Peugeot 206 SW 2003 Handleiding (in Dutch)
Page 91 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
88
Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangege- ven op het label bij de sleutel.
Een PEUGEOT-servicepunt kan bij verlies snel voor nieuwe sleutels zorgen.De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik.
Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het
contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot het interieur belem meren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden gepro grammeerd.
Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat: Ð u in het bezit bent van de codekaart;
Ð uw sleutels door een PEUGEOT-servicepunt in het elektronische geheugen worden opgesla- gen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee deauto kan worden gestart. Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
Codekaart Op deze kaart staat de identificatie-
code die uw PEUGEOT-servicepuntnodig heeft bij werkzaamheden aande startblokkering. De code is afge-dekt, verwijder de film alleen als ditstrikt noodzakelijk is. Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten de auto.ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem envoorkomt zo het starten van demotor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifieke codebeschikt. Bij het aanzetten van hetcontact moet de code van de sleutelworden herkend door de startblok-kering, waarna de motor gestart kanworden. Bij een storing in het systeem dient
u zo snel mogelijk een PEUGEOT- servicepunt te raadplegen.
Page 92 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL89
PORTIEREN
Voorportieren Achterportieren (206 SW) Openen van buitenaf KINDERSLOTEN Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openenvan binnenuit te verhinderen. Draai de knop
1een kwart omwente-
ling met de contactsleutel.
Waarschuwing "portier open" Als
bij draaiende motor een portier
niet goed is gesloten, zal een geluidssignaal te horen zijn in combi-natie met een melding of bijbehorendeafbeelding op het multifunctionele
display. Opmerking: Bij auto's zonder cen-
trale vergrendeling geldt dit niet voor de achterportieren. Bovendien gaat tijdens het rijden
en als de knop van de plafonnier in de stand "verlichting gaat brandenals een portier wordt geopend"staat, de plafonnier knipperen.
Openen van binnenuit
Vergrendelen van binnenuitZonder centrale vergrendeling Druk de knop Ain om het portier te
vergrendelen. De vergrendeling
werkt alleen voor het desbetreffende
portier. Met de knop van het bestuurderspor- tier kunnen de portieren, de achterklep
en de achterruit (206 SW) worden ver-grendeld. Met centrale vergrendeling
Vergrendelen: druk op de knop A.
Door een voorportier te vergrende- len worden tegelijkertijd ook deandere portieren, de achterklep ende achterruit (206 SW) vergrendeld. Met de vergrendelknop op de achterportieren kan alleen het des-
betreffende portier worden bediend. Ontgrendelen van binnenuit
Trek aan de knop Aof aan de hand-
greep om het portier te ontgrendelen.
Page 93 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
90
VERGRENDELEN OF
ONTGRENDELEN VAN DE
ACHTERKLEP (3-/5-deurs en 206 RC) Zonder centrale vergrendeling: Draai de sleutel van Anaar Com de
klep te vergrendelen.Draai de sleutel van Anaar Ben
druk de greep in, trek vervolgens de achterklep open. Met centrale vergrendeling:
Het vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep gebeurt gelijktijdig met hetver- of ontgrendelen van de portieren.
De verlichting van de bagageruimtegaat automatisch aan zodra deachterklep geopend wordt. VERGRENDELING/ONTGRENDELING VAN DE ACHTERKLEP EN
DE ACHTERRUIT (206 SW) De achterklep en de achterruit kunnen niet gelijktijdig worden geopend. Zonder centrale vergrendeling De achterklep en de achterruit worden vergrendeld of ontgrendeld met het portierslot aan bestuurderszijde.
Trek om de
achterklepte openen als de achterruit is gesloten aan de
handgreep Aen zet de klep open.
Trek om de achterruitte openen als de achterklep is gesloten aan de handgreep
B en zet de ruit open door de ruitenwisserarm als handgreep te gebruiken (bij C).
Met centrale vergrendeling De achterklep wordt gelijktijdig met de portieren vergrendeld of ontgrendeld.
Trek om de achterklepte openen als de achterruit is gesloten aan de hand-
greep Aen zet de klep open.
Druk om de achterruitte openen lang op de ontgrendelingsknop op de
afstandsbediening of trek aan de handgreep Ben zet de ruit open door de
ruitenwisserarm als handgreep te gebruiken (bij C).
Page 94 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL91
NOODBEDIENING (3-/5-deurs en 206 RC) Hiermee kan bij een eventuele sto- ring in de centrale vergrendeling, deachterklep ontgrendeld worden:
Ð Klap de achterbank naar voren om vanuit de auto in de bagage- ruimte te komen.
Ð Trek aan de bekleding van de achterklep om deze los te maken.
Ð Trek de slotstang 1omhoog.
SCHUIFDAK (3-/5-deurs en 206 RC) Openen Druk de schakelaar bij Bin. Het dak
zal in halfopen positie stoppen (comfort). Druk nogmaals op Bom
het dak helemaal te openen. Sluiten Druk de schakelaar bij Ain. Het dak
zal in halfgesloten positie stoppen (comfort). Druk nogmaals op Aom
het dak helemaal te sluiten. Zonnescherm voor het panoramadak Druk de schakelaar bij Aof Bin tot
het zonnescherm in de gewenste stand staat.
Als de achterklep of de achterruit wordt geopend, gaat de bagage-ruimteverlichting branden. Opmerkingen: De achterklep en de
achterruit worden automatisch ver- grendeld zodra sneller wordt gere-den dan 10 km/h en worden weerontgrendeld zodra een portier wordtgeopend. Als de ruitenwisser achter is inge- schakeld, kan de achterruit pas wor-den geopend als de ruitenwisserzich weer in de ruststand bevindt. Sluit de achterruit door de ruitenwis- serarm als handgreep te gebruikenof door op het midden van de ruit tedrukken.
Waarschuwing "achterklep/achterruit geopend"
Bij draaiende motor klinkt, als de
achterklep of de achterruit niet goed isgesloten, een geluidssignaal in com-binatie met de melding "Achterklep
geopend" of een bijbehorende afbeel-
ding op het multifunctionele display.
Bovendien gaat tijdens het rijden
en als de knop van de plafonnier inde stand "bagageruimteverlichtinggaat branden als de achterklep ofachterruit wordt geopend" staat, deplafonnier knipperen.
Page 95 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL91
NOODBEDIENING (3-/5-deurs en 206 RC) Hiermee kan bij een eventuele sto- ring in de centrale vergrendeling, deachterklep ontgrendeld worden:
Ð Klap de achterbank naar voren om vanuit de auto in de bagage- ruimte te komen.
Ð Trek aan de bekleding van de achterklep om deze los te maken.
Ð Trek de slotstang 1omhoog.
SCHUIFDAK (3-/5-deurs en 206 RC) Openen Druk de schakelaar bij Bin. Het dak
zal in halfopen positie stoppen (comfort). Druk nogmaals op Bom
het dak helemaal te openen. Sluiten Druk de schakelaar bij Ain. Het dak
zal in halfgesloten positie stoppen (comfort). Druk nogmaals op Aom
het dak helemaal te sluiten. Zonnescherm voor het panoramadak Druk de schakelaar bij Aof Bin tot
het zonnescherm in de gewenste stand staat.
Als de achterklep of de achterruit wordt geopend, gaat de bagage-ruimteverlichting branden. Opmerkingen: De achterklep en de
achterruit worden automatisch ver- grendeld zodra sneller wordt gere-den dan 10 km/h en worden weerontgrendeld zodra een portier wordtgeopend. Als de ruitenwisser achter is inge- schakeld, kan de achterruit pas wor-den geopend als de ruitenwisserzich weer in de ruststand bevindt. Sluit de achterruit door de ruitenwis- serarm als handgreep te gebruikenof door op het midden van de ruit tedrukken.
Waarschuwing "achterklep/achterruit geopend"
Bij draaiende motor klinkt, als de
achterklep of de achterruit niet goed isgesloten, een geluidssignaal in com-binatie met de melding "Achterklep
geopend" of een bijbehorende afbeel-
ding op het multifunctionele display.
Bovendien gaat tijdens het rijden
en als de knop van de plafonnier inde stand "bagageruimteverlichtinggaat branden als de achterklep ofachterruit wordt geopend" staat, deplafonnier knipperen.
Page 96 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
92
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slagin het slot vallen. Controleer of demotorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automa-tisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt,kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor eenkorte periode, altijd desleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van hetdak iets tussen het dak en de sponningbekneld raakt, moet het dak weer wor-den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dakbedient, moet deze ervan verzekerdzijn dat niets het correcte sluiten vanhet dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juistemanier gebruik maken van de bedie-ning van het dak.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens hetbedienen van het dak niet kunnen bezeren.
Page 97 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
92
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slagin het slot vallen. Controleer of demotorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automa-tisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt,kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor eenkorte periode, altijd desleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van hetdak iets tussen het dak en de sponningbekneld raakt, moet het dak weer wor-den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dakbedient, moet deze ervan verzekerdzijn dat niets het correcte sluiten vanhet dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juistemanier gebruik maken van de bedie-ning van het dak.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens hetbedienen van het dak niet kunnen bezeren.
Page 98 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL93
LICHTSCHAKELAAR
Verlichting v——r en achter Draai ring
Aom de verlichting in te
schakelen.
Lichten uit ParkeerlichtenDim-/grootlicht
Automatisch inschakelen van de verlichting Auto's met mistachterlicht (ring B)
Mistachterlicht
Het mistachterlicht werkt alleen incombinatie met dimlicht en grootlicht. Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld, blijven het mistachterlicht en hetdimlicht branden (draai de ring naarachteren om het mistachterlicht uitte schakelen. Het dimlicht en de par-keerlichten worden dan automatischuitgeschakeld.) Auto's met mistlampen v——r enmistachterlicht (ring C)
Mistlampen v——r (draai dering 1 stand naar voren).
De mistlampen v——r werken in combina-tie met de parkeerlichten en het dimlicht. Als het grootlicht wordt ingeschakeld, worden de mistlampen v——r uitgescha-keld. Ze worden weer ingeschakeldzodra het grootlicht wordt uitgeschakeld.
Mistlampen v——r enmistachterlicht (draaide ring 2 standen naarvoren).
Opmerking: Draai de ring twee
standen naar achteren om achter-eenvolgens het mistachterlicht ende mistlampen v——r te doven. Opmerking: Wanneer de verlichting
automatisch wordt uitgeschakeld of het dimlicht met de lichtschakelaarwordt uitgeschakeld, blijven de mist-
lampen v——r, het mistachterlicht ende parkeerlichten branden (draai dering naar achteren om de mistlam-pen v——r uit te schakelen. De par-keerlichten worden dan automatischuitgeschakeld).
Overschakelen van dim- naar grootlicht
Trek de hendel naar u toe.Opmerking: Als het contact is afge-
zet en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaalom aan te geven dat de verlichtingnog brandt. Mistlampen v——r/mistachterlicht
De mistlampen en het mistachterlicht wor- den ingeschakeld door de ring naar voren tedraaien en uitgeschakeld door de ring naarachteren te draaien. Het branden van demistlampen wordt aangegeven door eenverklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Page 99 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie:
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel).
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat:
Ð Zet het contact in de stand
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.
Page 100 of 168
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
94
AUTOMATISCH INSCHAKELEN
VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht wor- den automatisch ingeschakeld alsde lichtsterkte van de omgevingonvoldoende is of als de ruitenwis-sers onafgebroken wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld zodra de lichtsterkte van de omge-ving weer voldoende is of de ruiten-wissers worden uitgeschakeld. Opmerking:Bij mist of sneeuw kan
de lichtsensor voldoende licht waar- nemen en zullen de lichten nietautomatisch worden ingeschakeld. Bij de aflevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie:
Ð Zet het contact in de stand acces- soires (1 e
stand van de sleutel).
Ð Houd het uiteinde van de licht- schakelaar 4 seconden ingedrukt.
De lichtsensor, gekoppeld aan
de regensensor, bevindt zich inhet midden van de voorruit,achter de binnenspiegel. Dezesensor regelt de automatische
verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en ver-schijnt de melding
"Automatische
verlichting aan" op het multifuncti-
onele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Opmerking: De functie wordt tijde-
lijk uitgeschakeld als de bestuurder de verlichting handmatig inschakelt. Bij een storing in de lichtsensor wordt de functie ingeschakeld (deverlichting gaat aan). De bestuurderwordt gewaarschuwd door eengeluidssignaal en de melding"Defect in automatische verlich-ting" op het multifunctionele display.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Richtingaanwijzers
Links: Omlaag.
Rechts: Omhoog.
Follow me home Bij een geringe lichtsterkte van de omgeving of bij nacht, kunnen deparkeer- en dimlichten gedurendeongeveer een minuut blijven bran-den als u de auto verlaat:
Ð Zet het contact in de stand
STOP.
Ð Zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0.
Ð Geef een lichtsignaal.
Ð Verlaat en vergrendel de auto.
Bij helder of regenachtig
weer, zowel overdag als 'snachts, zijn de mistlampenv——r en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebrui-kers en daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn.