Peugeot 308 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2014Pages: 400, PDF Size: 10.15 MB
Page 131 of 400

129
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Stop & Start
Werking
Overgang naar
de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt automatisch in de STOP-stand gezet:
- Als u bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak bij een snelheid lager dan 20 km/h of bij stilstaande auto (afhankelijk van de motoruitvoering) de versnellingshendel in de neutraalstand zet en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af.
Het systeem werkt de eerste 10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet. Als de motor door het systeem in de STOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar
De belangrijkste redenen waarom de STOP-stand niet wordt geactiveerd zijn: - de auto bevindt zich op een steile helling (bergopwaarts of bergafwaarts), - het bestuurderportier is geopend, - de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt, - de auto heeft sinds de laatste start door de bestuurder niet sneller dan 10 km/h gereden, - de elektrische parkeerrem wordt /is aangetrokken, - de klimaatregeling in het interieur laat het niet toe, - de voorruitontwaseming is ingeschakeld, - er zijn bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...). Deze werking van het systeem is volkomen normaal. Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start-systeem, registreert een teller hoelang de STOP-stand tijdens een traject is geactiveerd.
In dit geval knippert het verklikkerlampje "ECO" een paar seconden, waarna het uitgaat. Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Stop & Start-teller (minuten/seconden of uren/minuten)
- Bij een automatische transmissie , als u bij stilstaande auto het rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet.
De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.
Page 132 of 400

130
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Overgang naar de S TA R T- s t a n d
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart: - Als u bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig intrapt.
De START-stand wordt automatisch geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend, - de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt, - de snelheid van de auto hoger is dan 25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering) bij een handgeschakelde versnellingsbak, - de snelheid van de auto hoger is dan 3 km/h bij een automatische transmissie, - de elektrische parkeerrem wordt aangetrokken, - er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning...). Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in te drukken. Het controlelampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat dan uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.
- Bij een automatische transmissie : ● als u, met de selectiehendel in de stand D of M , het rempedaal loslaat, ● als u, met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, de selectiehendel in de stand D of M zet, ● of als u de achteruitversnelling selecteert.
Page 133 of 400

131
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra de motor door de bestuurder wordt gestart.
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF" . Het systeem is dan weer ingeschakeld; het controlelampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje permanent branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes gaan branden. Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij verzocht wordt om de selectiehendel in de stand N te zetten en opnieuw het rempedaal in te trappen. U moet het contact uitzetten en de motor opnieuw starten.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk). Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem. Maak voor het opladen van de 12V-accu gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten mogen hierbij niet worden omgekeerd.
Onderhoud
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik van geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden uitvoeren bij een gekwalificeerde werkplaats, bijvoorbeeld een servicepunt van het PEUGEOT-netwerk, die over alle deskundigheid en speciale gereedschappen beschikt.
Page 134 of 400

132
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Snelheden opslaan
Opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer (maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid). U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen.
Selecteer "Inst. snelheden".
Voer deze handelingen omwille van de veiligheid alleen uit als de auto stilstaat.
Selecteer de functie waarvoor u de snelheden wilt opslaan:
Open het menu " Rijhulpsystemen ".
Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig. Bevestig om de wijzigingen op te slaan en sluit het menu af. ● s n e l h e i d s b e g r e n z e r o f
● s n e l h e i d s r e g e l a a r .
Kies de snelheid die u wilt wijzigen.
Met deze toets zet u de configuratie terug op de fabrieksinstellingen.
Touchscreen
Page 135 of 400

133
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bediening op het stuurwiel
De informatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. 6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/onderbroken. 7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en verantwoord rijden.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
De bedieningselementen van de snelheidsbegrenzer bevinden zich op het stuurwiel. 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer. 2. Toets voor het verlagen van de waarde. 3. Toets voor het verhogen van de waarde. 4. Toets voor het inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzing. 5. Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens via de toets. Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden. Laat om terug te keren naar de ingestelde maximumsnelheid het gaspedaal los tot de wagensnelheid weer beneden de ingestelde snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact De ingestelde maximumsnelheid
opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van snelheden" voor meer informatie over het overzicht van de opgeslagen snelheden.
Page 136 of 400

134
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Inschakelen / Pause
Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Schakel de snelheidsbegrenzer in door op de toets 4 te drukken, als de gewenste snelheid wordt weergegeven (standaard de laatste geprogrammeerde snelheid). U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken door nogmaals op de toets 4 te drukken: het onderbreken wordt bevestigd op het display (Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt de waarde van de snelheid wijzigen: - druk op de toets 2 of 3 om de weergegeven snelheid te verhogen of te verlagen: herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h, ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
- door op de toets 5 te drukken: de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen, selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel. Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
Page 137 of 400

135
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld in een steile afdaling, kan de snelheidsbegrenzer niet altijd voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. De snelheidsbegrenzer wordt dan tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde snelheid knippert op het display. Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden, knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal. Bij gebruik van matten die niet zijn goedgekeurd door PEUGEOT kan de werking van de snelheidsbegrenzer worden gehinderd. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in de snelheidsbegrenzer. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
Trap het gaspedaal met kracht in tot voorbij het zware punt om de ingestelde snelheid te overschrijden. De werking van de snelheidsregelaar wordt tijdelijk onderbroken en de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Als de ingestelde snelheid zonder ingreep van de bestuurder wordt overschreden (bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de snelheid in combinatie met een geluidssignaal. Zodra de wagensnelheid weer is gedaald tot beneden de ingestelde snelheid, werkt de snelheidsbegrenzer weer en stopt het knipperen van de snelheid.
Draai de knop 1 in de stand "0" . De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt niet meer weergegeven.
Page 138 of 400

136
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bediening op het stuurwiel
De informatie wordt weergegeven op het instrumentenpaneel. 6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat. 7. Snelheidsregelaar geselecteerd. 8. Ingestelde snelheid.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
De bedieningselementen van de snelheidsregelaar bevinden zich op het stuurwiel. 1. Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar. 2. Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als aan te houden snelheid. 3. Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid of het programmeren van de actuele wagensnelheid als aan te houden snelheid. 4. Toets voor het onderbreken / hervatten van de snelheidsregeling. 5. Toets voor een overzicht van de opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
Het onderbreken van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de toets, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om veiligheidsredenen, door activering van de ESC. Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan
de geprogrammeerde snelheid.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet ook minimaal de derde of vierde versnelling (afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van
snelheden" voor meer informatie over het overzicht van de opgeslagen snelheden.
Bij een auto met automatische transmissie
moet ook minimaal de tweede versnelling (volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Page 139 of 400

137
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Inschakelen
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt u vervolgens de snelheid wijzigen: - met behulp van de toetsen 2 of 3 : herhaaldelijk kort indrukken om te wijzigen in stappen van + of - 1 km/h, ingedrukt houden om te wijzigen in stappen van + of - 5 km/h.
Onderbreken
Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" : de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (Pause). Druk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid van uw auto wordt de ingestelde snelheid. De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door op de toets 5 te drukken: de zes opgeslagen snelheden worden weergegeven op het touchscreen,
selecteer een waarde: deze verschijnt op het instrumentenpaneel. Het selectiescherm wordt na enkele seconden gesloten. De wijziging is opgeslagen.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt de werking ervan tijdelijk onderbreken door op de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Page 140 of 400

138
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Als streepjes knipperen wijst dit op een storing in de snelheidsregelaar. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de wagensnelheid veroorzaken. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Op een steile helling of bij het trekken van een zware aanhanger kan het voorkomen dat de ingestelde snelheid niet wordt gehaald. Matten die niet door PEUGEOT zijn goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de weergegeven snelheid knipperen. Het knipperen stopt als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelheid.
Draai de knop 1 in de stand "0" . De informatie van de snelheidsregelaar wordt niet meer weergegeven.