Peugeot 301 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 71 of 260

69
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Selectiehendel
elektronisch gestuurde versnellingsbak
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R. Reverse (achteruitversnelling).
1 2 3 4 5.
Inge

schakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO.
Ver

schijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als
de handmatige stand wordt geselecteerd.
R.
Acht

eruit
F trap h
et rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N .
Ne

utraal
F
trap h

et rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
Auto

matisch
F
Bew

eeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M + / -.
Hand

matig sequentieel schakelen.
F
Bew

eeg de selectiehendel naar achteren
en vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
bew

eeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen,
-
of be

weeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Bij de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
ee

n
automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
ee

n
handmatige stand om zelf sequentieel
te schakelen met behulp van de
selectiehendel.
F
Tra
p het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
5
Rijden

Page 72 of 260

70
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
De auto gaat meteen rijden (raadpleeg
de paragraaf "Kruipfunctie").
F
Sel
ecteer de automatische stand (stand
A
),
d
e handmatige stand (stand M
) of de
achteruitversnelling (stand R ).
De aanduidingen AUTO en 1, 1
of R worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
Zet d
e parkeerrem vrij.
F
Laa
t geleidelijk het rempedaal los.
Starten van de auto
F Selecteer de stand N
.
F Houd he t rempedaal volledig ingetrapt.
F
Sta

rt de motor.
trap n

iet gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt
voortijdige slijtage van de koppeling. De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
F
geef g

as.Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...).
Nadat u de selectiehendel in de stand A, M
of R hebt gezet, begint de auto zodra u het
rempedaal loslaat traag te rijden , waarbij de
motor stationair draait.
Als de motor niet aanslaat:
-
Wan

neer de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel, zet de
selectiehendel dan in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
Wan

neer de melding " Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
Rijden

Page 73 of 260

71
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Automatische stand
op het instrumentenpaneel
ve rschijnen de aanduiding AUTO en
de ingeschakelde versnelling.
Handbediende stand
De ingeschakelde versnellingen
verschijnen achtereenvolgend op het
instrumentenpaneel.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
een z

o laag mogelijk brandstofverbruik,
-
de rijs

tijl,
-
het p

rofiel van de weg,
-
de be

lading van de auto.
trap v

oor een maximale acceleratie,
bijvoorbeeld om een andere auto in te halen,
het gaspedaal diep in, tot voorbij het zware
punt. Het schakelen naar een andere versnelling
gebeurt alleen als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Het is niet nodig om uw voet van het gaspedaal
te nemen om te kunnen schakelen.
Bij het remmen of het snelheid minderen
schakelt de versnellingsbak automatisch terug,
zodat de juiste versnelling is ingeschakeld op
het moment dat u weer gas geeft.
Wanneer u het gaspedaal diep intrapt, wordt er
geen hogere versnelling ingeschakeld zonder
dat u de selectiehendel bedient (behalve als
het toerental dicht bij het maximumtoerental
ligt).
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u ku

nt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
u ku

nt op elk moment een andere
rijstand selecteren door de
selectiehendel te verplaatsen van de
stand A naar de stand M of andersom.
F
Sel

ecteer de stand A
. F
Sel

ecteer de stand M
.
Achteruitversnelling
u kunt de achteruitversnelling alleen
ins chakelen als de auto stilstaat en u het
rempedaal ingetrapt houdt.
F
Sel

ecteer de stand R .
Wanneer u bij een lage snelheid de
achteruitversnelling selecteert, knippert de
aanduiding N en wordt de versnellingsbak
automatisch in de neutraalstand gezet.
Zet om de achteruitversnelling in te schakelen
de selectiehendel terug in de stand N en
vervolgens in de stand R .
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
klinkt een geluidssignaal.
5
Rijden

Page 74 of 260

72
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
op het instrumentenpaneel
ver schijnen de aanduidingen AUTO
en - .
F
Sel

ecteer de stand N .
F
trap h

et rempedaal in.
F
Wac

ht ongeveer 30 seconden tot de
aanduiding N of een ingeschakelde
versnelling op het instrumentenpaneel
verschijnt.
F
Bew

eeg de selectiehendel naar de stand A
en vervolgens naar de stand N .
F
Sta

rt, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt nu weer naar
behoren.
Resetten
Nadat de accu losgekoppeld is geweest, moet
u de versnellingsbak resetten.
F
Zet h

et contact aan.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert of de
selectiehendel in de stand N staat en of
de parkeerrem is aangetrokken. In uitzonderlijke gevallen kan het
voorkomen dat de versnellingsbak
automatisch gereset moet worden: in
dat geval kan de auto niet meer rijden of
schakelt de versnellingsbak niet meer.
op het i

nstrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en -.
u di

ent bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, dient u altijd de
selectiehendel in de stand N te zetten.
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de st
and N selecteren om de versnellingsbak
in de neutraalstand te zetten,
of
- de ve

rsnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Volg de hierboven beschreven
procedure.
Parkeren van de auto
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display, duidt
dit op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
P
euge

ot
-ne
twerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
Rijden

Page 75 of 260

73
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Bij de automatische transmissie met vier
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
aut
omatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie, waarbij u kunt kiezen voor
het programma Sport voor een meer
dynamische rijstijl of het programma
Sneeuw om het rijden op een ondergrond
met weinig grip te vergemakkelijken,
-
hand

matig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk.
Automatische transmissie
1. Knop selectiehendel.
2. to e t s "S" (spor t) .
3.
to e t

