Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 61 of 324
59
2.12V-aansluiting (120 W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
3.USB-aansluiting
4.Bekerhouder (afhankelijk van de uitvoering)
5.Opbergvakken (afhankelijk van de uitvoering)
6.Opbergvak – wegklapbare bekerhouder
Kantel de steun om de bekerhouder te kunnen
gebruiken.
7.Middenarmsteun vóór
8.220V-aansluiting (120 W) of USB-aansluiting
(afhankelijk van de uitvoering)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
Matten
Aanbrengen
Wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan
bestuurderszijde, gebruik dan uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen
Verwijderen van de mat aan de bestuurderszijde:
F z et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Terugplaatsen
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
G
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht.
-
G
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen
onder de stoel.
Armsteun vóór
Het deksel van de armsteun is in hoogte- en
lengterichting verstelbaar voor een optimaal
zitcomfort.
Hoogteverstelling
F Beweeg het deksel omhoog tot de gewenste stand (laag, tussenstand of hoog).
F
U k
unt de armsteun lager zetten door hem
eerst in de hoogste stand iets omhoog te
bewegen en vervolgens helemaal omlaag te
bewegen.
Terugplaatsen van de mat aan
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
In lengterichting verstellen
F Schuif de armsteun zo ver mogelijk naar voren of naar achteren, tot de aanslag.
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 324
60
Openen
12V-aansluitingUSB-aansluitingen
Houd u aan het maximaal toegestane vermogen
om schade aan apparatuur te voorkomen.
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays. Draagbare apparatuur die op de
USB-aansluiting is aangesloten, wordt
automatisch opgeladen.
Tijdens het laden wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van
de draagbare apparatuur hoger is dan de
door de auto geleverde stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica
.
F
B
eweeg de hendel omhoog.
F
T
rek het deksel helemaal open.
F
T
il, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 watt) wilt
aansluiten, het kapje op en sluit een
geschikte adapter aan.
220V/50Hz-aansluiting
Er is een 220V/50Hz-aansluiting (max. vermogen:
120 W) aangebracht in het achterste opbergvak.
Deze aansluiting werkt als de motor draait, maar
ook in de STOP-stand bij auto's met een Stop &
Start-systeem.
Hierop kunt u draagbare apparatuur, zoals
een digitale audiospeler van het type iPod®,
aansluiten.
F
O
pen het opbergvak.
De USB-aansluiting voorin
kan ook
worden gebruikt om een smartphone
via MirrorLink
TM, Android Auto®
of CarPlay® te verbinden, zodat u
bepaalde apps van uw smartphone
via het touchscreen kunt gebruiken.
U kunt deze apps bedienen met de toetsen
op het stuur wiel of de toetsen van het
audiosysteem.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 324
61
Bij een storing in de aansluiting gaat het groene
lampje knipperen.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Sluit hoogstens één apparaat op de aansluiting
aan (verlengsnoeren of dubbelstekkers niet
toegestaan).
Sluit alleen apparaten aan die voldoen aan
isolatieklasse II (op het apparaat aangegeven).
Om veiligheidsredenen wordt de stroomtoevoer
naar deze aansluiting bij overbelasting
automatisch onderbroken; dit gebeurt ook als er
andere omstandigheden zijn die daar aanleiding
toe geven (bijzondere weersomstandigheden,
zware belasting van de elektrische installatie van
de auto enz.). Het groene lampje gaat dan uit.
De verschillende aansluitingen zijn,
afhankelijk van de uitvoering van uw auto,
niet beschikbaar, optioneel of standaard.
Middenarmsteun achterSkiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het ver voeren van lange voor werpen.
Sluit het luik wanneer u het niet meer
gebruikt.
Hoedenplank/bagageafdekking
F Controleer of het groene verklikkerlampje brandt.
F
S
luit uw elektrische apparaat (telefoonlader,
laptop, CD/DVD-speler, flessenwarmer
enz.) aan.
F Klap de middenarmsteun achter omlaag voor een optimaal zitcomfort.
De armsteun is bij bepaalde uitvoeringen voorzien
van bekerhouders. Tevens hebt u, als de armsteun
is neergeklapt, toegang tot het skiluik.
F Druk op de ontgrendelingsknop van het luik.
F L aat het skiluik zakken.
F
S
teek voor werpen vanuit de bagageruimte
door het skiluik.
F
K
lap de middenarmsteun omlaag. Bij bruusk vertragen kunnen op de
bagageafdekking geplaatste voorwerpen
veranderen in gevaarlijke projectielen.
3
Ergonomie en comfort
Page 64 of 324
62
Voorzieningen
bagageruimte (Berline)
1.Hoedenplank
2. Vloerplaat
Til de vloerplaat op om toegang te krijgen
tot de opbergbakken.
