PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 141 of 260



139
Praktische informatie
7


Compatibiliteit van
brandstoffen

Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.

Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het gebruik
van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden
speciale onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.

Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof ( bijv. zuivere of verdunde plantaardige of
dierlijke olie, stookolie) is nadrukkelijk verboden
– kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit!
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of B715000 (diesel)
zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine
in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor
veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam
winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50%
gevuld te houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 44 liter
(Benzine) of 41 liter (Diesel).
Reservevolume: ongeveer 5 liter.
Laag brandstofniveau
Als de brandstoftank bijna leeg is, gaat dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat
branden, bevat de tank nog ongeveer 5 liter brandstof.
Zolang er niet voldoende brandstof is bijgetankt,
wordt dit waarschuwingslampje telkens weergegeven
wanneer het contact wordt ingeschakeld, samen met
een melding en een geluidssignaal. Onder het rijden
worden deze melding en het geluidssignaal steeds
vaker herhaald terwijl het brandstofniveau naar 0 gaat.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met
een lege tank strandt.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over een
lege brandstoftank (diesel).
Een pijltje bij het waarschuwingslampje geeft aan aan welke zijde de brandstofvulklep zich
bevindt.
Stop & Start Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat. Zet in dat geval altijd het contact af.
Tanken
Voor een juiste weergave van de brandstofniveaumeter
is het raadzaam minimaal 5 liter brandstof te tanken.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan er een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is normaal en
wordt veroorzaakt door de onderdruk die ontstaat door
de afdichting van het brandstofcircuit.
Veilig tanken:


Zet altijd de motor uit.

Page 142 of 260

140
Praktische informatie

► Druk, als de auto is ontgrendeld, op het midden van
het achterste deel van de brandstofvulklep om deze te
openen.


Kies bij het tankstation de juiste brandstof (deze

staat vermeld op de sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep van uw auto).


Draai de vuldop linksom, verwijder deze en plaats

deze in de houder (op de vulklep).


Steek het vulpistool tot de aanslag in de vulopening

voordat u het vulpistool inknijpt (om morsen te
voorkomen).
Vul niet meer bij nadat het vulpistool drie keer is
afgeslagen, anders kunnen er storingen optreden.


Plaats de vuldop terug en draai deze rechtsom.



Sluit de brandstofvulklep.
Als u per ongeluk verkeerde brandstof voor de auto tankt, moet de tank eerst worden afgetapt
en weer gevuld voordat de motor kan worden
gestart.
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
hoeveelheid schadelijke stoffen in de uitlaatgassen
vermindert.
Bij benzinemotoren mag uitsluitend loodvrije
benzine worden gebruikt.
Door de smallere vulpijp kan er alleen loodvrije benzine
worden getankt.
Tankbeveiliging (diesel)
(Afhankelijk van het land van verkoop.)
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een
dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine
te tanken.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd,
is zichtbaar zodra u de vuldop verwijdert.
Werking

Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst, wordt
dit tegengehouden door een klep. Daardoor blijft het
pistool vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet alsnog te tanken, maar
kies een dieseltankpistool.
De tankbeveiligingsvoorziening voorkomt niet dat er met een jerrycan wordt bijgevuld,
ongeacht het type brandstof.
Reizen naar het buitenland De tankpistolen voor het tanken van diesel
kunnen per land verschillen, waardoor kan een
tankbeveiliging op de auto ervoor kan zorgen dat
tanken niet mogelijk is.
Wanneer u naar het buitenland reist, raden wij u
aan om bij een PEUGEOT-dealer na te vragen of
de auto geschikt is voor de apparatuur in de landen
die u bezoekt.
Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van 400 V
Het elektrische tractiesysteem dat met een spanning
van ongeveer 400 V werkt, is te herkennen aan de
oranje kabels. De componenten ervan zijn gemarkeerd
met het volgende symbool:


De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van het
contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan het
elektrische systeem van de auto (inclusief de
tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en andere
componenten die aan de binnen- of buitenkant
zichtbaar zijn) zijn ten strengste verboden - kans
op ernstige brandwonden of een mogelijk dodelijke
elektrische schok (kortsluiting/elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.


Dit label mag alleen door de brandweer en onderhoudsdiensten worden gebruikt bij
werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit label
niet aanraken.

Page 143 of 260

141
Praktische informatie
7De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van het
contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan het
elektrische systeem van de auto (inclusief de
tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en andere
componenten die aan de binnen- of buitenkant
zichtbaar zijn) zijn ten strengste verboden - kans
op ernstige brandwonden of een mogelijk dodelijke
elektrische schok (kortsluiting/elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.


Dit label mag alleen door de brandweer en onderhoudsdiensten worden gebruikt bij
werkzaamheden aan de auto.
Andere personen mogen het apparaat op dit label
niet aanraken.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij brand Stap onmiddellijk uit de auto en laat ook alle
passagiers uit de auto stappen. Probeer de brand
nooit zelf te blussen - kans op elektrocutie!
U moet onmiddellijk contact opnemen met de
nooddiensten en daarbij melden dat het om een
elektrische auto gaat.
Bij het wassen van de auto Controleer voordat u de auto gaat wassen
altijd of de laadklep goed is gesloten.
Was de auto niet tijdens het opladen van de
tractiebatterij.
Wassen met hogedrukspuit Het is nadrukkelijk verboden om met een
hogedrukreiniger de motorruimte of de onderzijde
van de carrosserie te reinigen, omdat er anders
schade aan elektrische componenten kan ontstaan.
Gebruik een druk van maximaal 80 bar wanneer u
de carrosserie wast.
Zorg dat er geen water of stof in de laadaansluiting of laadstekker komt - kans op
elektrocutie of brand!
U mag de laadstekker of -kabel nooit met natte
handen aansluiten of loskoppelen - kans op
elektrocutie!
Tractiebatterij
In deze batterij wordt energie voor de elektromotor, en
de verwarming en airconditioning opgeslagen. Tijdens
het gebruik loopt de tractiebatterij leeg en daarom moet
hij regelmatig worden opgeladen. U hoeft niet met
opladen te wachten tot de tractiebatterij bijna leeg is.
De actieradius van de tractiebatterij is afhankelijk van
de rijstijl, de route, het gebruik van de verwarmings- en
airconditioningssystemen en de veroudering van de
componenten van de tractiebatterij.
Het verouderingsproces van de tractiebatterij wordt door diverse factoren beïnvloed, zoals
het klimaat, de afgelegde afstand en hoe vaak de
tractiebatterij snel is opgeladen.
Bij schade aan de tractiebatterij Het is ten strengste verboden om zelf
werkzaamheden aan de auto uit te voeren.
Als er vloeistof uit de batterij komt, raak deze dan
nooit aan. Als dit toch gebeurt, spoel de huid dan
grondig af met water en raadpleeg zo snel mogelijk
een arts.

Page 144 of 260

142
Praktische informatie
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Laadstekkers en
controlelampjes


1.Laadstekkers
2. Toets voor inschakelen van geprogrammeerd laden
3. Controlelampje vergrendeling laadstekker
Permanent rood: laadstekker is juist geplaatst en
vergrendeld.
Knipperend rood: laadstekker niet goed geplaatst of
vergrendelen niet mogelijk.
4. Controlelampje voor laden


Controlelampje voor
laadstatus Betekenis
Wit, permanent Geleidingsverlichting bij het openen van de oplaadklep
en het loskoppelen van de
laadkabel.
Blauw, permanent Geprogrammeerd laden.
Groen, knipperend Laden bezig.
Groen, permanent Laden voltooid. Het controlelampje voor
opladen gaat na ongeveer
2 minuten uit als de
functies van de auto in
stand-by gaan.
Het controlelampje gaat
weer branden wanneer de
auto met het Elektronische
sleutel-systeem wordt
ontgrendeld of wanneer
een deur wordt geopend
om aan te geven dat
de batterij volledig is
opgeladen.
Rood, permanent Storing.
Bij een schok (zelfs een lichte schok) tegen de
klep van de laadaansluiting mag deze niet
meer worden gebruikt.
U mag de laadaansluiting niet demonteren of
aanpassen; elektrocutie- en/of brandgevaar!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laadkabels, aansluitingen en
laders
De laadkabel die bij de auto wordt geleverd (afhankelijk
van de uitvoering), is geschikt voor de elektrische
systemen van het land waar de auto is verkocht.
Wanneer u naar het buitenland gaat, controleer dan of
de plaatselijke elektrische systemen geschikt zijn voor
de laadkabel.
Er is een volledig aanbod laadkabels verkrijgbaar bij
uw dealer.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor meer informatie en
voor het aanschaffen van geschikte laadkabels.
Normaal laden, Mode 2
Normaal stopcontact
(opladen via een normaal stopcontact - wisselstroom (AC))


Mode 2 met een gewoon stopcontact A : maximale
laadstroom 8 A.


Mode 2 met een Green'Up-stopcontact B : maximale
laadstroom 16 A.
Wanneer u dit soort stopcontact wilt laten
installeren, neem dan contact op met een professioneel installateur.
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact - Mode 2 (AC)

Page 145 of 260

143
Praktische informatie
7Normaal laden, Mode 2
Normaal stopcontact
(opladen via een normaal stopcontact - wisselstroom (AC))


Mode 2 met een gewoon stopcontact A : maximale
laadstroom 8 A.


Mode 2 met een Green'Up-stopcontact B : maximale
laadstroom 16 A.
Wanneer u dit soort stopcontact wilt laten
installeren, neem dan contact op met een professioneel installateur.
Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact - Mode 2 (AC)


Specifieke kabel voor opladen via een normaal stopcontact (Mode 2)
Zorg dat de kabel niet beschadigd raakt.
Een beschadigde kabel mag u niet meer gebruiken.
Neem in dat geval contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om de
kabel te laten vervangen.
Regeleenheid (mode 2)


POWER Groen: elektrische verbinding tot stand
gebracht; het laden kan beginnen.
CHARGE Knippert groen: bezig met laden of
voorverwarming geactiveerd.
Brandt permanent groen: laden voltooid.
FAULT Rood: storing; laden niet toegestaan of
moet onmiddellijk worden gestopt. Controleer of alle
aansluitingen in orde zijn en of de elektrische installatie
niet defect is. Als het controlelampje niet uit gaat, neem dan contact
op met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u de laadkabel in een normaal stopcontact steekt,
gaan alle controlelampjes kort branden.
Als er geen controlelampjes gaan branden, controleer
dan de zekering van het normale stopcontact:


Als de zekering is gesprongen, neem dan contact op

met een elektricien om te controleren of uw elektrische
systeem geschikt is en om eventuele reparaties uit te
voeren.

Als de zekering niet is gesprongen, gebruik de

laadkabel dan niet meer en neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Label regeleenheid - Aanbevelingen
Lees voor gebruik het instructieboekje.
1.Bij verkeerd gebruik van deze laadkabel kunnen
er brand, schade aan eigendommen en ernstig of
dodelijk letsel door elektrocutie ontstaan!
2. Gebruik altijd een goed geaard stopcontact,
beschermd door een aardlekschakelaar van 30
mA.
3. Gebruik altijd een stopcontact met zekering,
geschikt voor de stroomsterkte van het elektrische
circuit.

Page 146 of 260

144
Praktische informatie
4.Het gewicht van de regeleenheid mag niet door
het stopcontact, de stekker en de kabels worden
gedragen.
5. Gebruik deze laadkabel nooit als hij defect of
beschadigd is.
6. Probeer deze laadkabel nooit te repareren of
te openen. Deze kabel heeft geen onderdelen
die kunnen worden gerepareerd - vervang de
laadkabel als deze beschadigd is.
7. Dompel deze laadkabel nooit onder in water.
8. Gebruik deze laadkabel nooit met een
verlengsnoer, een multistekker, een
omvormeradapter of een beschadigd stopcontact.
9. Stop het laden niet door de stekker uit het
stopcontact te trekken. 10.
Als de laadkabel of het stopcontact zeer heet
aanvoelen, moet u onmiddellijk stoppen met
laden door de auto met de afstandsbediening te
vergrendelen en daarna te ontgrendelen.
11 . Deze laadkabel bevat onderdelen die elektrische
bogen of vonken kunnen veroorzaken. Stel deze
kabel niet bloot aan ontvlambare dampen.
12. Gebruik deze laadkabel alleen bij auto's van het
merk PEUGEOT.
13. U mag de stekker nooit met natte handen in het
stopcontact steken of eruit halen.
14. Forceer de stekker niet als deze op de aansluiting
van de auto is vergrendeld.Label regeleenheid - Status van controlelampjes
Status van
controlelampje
Uit


Aan

Knippert

POWER CHARGE FAULT PictogramBeschrijving

Niet aangesloten op de voedingsbron of het stroomnet
levert geen stroom.


(groen)


(groen)


(rood)


De regeleenheid voert momenteel een zelftest uit.


(groen)


Alleen aangesloten op het stroomnet of op het stroomnet
en de elektrische auto (EV), maar er wordt niet
opgeladen.

Page 147 of 260

145
Praktische informatie
7POWERCHARGE FAULT PictogramBeschrijving

(groen)


(groen)



Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische
auto (EV)
De elektrische auto wordt opgeladen of is bezig met de
voorverwarming/-koeling van het interieur.


(groen)


(groen)



Aangesloten op de voedingsbron en op de elektrische
auto (EV)
De elektrische auto wacht op opladen of de elektrische
auto is opgeladen.


(rood)


Storing in de regeleenheid. Laden niet toegestaan.
Als het storingslampje weer gaat branden na een
handmatige reset, dan moet de regeleenheid worden
gecontroleerd door een PEUGEOT-dealer voordat de
auto weer wordt opgeladen.


(groen)


(groen)


(rood)


De regeleenheid staat in de diagnosestand.
Procedure voor handmatige reset
De regeleenheid kan worden gereset door de laadstekker en de stekker in \
het stopcontact tegelijkertijd los te koppelen.
Sluit daarna eerst het stopcontact weer aan. Zie de handleiding voor mee\
r informatie.

Page 148 of 260

146
Praktische informatie
Versneld opladen, Mode 3
Snellader (wallbox)
(versneld opladen - éénfase- of driefasen- wisselstroom (AC))


Afhankelijk van de uitvoering, met mode 3 en een snellader (Wallbox): maximale laadstroom 32 A.
Laadkabel, Mode 3 (AC)


Snellader (wallbox)Demonteer of wijzig de lader niet; elektrocutie-
en/of brandgevaar!
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant van
de lader voor de bedieningsinstructies.
Snelladen, Mode 4
Openbare snellader
(snelladen - gelijkstroom (DC))


Laadkabel, Mode 4 (DC)
(geïntegreerd in de openbare snellader)


Gebruik alleen openbare snelladers waarvan de kabel maximaal 30 meter lang is.
De tractiebatterij laden
(elektrisch)
Laad de auto op door deze op een stopcontact (een
normaal stopcontact of een aansluiting voor versneld
opladen) of op een openbare snellader (snelladen) aan
te sluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de
gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen
volgen tot de procedure automatisch wordt beëindigd.
Het laden kan meteen worden uitgevoerd of op een
later tijdstip (behalve bij een openbare snellader, Mode
4).
U kunt het laden via een normaal stopcontact of het
versneld opladen op elk moment stoppen door de auto
te ontgrendelen en de laadstekker los te koppelen. Zie
voor het snelladen de openbare snellader.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over
de laadweergaven op het instrumentenpaneel en het
touchscreen.
U kunt de voortgang van het laden ook in de
gaten houden met de MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand te bedienen functies.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel is aangesloten op de
laadaansluiting van de auto. Er wordt een
waarschuwing op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator in de motorruimte gaat tijdens
het laden aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Auto langer dan 1 maand in opslag Laat de tractiebatterij leeglopen tot 2
of 3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u de
auto op een plek met extreme temperaturen stalt,
kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van de
12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een 12V-acculader
aan op de plus- (+) en minklemmen (-) van de
12V-accu om deze accu op te laden en de accu op
bedrijfsspanning te houden.
Voorzorgsmaatregelen
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in overeenstemming
met de richtlijnen voor maximale elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection (ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals uitgegeven
door de International Commission on Non-Ionizing
Radiation Protection (ICNIRP - Richtlijnen 1998).

Page 149 of 260

147
Praktische informatie
7Auto langer dan 1 maand in opslagLaat de tractiebatterij leeglopen tot 2
of 3 streepjes op de laadniveaumeter op het
instrumentenpaneel.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een
temperatuur tussen -10 °C en 30 °C (wanneer u de
auto op een plek met extreme temperaturen stalt,
kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van de
12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een 12V-acculader
aan op de plus- (+) en minklemmen (-) van de
12V-accu om deze accu op te laden en de accu op
bedrijfsspanning te houden.
Voorzorgsmaatregelen
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in overeenstemming
met de richtlijnen voor maximale elektromagnetische
velden, zoals uitgegeven door de International
Commission on Non-Ionizing Radiation
Protection
(ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Dragers van pacemakers of vergelijkbare
apparaten
Elektrische auto's zijn ontwikkeld in overeenstemming met de richtlijnen voor
maximale elektromagnetische velden, zoals uitgegeven
door de International Commission on Non-Ionizing
Radiation Protection
(ICNIRP - Richtlijnen 1998).
Bij twijfelLaden via een normaal stopcontact of
versneld opladen: blijf niet in of in de buurt van de
auto, of in de buurt van de laadkabel of de lader,
zelfs niet voor korte tijd.
Snelladen: gebruik het systeem niet zelf en komt
niet in de buurt van openbare snelladers. Verlaat
het gebied en vraag iemand anders om de auto op
te laden.
Voor laden via een normaal stopcontact of
versneld laden
Voorafgaand aan het laden Afhankelijk van de situatie:


Laat een elektricien controleren of de elektrische

installatie voldoet aan de geldende normen en
geschikt is voor het opladen van de auto.


Laat een voor de auto geschikt specifiek

stopcontact of een voor de auto geschikte lader
voor versneld laden (wallbox) monteren door een
professionele elektricien.
Gebruik bij voorkeur de laadkabel die als accessoire
verkrijgbaar is.
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
(Tijdens het laden) Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto
wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden geopend
en de laadstekker niet wordt verwijderd, wordt de
auto na 30 seconden weer vergrendeld en wordt het
laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:


Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs

1 uur nadat het laden is beëindigd - kans op
brandwonden!


De ventilator kan op elk moment inschakelen -

kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact
zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de
kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden Controleer of het openbare snellaadstation en
de laadkabel geschikt zijn voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:


0 °C: het laden kan langer duren.



-20 °C: laden is mogelijk, maar het kan nog

langer duren (de accu moet eerst worden
opgewarmd).
Na het laden Controleer of de laadklep is gesloten.

Page 150 of 260

148
Praktische informatie
Aansluiten
► Controleer of de transmissie in stand P staat
voordat u begint met laden, anders is het laden niet
mogelijk.


Open de laadklep door op de drukknop te drukken

en controleer of er geen vuil aanwezig is op de
laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2



► Sluit de laadkabel aan de kant van de regeleenheid
aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op
de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het
groene controlelampje
POWER branden.


V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes


CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid
knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle
aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt het laadniveau op
het instrumentenpaneel ongeveer 20 seconden
weergegeven wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend.
Versneld opladen, Mode 3

► Volg de gebruikersinstructies van de snellader
(wallbox).


V
erwijder de beschermkap van de laadstekker.


Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor het


laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. Voer
de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel
goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Snelladen, Mode 4

► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het kapje
van het onderste deel van de stekker.


V
olg de gebruiksinstructies van de openbare
snellader en sluit de kabel van de openbare snellader
aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene controlelampje voor
het laden in de klep knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen. Voer
de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel
goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te
bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Geprogrammeerd laden
Instellingen
(Afhankelijk van het land waarin de auto wordt
verkocht)
Op een smartphone of tablet
U kunt het geprogrammeerd laden ook altijd instellen met de app MYPEUGEOT APP.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
op afstand te bedienen functies.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 260 next >