellen in Driver Information
Center
Geef de klokfunctie weer door de
knop aan het uiteinde van de ruiten‐
wisserhendel meerdere malen in te
drukken. Als de tijd knippert (na onge‐ veer twee seconden):
● Onderste knop ingedrukt houden.
● Uren knipperen.
● Bovenste knop indrukken om uren aan te passen.
● Onderste knop ingedrukt houden
om uren in te stellen.
● Minuten knipperen.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 270 next >