3. Opbergbakken met daarin:
-
he
t sleepoog,
-
d
e bandenreparatieset,
-
h
et reser vewiel, afhankelijk van de
uitvoering optioneel of standaard.
4. Sjorogen
5. Riem (afhankelijk van de uitvoering)
Voorzieningen
bagageruimte (SW)
1.Verlichting bagageruimte
2. Schakelaars voor neerklappen zitplaatsen
achter
3. 12V-aansluiting (max. 120
W)
4. Uitneembare opbergbakken
Trek de opbergbakken omhoog om ze los
te maken.
5. Opbergbakken met daarin:
-
he
t sleepoog,
-
d
e bandenreparatieset,
-
h
et reser vewiel, afhankelijk van de
uitvoering optioneel of standaard.
6. Bagageafdekking
(Zie de desbetreffende rubriek). 7.
Ogen voor het bevestigen van een
net (voor het vastzetten van bagage)
(afhankelijk van de uitvoering)
F
P
ak de ogen één voor één en leg ze in de
geleiderail.
F
V
erplaats het oog in de gewenste positie
door op de knop te duwen.
F
N
eem de montagerichting in acht (ogen in
verticale stand naar de buitenzijde van de
auto gericht).Gevarendriehoek
(opbergen)
Deze veiligheidsuitrusting vormt een aanvulling
op de alarmknipperlichten.
Elke auto moet zijn voorzien van een
gevarendriehoek.
Ergonomie en comfort
Page 65 of 324
63
Bagageafdekking,
bagageafdekscherm (SW)
Let op: bij hard remmen kunnen op
het bagageafdekscherm geplaatste
voorwerpen veranderen in gevaarlijke
projectielen.
OprollenVerwijderen
Opbergen
De opbergplaats voor een opgevouwen
gevarendriehoek, al dan niet in een koker,
bevindt zich onder de vloerplaat van de
bagageruimte. F
V
er wijder de geleiders van het scherm uit
de rails op de achterstijlen.
F
L
aat het scherm los, het wordt automatisch
opgerold.
F
S
teek uw hand links onder de
bagageafdekking.
F
D
raai het uiteinde van de oprolautomaat
naar voren (rechtsom) om de oprolautomaat
los te maken.
F
G
a op dezelfde wijze te werk voor de
rechterzijde (linksom draaien). In de opbergbak onder de vloerbekleding van
de bagageruimte bevindt zich een uitsparing
waarin het bagageafdekscherm diagonaal kan
worden opgeborgen.
Deze uitsparing is bij auto's met een
subwoofer niet aanwezig.
Plaatsen
F Plaats het linker en ver volgens het rechter uiteinde van het bagageafdekscherm in de
desbetreffende uitsparingen.
F
P
laats uw handen boven op de
oprolautomaat en draai het geheel naar
achteren om het vast te zetten.
F
T
rek het scherm naar achteren tot het wordt
vergrendeld.
3
Ergonomie en comfort
Page 66 of 324
64
Hoge belading (SW)
Bagagenet
Met dit bagagenet kan de auto tot aan het dak
worden beladen:
-
a
chter de voorstoelen (1
e zitrij) wanneer de
achterbank is neergeklapt,
-
a
chter de achterbank (2e zitrij).
1e zitrij 2
e zitrij
F Verwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
F
P
laats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
F
B
evestig het net aan de sjorogen aan
de onderzijde die zich aan weerszijden
van de vloerbekleding of op de rails in de
bagageruimte bevinden (afhankelijk van de
uitvoering).
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
F
K
lap de achterbank neer.
F
V
erwijder aan weerszijden de afdekplaatjes
bovenaan bij de hemelbekleding.
F
P
laats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
F
B
evestig het net aan de haken
aan de onderzijde, ter hoogte van
de bevestigingspunten van de
veiligheidsgordels.
F
S
pan het net met behulp van de riemen.
Als het net is geplaatst, kunnen de
rugleuningen van de achterstoelen
probleemloos worden opgeklapt.
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bediening
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
Luchtverdeling
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan
de verwarming en ventilatie worden bediend
via het menu " Airconditioning " van het
touchscreen of via het bedieningspaneel van
de middenconsole.
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
Ergonomie en comfort
Page 67 of 324
65
2.Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorpassagiers.
6. Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers.Praktische informatie
Ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder de
voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige
uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte
vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat
te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet
als deze niet koelt en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Ventilatie- en airconditioningssysteem
onderhouden
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje.
3
Ergonomie en comfort
Page 68 of 324
66
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
Handbediende airconditioning
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Regeling temperatuur
F Draai knop 1 naar het blauwe gedeelte (koud) of het rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in te stellen.
Regeling luchtopbrengst
F Draai aan knop 2 om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen. F
W
anneer knop 2 in stand 0 (uit)
staat, wordt het thermische comfort
niet meer geregeld. Er blijft door de
rijwind nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Regeling luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen. Als het lampje brandt, is de functie
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt
u gedurende enige tijd de luchtrecirculatie
inschakelen. Schakel daarna de toevoer van
buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van
d e r ui te n).
Handbediende airconditioning
(touchscreen)
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina
met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
F
D
ruk op toets 4 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Ergonomie en comfort
Page 69 of 324
67
Regeling temperatuur
F Druk op een van de toetsen 1 om de waarde te verlagen of te verhogen.
Regeling luchtopbrengst
F Druk op een van de toetsen 2 om de aanjagersnelheid te verhogen of te
verlagen.
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator)
wordt geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de
ingestelde aanjagersnelheid.
Door de luchtopbrengst tot het minimum te
verlagen, stopt u de ventilatie.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Regeling luchtverdeling
Met deze toetsen regelt u de verdeling van de
luchtstroom naar het interieur.
Voorruit.
Middelste ventilatierooster en
zijventilatieroosters. Voetenruimte.
De luchtstroom kan met meerdere toetsen
worden aangepast: als het verklikkerlampje
brandt, stroomt er lucht in de aangegeven
richting; als het verklikkerlampje uit is, stroomt
er geen lucht in de aangegeven richting.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
over het interieur kunnen de drie toetsen
gelijktijdig zijn geactiveerd.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter, bij temperaturen boven 3°C,
beslagen ruiten sneller te ontwasemen.
F
D
ruk op toets 4 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Als het lampje brandt, is de functie
ingeschakeld.
De airconditioning werkt niet als de
aanjager is uitgeschakeld.
Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve
effecten hebben (vocht, beslaan van de ruiten).
Om sneller koele lucht te verkrijgen kunt u gedurende
enige tijd de luchtrecirculatie inschakelen. Schakel
daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
(touchscreen)
Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende
motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties
werken ook bij aangezet contact.
Het inschakelen van de airconditioning,
de temperatuur van de lucht die uit de
ventilatieroosters en uitstroomopeningen
stroomt, de luchtopbrengst en de luchtverdeling
in het interieur worden automatisch geregeld,
afhankelijk van de temperatuur in het interieur en
de ingestelde temperatuur.
1. Temperatuur.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling.
4. Airconditioning aan/uit.
5. Automatisch comfortprogramma.
6. Toegang tot de secundaire pagina.
3
Ergonomie en comfort
Page 70 of 324
68
Druk op de toets van het menu
"Airconditioning " om de pagina
met de bedieningsfuncties van de
airconditioning op het scherm weer
te geven.
Regeling temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk instellen.
F
D
ruk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verhogen of te verlagen.
De weergegeven waarde heeft betrekking
op een comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3 te
laten bedragen.
Automatisch
comfortprogramma
F Druk op toets 5 om het automatische programma van de airconditioning in of uit
te schakelen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt
het airconditioningssysteem automatisch:
afhankelijk van het geselecteerde
comfortniveau zorgt het systeem voor een
optimale temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur. De intensiteit van het automatische
comfortprogramma kan
worden ingesteld door op de
secundaire pagina van het menu
"
Airconditioning " een van de drie
instellingen te selecteren.
Druk om de door het groene lampje
aangegeven ingestelde intensiteit te wijzigen
op de toets van de gewenste intensiteit:
"Langzaam": voor een aangenaam
comfort en een zo laag mogelijk
geluidsniveau, aangezien de
aanjagersnelheid beperkt wordt.
"Normaal": voor het beste
compromis tussen thermisch
comfort en een laag geluidsniveau
(standaardinstelling).
"Snel": voor een stevige en
doeltreffende luchttoevoer. De intensiteit is uitsluitend gekoppeld aan
de stand AUTO. Als de stand AUTO echter
wordt uitgeschakeld, blijft het lampje van de
geselecteerde instelling branden.
Als de intensiteit wordt gewijzigd ter wijl de
stand AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand
AUTO hierdoor niet ingeschakeld.
Om bij koud weer en koude motor de
toevoer van koude lucht in het interieur
te beperken, wordt de luchtopbrengst
geleidelijk vergroot tot de gewenste
comfortwaarde is bereikt.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde waarde, heeft het geen zin
de ingestelde waarde te wijzigen om
zodoende het gewenste comfortniveau
sneller te bereiken. Het systeem
compenseert automatisch en zo snel
mogelijk het temperatuurverschil.
Handmatig instellen
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl
de overige functies door het systeem geregeld
blijven:
-
luchtopbrengst,
-
luchtverdeling.
Zodra u een instelling wijzigt, gaat het lampje
van de toets " AUTO" uit.
Ergonomie en comfort