Peugeot 206 P 2010 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 107

34
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
1. Automatisch programma “comfort”
Automatische werking
2. Temperatuurregeling
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald com-
fortniveau en niet op de temperatuur in
graden Celsius of Fahrenheit.
3. Automatisch programma “zicht”
In sommige gevallen kan het automati-
sche programma “comfort” niet toerei-
kend blijken om de voorruit en zijruiten
snel condens- en ijsvrij te maken (vocht,
veel inzittenden, vorst...).
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de ven-
tilatie geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uit-
sluitend naar de voorruit, de zijruiten en
de beenruimte van de passagiers ver-
deeld.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.


 Druk op de toets “AUTO” .
Het symbool “AUTO” wordt
weergegeven.
 Druk op de pijltjestoetsen

1 (omhoog en omlaag) om
deze waarde te wijzigen.

 Kies dan het automatisch
programma “zicht”.
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling en
de luchtrecirculatie automatisch en op-
timaal aan de hand van de door u inge-
stelde waarde. Het systeem regelt automatisch de air-
conditioning en de luchtopbrengst en
zorgt voor een optimale luchttoevoer
naar de voorruit en zijruiten.

 Druk nogmaals op de toets “AUTO”
om dit programma af te sluiten.
Instelling op een waarde van ongeveer
21 biedt een optimaal comfort. Desge-
wenst kunt u een andere waarde instel-
len, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt.
Als de temperatuur in de auto bij het in-
stappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
om voor een optimale temperatuur de
ingestelde waarde te wijzigen. Het sy-
steem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.

Page 22 of 107

!
!
35
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van
de airconditioning handmatig in te stel-
len, terwijl de overige functies automa-
tisch worden geregeld.

 Druk op de toets “AUTO” om de au-
tomatische werking van de aircondi-
tioning te hervatten.
4. Airconditioning AAN/UIT
5. Regeling luchtverdeling 6. Regeling luchtopbrengst
7. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (kans op be-
slaan van de ruiten en verminde-
ring van de luchtkwaliteit). Het is niet raadzaam om langdu-
rig met uitgeschakelde aircondi-
tioning te rijden.

 Druk op deze toets om de
airconditioning uit te schake-
len. De aanduiding “ECO”
wordt weergegeven.

 Druk deze toets herhaalde-
lijk in om de luchtstroom te
verdelen naar:
 Druk op de toets “-”
om de luchtopbrengst
te verkleinen.

 Druk op de toets “+”
om de luchtopbrengst
te vergroten.

 Druk deze toets in om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het sym-
bool van de luchtrecirculatie
wordt weergegeven.
 Druk op de toets “OFF” .
Hierdoor worden alle functies van het
systeem uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Door de rijwind blijft er nog
wel een kleine luchtstroom gehand-
haafd.

 Druk nogmaals op de toets “OFF” ,

“AUTO” of “zicht” om het systeem
weer met de laatst ingestelde waar-
den in te schakelen.
Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).

 Druk de toets nogmaals in om de
automatische werking van de air-
conditioning te hervatten. De aan-
duiding “A/C” wordt weergegeven.
- de voorruit en zijruiten (ontwase- men of ontdooien),
- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de been-
ruimte,
- de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
Deze stand dient om de toevoer van buiten-
lucht bij stank en stofoverlast af te sluiten.
Bovendien wordt aanbevolen deze
stand te gebruiken om het interieur snel
te laten afkoelen.


Druk zodra de omstandigheden het toe-
laten de toets nogmaals in om de toevoer
van buitenlucht weer te activeren en het
beslaan van de ruiten te voorkomen.

Page 23 of 107

36

Page 24 of 107

!i
37
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel naar
voren of naar achteren.
2 - Hoogteverstelling
Trek de hendel omhoog.
Verplaats uw gewicht om de stoel te
verstellen.
3 - Toegang tot de achterbank
(3-deurs), A of B volgens uitvoering

A. Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de rug-
leuning neer te klappen en de zitting
naar voren te schuiven.
Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de
oorspronkelijke stand terug.
Let erop dat niet wordt verhinderd dat de stoel weer in de oorspronke-
lijke stand wordt teruggeschoven;
dit is nodig om de stoel te vergren-
delen. 4 - Rugleuningverstelling
Duw de hendel naar achteren.
5 - Hoogteverstelling hoofdsteun
Naar boven: trek de hoofdsteun omhoog.

De hoofdsteun is op de juiste wijze
ingesteld als de bovenzijde van de
hoofdsteun zich ter hoogte van de
bovenzijde van het hoofd bevindt.
De hoofdsteun is voorzien van een blok-
keermechanisme waardoor de hoofd-
steun niet naar beneden kan schuiven
(veiligheidsvoorziening bij een botsing).
VOORSTOELEN
Om uw rijpositie optimaal in te kunnen
stellen zijn de voorstoelen voorzien van
een verstelling in lengterichting, een
rugleuningverstelling en verstelbare
hoofdsteunen.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen;
de hoofdsteunen moeten zijn ge-
plaatst en correct zijn afgesteld.
Toegang tot de achterbank is niet
mogelijk als de rugleuning van de
voorstoel volledig naar achteren is
geklapt.
Stoelverwarming
Druk op de schakelaar op het bedie-
ningspaneel naast het stuur. De tem-
peratuur wordt automatisch geregeld.
Druk opnieuw op de schakelaar om de
stoelverwarming te onderbreken.
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen hebben een ge-
bruiksstand (hoog) en een opbergstand
(laag).
Omlaag: druk op de blokkeerpal.
De hoofdsteunen achter kunnen ook
worden verwijderd.
Trek de hoofdsteun om deze te verwij-
deren omhoog tot aan de aanslag en
druk op de ontgrendelingsknop.
Voor het lager zetten van de hoofdsteun
moet tegelijkertijd:
- de blokkeerpal op de linker geleider
worden ingedrukt en,
- de hoofdsteun omlaag worden ge- schoven.
Druk de blokkeerpal in om een hoofd-
steun te verwijderen.

B. Druk één van de twee handgrepen
met de hand naar voren om de rug-
leuning neer te klappen. De zitting
schuift niet naar voren.
Als de stoelrugleuning wordt terug- geduwd, komt deze automatisch
weer in de oorspronkelijke stand te-
rug.

Page 25 of 107

!!
38
ZITPLAATSEN ACHTER
- plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2 ,
- trek aan de knop 3 om de rugleu-
ning 4 los te maken,
- verwijder de hoofdsteun, of schuif deze omlaag,
- klap de rugleuning 4 neer. Terugplaatsen:
- klap de rugleuning omhoog,
- klap de zitting neer,
- breng de sluitingen van de veilig-
heidsgordels in de juiste positie al-
vorens de zitting aan de voorzijde te
vergrendelen,
- controleer of de stoelen goed ver- grendeld zijn,
De knop 3 moet omlaag staan.
U kunt de zitplaatsen achter of de ach-
terbank neerklappen om de bagage-
ruimte te vergroten.
Neerklappen van de zitplaatsen achter:
- til de zitting
1 aan de voorzijde op,
- klap de zitting 1 tegen de rugleuning
van de voorstoelen.

Let op dat de gordels niet wor-
den vastgeklemd.

Kantel altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (voorkomen van beschadiging).

Page 26 of 107

!!
39
ACHTERBANK
- plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2 ,
- trek aan de knoppen 3 om de rug-
leuning 4 los te maken,
- verwijder de hoofdsteunen, of schuif deze omlaag,
- klap de rugleuning 4 neer. Terugplaatsen:
- klap de rugleuning omhoog,
- klap de zitting neer,
- breng de sluitingen van de veilig-
heidsgordels in de juiste positie al-
vorens de zitting aan de voorzijde te
vergrendelen,
- controleer of de achterbank goed is vergrendeld,
De knoppen 3 moeten omlaag staan.
Neerklappen van de achterbank:
- til de zitting
1 aan de voorzijde op,
- klap de zitting 1 tegen de rugleuning
van de voorstoelen.

