Peugeot 308 2014 Handleiding (in Dutch)
Page 141 of 400
139
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Actieve snelheidsregelaar
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto automatisch de door de bestuurder ingestelde snelheid aanhoudt. Bovendien kan dit systeem (wanneer de situatie dit toelaat) een bepaalde afstand met de voorligger aanhouden. Deze afstand kunt u zelf selecteren (elke keer dat de functie wordt geactiveerd, bedraagt deze afstand standaard ongeveer 2 seconden).
Werkingsprincipes
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto, die een bereik heeft van ongeveer 100 meter, signaleert het systeem een voorligger. Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan. Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert het systeem geleidelijk de snelheid van uw auto door alleen op de motor af te remmen (hetzelfde effect als bij het indrukken van de mintoets " - "). Als uw auto de voorligger te dicht of te snel nadert, wordt de actieve snelheidsregelaar automatisch gedeactiveerd. De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding. Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook kiest, verhoogt de actieve snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid tot de ingestelde snelheid weer is bereikt. Als de bestuurder de richtingaanwijzer inschakelt om aan te geven dat hij een langzamer voertuig gaat inhalen, staat de actieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij
de voorligger dichter nadert om het inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
De actieve snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's nachts, ook bij mist en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het remsysteem, maar alleen op de motor. Het bereik van de actieve snelheidsregeling is beperkt: de snelheid wordt niet meer aangepast als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van de voorligger te groot wordt.
Als deze functie wordt geactiveerd, wordt de weergave van de afstand in tijd tot de voorligger uitgeschakeld.
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid van uw auto en de snelheid van uw voorligger te groot wordt, kan het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt automatisch uitgeschakeld.
Page 142 of 400
140
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets) of automatisch worden uitgevoerd: - door het rem- of koppelingspedaal in te trappen, - om veiligheidsredenen bij een ingreep van het ESP-systeem, - als de elektrische parkeerrem wordt bediend, - als een grenswaarde voor de afstand in tijd tot de voorligger wordt bereikt (berekend op basis van het snelheidsverschil tussen uw auto en uw voorligger en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger), - als de afstand tussen uw auto en uw voorligger te klein wordt, - als de snelheid van uw voorligger te laag is, - als de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Als het contact wordt afgezet, worden alle ingestelde waarden gewist en wordt de afstand in tijd tot de voorligger automatisch gereset op de standaardtijd van 2 seconden.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet ook minimaal de derde of vierde versnelling (afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie moet ook minimaal de tweede versnelling (volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan 150 km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar automatisch over op een conventionele snelheidsregeling (zonder automatische regeling van de afstand tot de voorligger).
Page 143 of 400
141
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De bedieningsfuncties van dit systeem bevinden zich op het stuur wiel. 1. Rolknop voor het selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid. 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als de aan te houden snelheid. 4. Toets voor het onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling. 5. Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger.
Bediening op het stuurwiel
Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Druk op een van de toetsen 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid. De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON). De afstand in tijd tot de voorligger is ingesteld op 2 seconden.
Inschakelen
De informatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. 6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat. 7. Snelheidsregelaar geselecteerd of bijstelfase van de wagensnelheid. 8. Ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van snelheden" voor meer informatie over het overzicht van de opgeslagen snelheden.
Page 144 of 400
142
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Wijzigen van de kruissnelheid
en/of de afstand in tijd tot de
voorligger
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
Toetsen 2 (SET+) en 3 (SET-)
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u de kruissnelheid op de volgende manieren wijzigen: herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h, ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Druk op de toets 5 om de zes opgeslagen snelheden en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger op het touchscreen weer te geven. Kies een snelheid: deze wordt op het instrumentenpaneel weergegeven, druk op de toets " + " of " - " om een nieuwe ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te selecteren die ligt tussen 2,5 en 1 seconden. Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten. De wijzigingen zijn op dat moment opgeslagen.
Als de radar een voorligger signaleert en de geselecteerde snelheid veel hoger ligt dan die van deze voorligger, wordt het systeem niet geactiveerd en wordt de waarschuwingsmelding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" weergegeven tot de omstandigheden voldoende veilig zijn voor de activering van het systeem.
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Om veiligheidsredenen is het raadzaam een snelheid te selecteren die dicht bij de actuele snelheid van uw auto ligt.
De ingestelde tijd kan tijdelijk worden overschreden door het gaspedaal in te trappen. Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid. Als de ingestelde snelheid wordt overschreden zonder dat u het gaspedaal intrapt, bijvoorbeeld in een steile afdaling, wordt u gewaarschuwd door het knipperen van de snelheid op het instrumentenpaneel.
Toets 5 (MEM)
Page 145 of 400
143
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
In de volgende tabel worden de bij bepaalde rijomstandigheden weergegeven waarschuwingen en meldingen beschreven.
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
PictogramWeergave op het instrumentenpaneelBijbehorende meldingToelichting
Geen voertuig gesignaleerd:
het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Signalering van een voertuig binnen het bereik van de radar: het systeem werkt als een normale snelheidsregelaar.
Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Page 146 of 400
144
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als de actieve snelheidsregelaar automatisch wordt onderbroken, kan deze pas weer worden geactiveerd als weer aan alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan. De melding "Inschakelen geweigerd, omstandigheden ongeschikt" wordt weergegeven zolang het niet mogelijk is om de actieve snelheidsregelaar weer te activeren. Als het activeren weer mogelijk is, is het raadzaam de functie te activeren door de toets (SET+) of (SET-) in te drukken waarbij uw actuele snelheid als nieuwe ingestelde snelheid wordt opgeslagen. Het indrukken van de toets (inschakelen/pauze) om de functie te activeren met de laatste ingestelde snelheid is ook mogelijk, maar daarbij kan deze snelheid sterk afwijken van uw actuele snelheid.
