OPEL ZAFIRA B 2014 Gebruikershandleiding (in Dutch)

Page 161 of 225

Verzorging van de auto159
■ Motorkap openen, alle portierensluiten en auto vergrendelen.
■ Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten dat
geen van de systemen werkt, waar‐
onder het diefstalalarmsysteem.
Weer in gebruik nemen
Voor het in weer gebruik nemen van
de auto het volgende doen:
■ Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektronica voorde elektrische ruitbediening inscha‐
kelen.
■ Bandenspanning controleren.
■ Sproeiervloeistofreservoir vullen.
■ Motoroliepeil controleren.
■ Koelvloeistofpeil controleren.
■ Zo nodig kentekenplaat monteren.
Verwerking van sloopauto Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.Aardgasvoertuigen moeten worden
afgevoerd door een speciaal daartoe
bevoegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden
uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking uit‐ voeren.
De koelventilator kan ook bij uit‐
geschakelde ontsteking gaan
draaien.

Page 162 of 225

160Verzorging van de auto9Gevaar
Het ontstekingssysteem en de Xe‐
nonkoplampen werken met een
zeer hoge spanning. Niet aanra‐
ken.
Om ze beter herkenbaar te maken
zijn de vuldoppen voor het bijvullen
van motorolie, koelvloeistof, sproeier‐
vloeistof en de handgreep van de
oliepeilstok geel gekleurd.
Motorkap Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Windhaak omhoogduwen en de mo‐
torkap openen.
Luchtinlaat 3 127.
Motorkapsteun vastzetten.
Sluiten Steun vóór het sluiten van de motor‐
kap stevig in de houder duwen.
Motorkap laten zakken en in het slot
laten vallen. Controleer of de motor‐ kap vergrendeld is.
Motorolie Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte olie de juiste specificatie heeft. Aanbevolen
olie en smeermiddelen 3 200.

Page 163 of 225

Verzorging van de auto161
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op be‐
drijfstemperatuur zijn en minstens
5 minuten uitgeschakeld zijn ge‐
weest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot
aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en
het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken ge‐ bruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan mo‐
torolie bijvullen.
Wij raden u aan dezelfde motorolie te
gebruiken als al in de motor aanwezig is.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 213.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof
De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. –28 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries ge‐ bruiken.

Page 164 of 225

162Verzorging van de auto
KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof net boven het merkte‐
ken KALT/COLD staan. Bijvullen als
het peil te laag is.
9 Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Met antivries bijvullen. Is geen anti‐
vries beschikbaar, dan schoon drink‐
water of gedestilleerd water gebrui‐
ken. Dop goed vastdraaien. Antivries‐ gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid sproeiervloei‐ stof en antivries bijvullen. Voor dejuiste mengverhouding verwijzen wij
u naar het sproeiervloeistofreservoir.Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Remmen
Piepende remmen geven aan dat de
remblokken hun minimumdikte heb‐
ben bereikt. Verder rijden is mogelijk
maar laat de remblokken zo spoedig
mogelijk vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.

Page 165 of 225

Verzorging van de auto163Remvloeistof9Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Bij het bijvullen schoon te werk gaan,
omdat verontreinigde remvloeistof
storingen in het remsysteem tot ge‐ volg kan hebben. Oorzaak van het
remvloeistofverlies door een werk‐
plaats laten verhelpen.
Alleen goedgekeurde heavy duty-
remvloeistof voor uw auto gebruiken.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 163.
Accu De accu van de auto is onderhouds‐vrij mits uw rijstijl zo is dat de accu
voldoende wordt opgeladen. Bij korte ritten en veelvuldig starten kan de
accu ontladen raken. Vermijd het ge‐
bruik van onnodige elektrische ver‐
bruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan 4 weken
achtereen stilstaat, kan de accu ont‐
laden raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 118.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ■ Geen vonken, open vuur en niet ro‐
ken.
■ Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aanlei‐
ding geven tot blindheid of letsel.
■ De accu buiten het bereik van kin‐ deren houden.

Page 166 of 225

164Verzorging van de auto
■ De accu bevat zwavelzuur datblindheid of ernstige brandwonden
kan veroorzaken.
■ Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
■ Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Dieselbrandstofsysteem
ontluchten Na het leegrijden van de tank moethet dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer inschakelen.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Deze procedure na minstens 5 seconden herhalen.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.Wisserblad vervangen
Onderhoudsstand voor
voorruitwissers voorruit
Contact uitschakelen maar contact‐
sleutel niet verwijderen en bestuur‐
dersportier niet openen.
Binnen 4 seconden de ruitenwisser‐
hendel omlaagduwen en loslaten zo‐
dra de wissers verticaal staan.
Wisserbladen voorruit
Wisserarm optillen, beide vergrende‐
lingen van wisserarm indrukken, wis‐ serblad loshaken en verwijderen.

Page 167 of 225

Verzorging van de auto165
Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisser op. Maak het wis‐
serblad los zoals getoond in de illu‐
stratie en verwijder het.
Gloeilamp vervangen
Gloeilampen vervangen
Ontsteking uitschakelen en desbe‐
treffende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
De buitenste lampen aan de voorkant
worden vervangen via openingen in
de voorste wielkasten: wielen ver‐
draaien om toegang te verkrijgen,
vergrendelingen loshalen en deksels verwijderen.
Om lampen aan de rechterkant van
de motorruimte te vervangen, de
luchtslang van het luchtfilter losne‐
men. Aan de linkerkant de stekker
van de zekeringendoos losnemen.
Halogeenkoplampen
De koplampen hebben afzonderlijke
systemen voor grootlicht 1 (binnenste
gloeilampen) en dimlicht 2 (buitenste
gloeilampen).

Page 168 of 225

166Verzorging van de auto
Dimlicht1. Gloeilampen via de opening in de
wielkast vervangen.
2. Koplampafdekking 2
verwijderen.
3. Lamphouder linksom losdraaien.
Lamphouder met gloeilamp uit het
reflectorhuis nemen.
4. Gloeilamp uit lamphouder verwij‐ deren en nieuwe gloeilamp plaat‐
sen.
5. Lamphouder zo monteren dat de twee lipjes in de uitsparingen vanhet reflectorhuis vallen. Rechtsom
vastdraaien.
6. Lamphouder tot tegen de aanslag
rechtsom draaien.
7. Koplampafdekking aanbrengen.
8. Deksel op opening in de wielkast aanbrengen.
Grootlicht
1. Lampen vanuit de motorruimte vervangen.
2. Koplampafdekking 1
verwijderen.
3. Stekker van gloeilamp loshalen.

Page 169 of 225

Verzorging van de auto167
4.Draadveerklem naar voren van de
houder duwen en naar onderen
draaien.
5. Gloeilamp uit reflectorhuis ne‐ men.
6. Bij het aanbrengen van de nieuwe
gloeilamp de lipjes in de uitsparin‐ gen van het reflectorhuis steken
en draadveerklem vastklikken.
7. Stekker op gloeilamp aansluiten. 8. Koplampafdekking aanbrengen.
Stadslichten 1. Lampen vanuit de motorruimte vervangen.2. Koplampafdekking 1 verwijderen.
3. Lamphouder voor parkeerlicht uit
reflectorhuis nemen.
4. Gloeilamp uit lamphouder nemen en nieuwe gloeilamp plaatsen.
5. Lamphouder in reflectorhuis aan‐ brengen. Koplampafdekking aan‐
brengen.
Richtingaanwijzers vooraan 1. Gloeilampen via de opening in de
wielkast vervangen.

Page 170 of 225

168Verzorging van de auto
2. Koplampafdekking verwijderen.
3. Lamphouder linksom losdraaien.
4. Gloeilamp iets in lamphouder du‐wen, linksom draaien, verwijderen
en nieuwe gloeilamp plaatsen.
5. Lamphouder in reflectorhuis plaatsen en rechtsom vergrende‐
len.
6. Koplampafdekking aanbrengen.
7. Deksel op opening in de wielkast aanbrengen.
Xenonkoplampen9 Gevaar
Xenonkoplampen werken met een
zeer hoge elektrische spanning.
Niet aanraken. Gloeilampen door
een werkplaats laten vervangen,
uitgezonderd de gloeilampen voor
de richtingaanwijzers.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Lampen vanuit de motorruimte vervangen.
2. Lamphouder linksom losdraaien.

Page:   < prev 1-10 ... 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 ... 230 next >