Let op dat de gordels niet wor-
den vastgeklemd.

Kantel altijd eerst de zitting omhoog
alvorens de rugleuning neer te klap-
pen (voorkomen van beschadiging).

Page 27 of 107

40
Verwijderen van achterbankzitting Neerklapbare rugleuning VERVOER VAN LANGE
VOORWERPEN
- Klap de zitting tegen de rugleuning van de voorstoelen.
- Knijp de lippen in om de zitting los te maken.
- Verwijder de zitting. - Verwijder de hoofdsteun om de
rugleuning volledig neer te kunnen
klappen.
- Druk één van de knoppen 5 naar
achteren om de rugleuning neer te
klappen.
Voorstoel:
- Klap de rugleuning neer met de hendel 5 (zie de desbetreffende pa-
ragraaf).

Achterbank:
- Verwijder de zitting.
- Klap de rugleuning naar voren.

Page 28 of 107

41
SPIEGELS
Buitenspiegels
Handmatig verstelbare buitenspiegels
Verstellen

 Beweeg de hendel in de vier richtin-
gen om de spiegel in de gewenste
stand te verstellen.
Inklappen

 Tijdens het parkeren kunt u de spie-
gels ter bescherming handmatig in-
klappen.
Uitklappen

 Klap voordat u de motor start de
spiegels uit.
buitenspiegels
Verstellen

 Draai de knop 1 naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te se-
lecteren.

 Beweeg de knop 1 in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.

 Zet de knop 1 weer in het midden.
De verstelbare buitenspiegels zorgen
voor het benodigde zicht naar achteren
bij een inhaalmanoeuvre of het parke-
ren van de auto.
Binnenspiegel
Verstellen

 Stel de spiegel af als deze in de
dagstand staat.
Dag-/nachtstand

 Trek aan het hendeltje om de spie-
gel in de nachtstand te zetten.

 Duw het hendeltje naar voren om
de spiegel terug te zetten in de dag-
stand.
Stel de spiegels om veiligheidsredenen
zo af, dat de dode hoek minimaal is.
Verstelbare spiegel voor het zicht recht
achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblinding).

Page 29 of 107

!
42
STUURWIELVERSTELLING
Het stuurwiel kan in hoogte worden ver-
steld voor een optimale zithouding van
de bestuurder.
Verstellen

 Zorg dat de auto stilstaat en duw
de hendel omlaag om het stuurwiel
te ontgrendelen.

 Verstel het stuurwiel in hoogte.

 Beweeg de hendel omhoog om het
stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
De zonneklep kan zowel omlaag als
naar opzij worden geklapt en is voor-
zien van een make-upspiegel met ver-
lichting.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
make-upspiegel. Aan bestuurderszijde
is deze spiegel voorzien van een klep.
UITNEEMBARE ASBAK
De asbak kan aan de voor- of achterzij-
de van de middenconsole bij de hand-
rem zijn geplaatst.

 Trek aan het deksel om de asbak te
openen.

 Leegmaken: verwijder de asbak
door deze naar boven te trekken.

Page 30 of 107

!
42
STUURWIELVERSTELLING
Het stuurwiel kan in hoogte worden ver-
steld voor een optimale zithouding van
de bestuurder.
Verstellen

 Zorg dat de auto stilstaat en duw
de hendel omlaag om het stuurwiel
te ontgrendelen.

 Verstel het stuurwiel in hoogte.

 Beweeg de hendel omhoog om het
stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veilig-
heidsredenen uitsluitend uit bij stil-
staande auto.
De zonneklep kan zowel omlaag als
naar opzij worden geklapt en is voor-
zien van een make-upspiegel met ver-
lichting.
De zonnekleppen zijn voorzien van een
make-upspiegel. Aan bestuurderszijde
is deze spiegel voorzien van een klep.
UITNEEMBARE ASBAK
De asbak kan aan de voor- of achterzij-
de van de middenconsole bij de hand-
rem zijn geplaatst.

 Trek aan het deksel om de asbak te
openen.

 Leegmaken: verwijder de asbak
door deze naar boven te trekken.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 110 next >