PictogramWeergave op het instrumentenpaneelBijbehorende meldingToelichting
"AANGEPASTE SNELHEID" Signalering van een voertuig dat zich te dicht vóór de auto bevindt of waarvan de snelheid lager ligt dan de ingestelde snelheid. Het systeem remt de auto af op de motor (max. 30 km/h) en houdt de wagensnelheid gelijk aan die van de voorligger om de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger te bewaren. Bij het automatisch afremmen achter een voorligger kan de werkelijke wagensnelheid hoger zijn dan de weergegeven "aangepaste snelheid".
"Snelheidsregelaar op pauze". Als het systeem de grens voor het aanpassen van de snelheid overschrijdt en als de bestuurder niet ingrijpt (inschakelen van de richtingaanwijzer, wisselen van rijstrook, snelheid minderen), wordt de werking van het systeem automatisch onderbroken. Deze melding verschijnt in combinatie met een geluidssignaal.
Page 147 of 400
145
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als het verschil tussen de ingestelde snelheid en de snelheid van de voorligger groter is dan 30 km/h, werkt het systeem niet. De werking van het systeem wordt in dat geval onderbroken als de afstand met de voorligger
te klein wordt. De actieve snelheidsregelaar vermindert de wagensnelheid uitsluitend door af te remmen op de motor. Daardoor neemt de snelheid langzaam af, zoals dat ook gebeurt bij het loslaten van het gaspedaal. De werking van het systeem wordt automatisch onderbroken: - als de voorligger te sterk of te plotseling afremt en u zelf niet remt, - als een voertuig invoegt tussen uw auto en uw voorligger, - als het systeem de snelheid niet voldoende kan verminderen om een veilige afstand te bewaren, zoals in een steile afdaling.
Beperkingen van de
werking
Omdat het gezichtsveld van de radar relatief smal is, is het mogelijk dat het systeem het volgende niet detecteert:
De snelheidsregelaar houdt geen rekening met: - stilstaande voertuigen, - tegemoetkomende voertuigen.
- smalle voertuigen, bijvoorbeeld motorfietsen,
- voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden,
- voertuigen die een bocht in rijden, - voertuigen die plotseling van rijstrook wisselen.
Page 148 of 400
146
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
In het geval van een storing van de actieve snelheidsregelaar wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en de weergave van de melding "Storing functies hulp bij het rijden". Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de actieve snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de actieve snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of niet kan worden vastgehouden.
Storing
De werking van de radar, die achter de voorbumper is gemonteerd, kan verstoord worden door bepaalde weersomstandigheden, die een opeenhoping van sneeuw, ijs, modder enz. veroorzaken. Reinig de voorbumper door de sneeuw of de modder te ver wijderen.
Matten die niet door PEUGEOT zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de actieve snelheidsregelaar. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 149 of 400
147
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Weergave van de afstand in tijd tot de voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde van de auto helpt dit systeem de bestuurder bij het bewaren van een veilige afstand tot de voorligger door de afstand in tijd tot de voorligger weer te geven op het instrumentenpaneel. Dit betreft het tijdsinterval, uitgedrukt in seconden, tussen twee voertuigen die achter elkaar rijden. Aanbevolen wordt een afstand van ongeveer 2 seconden te bewaren: raadpleeg de verkeersregels van uw land.
Activeren/deactiveren
Druk op deze toets, het lampje gaat branden.
De weergegeven afstand dient alleen ter informatie: het systeem grijpt op geen enkele wijze in. Deze functie is een hulpmiddel voor de bestuurder die echter te allen tijde zijn aandacht op het verkeer moet blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid moet nemen. De functie is niet bedoeld voor gebruik in stadsverkeer of voor een sportieve rijstijl (snelle bochten, krachtig
accelereren en remmen...), maar alleen voor constante rijomstandigheden.
De functie werkt bij een snelheid van 70 tot 150 km/h. Stilstaande voertuigen en bepaalde objecten (bijvoorbeeld fietsen) worden niet gedetecteerd. De waarde van de afstand in tijd tot de voorligger die de functie kan weergeven, ligt tussen 3 en 0,5 seconden. Als de afstand korter wordt dan 0,5 seconden, blijft deze waarde weergegeven worden, zelfs als de werkelijke afstand korter is.
Bij het activeren van de actieve snelheidsregelaar wordt de functie automatisch gedeactiveerd.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten van de motor.
U kunt de functie activeren via het menu " Rijhulpsystemen ", bij draaiende motor.
Page 150 of 400
148
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Zodra de functie is geactiveerd en de wagensnelheid aan de voor waarden voldoet, verschijnt een pictogram op het instrumentenpaneel:
Weergaves
PictogramBijbehorende meldingToelichting
Geen voertuig gesignaleerd door de radar.
Er wordt een voertuig gedetecteerd, maar de afstand tot dit voertuig is groter dan 3 seconden. Er wordt geen waarde weergegeven.
Er wordt een voertuig gedetecteerd. De afstand tot dit voertuig is 3 seconden of kleiner. De laagste waarde die kan worden weergegeven is 0,5 seconden, ook al is de afstand in tijd tot de voorligger in werkelijkheid kleiner.