PEUGEOT 108 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Page 101 of 269
99
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Lichten uit / Verlichting overdag.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.Automatische verlichting.
Grootlichtschakelaar
Duw als het dimlicht is ingeschakeld de
hendel naar voren om over te schakelen naar
grootlicht. Trek de hendel naar u toe om weer
over te schakelen naar dimlicht.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
5
Verlichting en zicht
Page 102 of 269
100
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Ring voor de selectie van de
mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het
dimlicht en het grootlicht.
Verdraai de ring:
F
é
én stand naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen,
F
t
wee standen naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen. Mistlampen vóór en
mistachterlicht Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting onmiddellijk uit, behalve het
dimlicht als de automatische follow me
home-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de
verlichting na het afzetten
van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand "0"
en vervolgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal om
aan te geven dat de verlichting nog
brandt.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om alle
verlichting uit te schakelen.
Verlichting en zicht
Page 103 of 269
101
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO".
Dankzij een lichtsensor worden, zonder dat de
bestuurder iets hoeft te doen, het parkeerlicht
en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde van
de voorruit.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld.
Dek de lichtsensor niet af, de
bijbehorende functies worden dan niet
meer bediend.
5
Verlichting en zicht
Page 104 of 269
102
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Handbediende follow me
home-verlichting*
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Zet de lichtschakelaar in de stand " Verlichting uit" of "AUTO".
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
De lichten blijven gedurende ongeveer
30
seconden branden.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt onmiddellijk uitgeschakeld als:
-
u o
pnieuw een "lichtsignaal" geeft,
-
u d
e lichtschakelaar in een andere stand zet,
-
u h
et contact aanzet.
* Volgens uitvoering.
Verlichting en zicht
Page 105 of 269
103
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Koplamphoogte
verstellen
Verstel de koplamphoogte afhankelijk van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0.
A
lleen bestuurder.
0.5.
Bes
tuurder + voorpassagier.
1.5
4
personen.
3.
4
personen + maximaal toegestane
belading.
3.5
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand "0" : basisinstelling.
Richtingaanwijzers
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het zware punt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
5
Verlichting en zicht
Page 106 of 269
104
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisserschakelaar
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Ruitenwissers vóór
Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de
gewenste stand.Eén keer wissen.
Uit.
Interval.
Normale snelheid (matige regenval).
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan
de voorruit. Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp
van de voorruit, van het gebied
rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van
het voorruitrubber alvorens de
ruitenwissers in te schakelen.
Beweeg om de ruitenwissers één keer te laten wissen
de hendel omhoog en laat deze direct weer los.
Verlichting en zicht
Page 107 of 269
105
108_nl_Chap05_eclairage-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisser achterRuitensproeier achter
Draai, ter wijl de ruitenwisser is uitgeschakeld,
de schakelaar naar u toe om de ruitensproeier
te activeren, in combinatie met een aantal
wisslagen.
Ruitensproeiers voor
Draai de ring in deze stand voor
constant wissen.
Door hem naar voren te bewegen wordt de
ruitensproeier ingeschakeld tijdens het wissen.
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers
treden in werking en na enige tijd worden ook
de ruitenwissers ingeschakeld.
Gebruik de ruitensproeier
voor of achter niet als het
ruitensproeiervloeistofreservoir leeg is,
anders kan de pomp beschadigd raken.
5
Verlichting en zicht
Page 108 of 269
106
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Claxon
Geluidssignaal om uw medeweggebruikers te
waarschuwen voor direct gevaar.Let er tijdens het uitvoeren van
manoeuvres op dat u de claxon niet per
ongeluk activeert.
F
D
ruk op een van de spaken van het
stuurwiel. F
D
ruk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 109 of 269
107
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Control) dat de volgende
systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar,
-
d
e noodremassistentie,
-
d
e antispinregeling (TRC),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole.
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (TRC)
Dit systeem verbetert de tractie door het
doorspinnen van de wielen te beperken met
behulp van de remmen van de aangedreven
wielen en de motor. Het zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
6
Veiligheid
Page 110 of 269
108
108_nl_Chap06_securite_ed01-2016
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal,
duidt dit op een storing in de
elektronische remdrukregelaar
waardoor u tijdens het remmen de
controle over uw auto zou kunnen
verliezen.
Werking
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal,
duidt dit op een storing in het ABS-
systeem, waardoor u tijdens het
remmen de controle over uw auto
zou kunnen verliezen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaarZorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (TRC)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, grijpen ze in op de werking van de
motor en het remsysteem. Als het ESP-systeem ingrijpt,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen in
combinatie met een geluidssignaal.
Als het TRC-systeem ingrijpt,
gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid