PEUGEOT 3008 2011.5 Instructieboekje (in Dutch)

Page 181 of 328

179
PRAKTISCHE INFORMATIE

Uitnemen van de flacon




)
Berg de zwarte slang op.

)
Neem het gebogen aansluitstuk van
de witte slang los.

)
Houd de compressor rechtop.

)
Draai de fl acon aan de onderzijde los.


Let op dat er geen afdichtmid-
del uit de fl acon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum
staat op de patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan
slechts één keer gebruikt worden en
moet daarna worden vervangen, ook
als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het PEUGEOT-
netwerk of een offi cieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats een nieuwe patroon met
afdichtmiddel te kopen.



Controle / aanpassen
bandenspanning


)
Draai de schakelaar A
in de
stand "Op spanning bren-
gen".

)
Rol de zwarte slang H
vol-
ledig uit.

)
Sluit de zwarte slang aan op het
ventiel van de band of van de ac-
cessoire.
Breng indien nodig eerst een van de
meegeleverde verloopstukken aan.
U kunt de compressor, zonder inspui-
ting van het afdichtmiddel, ook gebrui-
ken om:


- uw bandenspanning te controleren
of uw banden op spanning te bren-
gen,

- andere opblaasbare voorwerpen op
te pompen (ballen, fi etsbanden...).

)
Sluit de stekker van de compressor
aan op de 12V-aansluiting van de
auto.

)

Start de auto en laat de motor draaien.

)
Breng de band op spanning met be-
hulp van de compressor (op span-
ning brengen: schakelaar B
in stand
"I"
; leeg laten lopen: schakelaar B

in stand "O"
en druk op de knop C
),
zoals staat aangegeven op de ban-
denspanningssticker van de auto of
het opblaasbare voorwerp.

)
Verwijder de set en berg deze op.

Page 182 of 328

180
PRAKTISCHE INFORMATIE
WIEL VERWISSELEN *

Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer .
Van de bagageruimte:


)
open de achterklep,

)
zet de vloerplaat in de schuine posi-
tie (zie het hoofdstuk "Indelingen"),

)
til de vloerplaat op,

)
bevestig het koord van de vloerplaat
met de haak aan de steun van de
hoedenplank,

)
verwijder de polystyreen opbergbak,

)
maak de houder met het gereed-
schap los door deze omhoog te til-
len en verwijder deze.


Toegang tot het gereedschap

In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.


)
Verwijder de vloerplaat om de toe-
gankelijkheid te vergroten,

)
draai de gele centrale bout los,
















Uitvoering met JBL-subwoofer


)
maak de draadbundel los en verwij-
der de subwoofer,

)
verwijder de polystyreen opbergbak.


*
Volgens land van bestemming.

Page 183 of 328


181
PRAKTISCHE INFORMATIE
Dit gereedschap is specifi ek voor uw auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.


1.
Wielsleutel.

Hiermee kan de wieldop worden
verwijderd en kunnen de wielbouten
worden losgedraaid.

2.
Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden opge-
krikt.

3.
Gereedschap voor het verwijderen
van sierdoppen (volgens uitvoering).
Hiermee kunnen bij lichtmetalen vel-
gen de sierdoppen van de wielbou-
ten worden verwijderd.

4.
Centreerpen.
Hiermee kunnen lichtmetalen vel-
gen op de naaf worden geplaatst.
Beschikbaar gereedschap *

Overige accessoires
Wiel met wieldop

Demonteren:
verwijder eerst
de wieldop door deze met be-
hulp van de wielsleutel 1
bij de ven-
tielopening los te wippen en vervol-
gens los te trekken.

Monteren:
plaats de wieldop, begin
bij de ventielopening en druk de wiel-
dop rondom met de hand vast.

5.
Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van
de wielsleutel de speciale slot-
bouten worden verwijderd.

6.
Twee wielblokken om wegrollen
van de auto te voorkomen.


7.
Afneembaar sleepoog.
Zie "Elektrische parkeerrem"
in het hoofdstuk "Rijden". Zie de paragraaf "Slepen van
uw auto".

8.
Noodontgrendeling van de elek-
trische parkeerrem.

* Volgens land van bestemming.

Page 184 of 328

182
PRAKTISCHE INFORMATIE















Toegang tot het reservewiel *

Het reservewiel bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming, is er een stalen reservewiel, een
lichtmetalen reservewiel of noodreser-
vewiel aanwezig.
Zie de paragraaf "Toegang tot het ge-
reedschap" voor meer informatie.
Verwijderen van het reservewiel


)
Draai de gele centrale bout los.

)
Til het reservewiel aan de achter-
zijde op en trek het naar u toe.

)
Verwijder het wiel uit de bagage-
ruimte.


Terugplaatsen van het reservewiel


)
Leg het reservewiel in de reserve-
wielbak.

)
Draai de gele centrale bout een aan-
tal omwentelingen los en plaats de
bout in het hart van het reservewiel.

)
Draai de centrale bout vast tot deze
klikt en het reservewiel goed vastzit.


)
Plaats de houder met het gereed-
schap in het hart van het reserve-
wiel en maak de houder vast.

)
Plaats de polystyreen opbergbak te-
rug.


Detectie te lage
bandenspanning
Het reservewiel is niet voor-
zien van een bandenspanningssen-
sor. Laat het repareren van de lekke
band uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.


*
Volgens land van bestemming.

Page 185 of 328

183
PRAKTISCHE INFORMATIE

Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd
wordt en zorg ervoor dat de auto op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan (tenzij deze
geprogrammeerd is in de automa-
tische stand), zet het contact af en
schakel de eerste versnelling * in om
de wielen te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje
remsysteem en het controlelampje P

op de parkeerremhendel branden.
Plaats indien nodig een wielblok on-
der het wiel kruislings tegenover het
te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een vei-
lige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik een
bok.










Demonteren van het wiel

Procedure


)
Verwijder de sierdop van de wiel-
bouten met het gereedschap 3
(vol-
gens uitvoering).

)
Bevestig de dop 5
op de wielsleutel
1
en draai de slotbout een omwen-
teling los (volgens uitvoering).

)
Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1
.

)
Plaats de krik 2
onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde
A
of achterzijde B
(bij het te verwis-
selen wiel).

)
Draai de krik 2
uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A
of B
bevindt.

)
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.

)
Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.

)
Verwijder het wiel.



*
stand R
van de gestuurde handge-
schakelde versnellingsbak of stand
P
van de automatische transmissie.

Page 186 of 328

184
PRAKTISCHE INFORMATIE

Bevestiging van het
noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het nood-
reservewiel de ringen van de bouten
de velg niet raken. Als de bouten vol-
ledig zijn aangedraaid, zorgt het co-
nische draagvlak van de bouten voor
de bevestiging van het reservewiel.


Monteren van het wiel

Procedure


)
Plaats het wiel op de naaf met de
centreerpen 4
.

)
Draai de wielbouten met de hand
vast.

)
Draai de slotbout met de wielsleutel
1
en de dop 5
enigszins vast (vol-
gens uitvoering).

)
Draai de overige wielbouten enigs-
zins vast met alleen de wielsleutel 1
.

)
Laat de krik zakken.

)
Vouw de krik 2
op en verwijder hem.

)
Draai de slotbout vast met de wiel-
sleutel 1
en de dop 5
(volgens uit-
voering).

)
Draai de overige wielbouten vast
met alleen de wielsleutel 1
.

)
Bevestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).

)
Berg het gereedschap op in de houder.




Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de ba-
gageruimte op te bergen.
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmo-
ment van de wielbouten en de ban-
denspanning van het reservewiel con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mo-
gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.

Page 187 of 328

185
PRAKTISCHE INFORMATIE

Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xen-
onlamp (D1S-35W) moet wor-
den uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

EEN LAMP VERVANGEN








Uitvoering met halogeenlampen


1.
Richtingaanwijzers
(HP24 amberkleurig-24W).


2.
Dimlicht (H7-55W).


3.
Grootlicht (H7-55W).


4.
Verlichting overdag (HP24-24W).


5.
Mistlampen
(PS24-24W).


6.
Parkeerlicht (W5-5W).





1.
Richtingaanwijzers
(HP24 amberkleurig-24W).


2.
Dimlicht/grootlicht
(bochtverlichting) (D1S-35W).


3.
Verlichting overdag/
parkeerlicht (P21/5W).


4.
Mistlamp (PS24-24W).






























Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting De koplampunits zijn voorzien
van glas van polycarbonaat
met een speciale vernislaag:


)
reinig de koplampen nooit met
een droge of schurende doek
en gebruik geen oplosmidde-
len,

)
gebruik een spons met zeepwa-
ter,

)
wanneer u met een hogedrukrei-
niger hardnekkig vuil probeert te
verwijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er-
van gericht, om beschadiging van
de vernislaag en de afdichtrub-
bers te voorkomen.


Verlichting vóór




)
Raak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-plui-
zende doek.
Bij het vervangen van lampen moet
de verlichting minstens enkele minu-
ten uitgeschakeld zijn (risico van ern-
stige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd door
een nieuwe lamp met dezelfde spe-
cifi caties.

Page 188 of 328

186
PRAKTISCHE INFORMATIE








Lampen groot- en parkeerlicht
vervangen






Lampen dimlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)


)
Trek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.


)
Trek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.


Lamp van richtingaanwijzer en
van verlichting overdag vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 189 of 328

187
PRAKTISCHE INFORMATIE

Lampen parkeerlicht en verlichting
overdag vervangen (uitvoering met
xenonlampen)


)
Trek aan de borglip om de plastic
beschermkap te verwijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.







Lampen van mistlampen vervangen

U kunt voor het vervangen van
de lampen ook het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats raadplegen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.


)
Steek ter hoogte van het midden
van het zijknipperlicht een schroe-
vendraaier tussen het zijknipperlicht
en de voet van de buitenspiegel.

)
Wip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.

)
Neem de stekker van het zijknipper-
licht los.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.
Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk of bij een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.






Vervangen lampen geïntegreerde
zijknipperlichten







Lampen richtingaanwijzers
vervangen







Lampen dim- en grootlicht
vervangen (uitvoering met
xenonlampen)
Het vervangen van D1S-xenonlam-
pen dient vanwege elektrocutiege-
vaar te worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.
Het is raadzaam om beide D1S-lam-
pen gelijktijdig te laten vervangen als
één ervan defect is.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 190 of 328

PRAKTISCHE INFORMATIE

























Achterlichten



1.
Remlicht/parkeerlicht
(P21-5W).


2.
Achteruitrijlicht (P21W).


3.
Richtingaanwijzers
(PY21W-21W).


4.
Parkeerlicht (P5-5W).


5.
Mistachterlichten (P21W).




Lampen remlicht/parkeerlicht,
achteruitrijlicht en
richtingaanwijzers vervangen

)
Druk de zes borglippen in en verwij-
der de lamphouder.

)
Verwijder de kunststof afdekking.

)
Verwijder de twee bevestigings-
schroeven van de lamp.

)
Verwijder voorzichtig de lamp via de
buitenzijde.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Draai de lamp een kwartslag en ver-
vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 330 next >