s "T " (sneeuw).
Schakelpatroon Standen van de
selectiehendel
P. Parkeerstand.
- Sti lzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken handrem.
-
Sta

rten van de motor.
R.
Ac

hteruitversnelling.
-
Ach

teruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
Neut

raalstand.
-
Sti

lzetten van de auto, met aangetrokken
handrem.
-
Sta

rten van de motor.
D.
Aut

omatische werking.
M + / - .
Zelf schakelen tussen de vier versnellingen.F Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om é
én versnelling op te schakelen.
of
F Bew

eeg de selectiehendel kort naar
achteren om één versnelling terug te
schakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon
beweegt, verschijnt het desbetreffende pictogram op
het instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. Rev erse (achteruitversnelling)
N.
Neut

ral (neutraalstand)
D.
Driv

e (automatisch schakelen)
S.
Pr

ogramma Sport
T .
Pr

ogramma Sneeuw
1 2 3 4.
Inge

schakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
ongeldi

ge waarde bij handmatig schakelen
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het
instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in
(bijv.:
st

arten van de motor).
5
Rijden

Page 76 of 260

74
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
F trek de handrem aan.
F Sel ecteer de stand P of N .
F
Sta

rt de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden
wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
F
trap b

ij draaiende motor het rempedaal in.
F
Zet d

e handrem vrij.
F
Sel

ecteer de stand R , D of M.
F
Laa

t het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Wegrijden
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R ,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
trek d

e handrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
N a

ls de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P o

f R als de auto niet volledig
stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
F Selecteer de stand D om automatisch
te l aten schakelen tussen de vier
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, moet het
gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
om de ve

iligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor
en transmissie.
Rijden

Page 77 of 260

75
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Handmatig schakelen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
s chakelen tussen de vier versnellingen.
F
Duw d

e selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op te schakelen.
F
trek d

e selectiehendel naar het symbool
-
o

m één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er kan e

lk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kunnen
niet worden ingeschakeld in de handbediende
stand.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" al s de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S
op het i

nstrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding.
Programma Sneeuw " T"
F Druk op de toets " T" al s de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond
met weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Terugkeren naar
het automatische
standaardprogramma
F om terug te keren naar het auto-
ad aptieve stand kunt u het programma
Sport of Sneeuw op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
5
Rijden

Page 78 of 260

76
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
trek i
n beide gevallen de handrem aan om de
auto stil te zetten.
Storing
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding
op het display, duidt dit op een storing in de
transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld.
u ku

nt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de
stand
P , of

R vanuit de stand N . Dit beschadigt
de transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het P
eug

eot
-
net

werk of een gekwalificeerde werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
- als u g
elijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
als u

, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof
te besparen, de selectiehendel in
de stand
N z

etten en de handrem
aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
se

conden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Zet d

e selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist. Als bij aangezet contact
dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
Rijden

Page 79 of 260

77
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Automatische transmissie (eAt6)
Bij deze automatische transmissie met zes
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
aut
omatisch schakelen: het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd door de
transmissie. Het programma Sport maakt
een dynamischere rijstijl mogelijk en het
programma Sneeuw verbetert de grip op
gladde wegen,
-
hand

matig schakelen: deze stand maakt
het zelf schakelen met de selectiehendel
mogelijk. P.
Par

keerstand.
-
Sti

lzetten van de auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
Sta

rten van de motor.
R.
Ac

hteruitversnelling.
-
Ach

teruitrijden, stilstaande auto, stationair
toerental.
N.
Neut

raalstand.
-
Sti

lzetten van de auto, met aangetrokken
parkeerrem.
-
Sta

rten van de motor.
D.
Aut

omatische werking.
M + / -.
Zel

f schakelen tussen de zes
versnellingen.
F
Bew

eeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen.
of
F Bew

eeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.Standen van de
selectiehendel
Wanneer u met de selectiehendel een stand
inschakelt, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
P.
Park

ing (parkeerstand)
R.
Rev

erse (achteruitversnelling)
N.
Neut

ral (neutraalstand)
D.
Driv

e (automatisch schakelen)
S.
Pr

ogramma Sport.
T .
Pro

gramma Sneeuw.
1 2 3 4 5 6.
Inge

schakelde versnelling bij
handmatig schakelen
-.
ongeldi

ge waarde bij handmatig schakelen
Weergave op het instrumentenpaneel
Intrappen van het rempedaal
F Als dit pictogram op het
instrumentenpaneel verschijnt,
trap dan het rempedaal in
(bijv.:
st

arten van de motor).
Bediening van de
transmissie
1. Selectiehendel.
2. to e t s "S" (Spor t) .
3.
to e t

s "T" (Sneeuw) .
5
Rijden

Page 80 of 260

78
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich
zelfs al in beweging als het gaspedaal
niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
trek d

e parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental en zet de selectiehendel in de
stand D alvorens het gaspedaal weer in te
trappen.
Laat bij temperaturen onder -23°C de motor
gedurende vier minuten stationair draaien.
Dit is belangrijk voor de goede werking en
de levensduur van de motor en transmissie.
Wegrijden
F trek de parkeerrem aan.
F Sel ecteer de stand P of N .
F
Sta

rt de motor.
Als niet aan deze voor waarden wordt voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
trap b

ij draaiende motor het rempedaal in.
F
Zet d

e parkeerrem vrij.
F
Sel

ecteer de stand R , D of M.
F
Laa

t het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 ... 260 next >