Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 292

9
i
139
ONDERHOUD








BRANDSTOFTANK LEEG(DIESEL)

Bij auto's met HDI-motor is het in het
geval van een lege brandstoftank nood-
zakelijk om het brandstofsysteem te
ontluchten: raadpleeg de afbeelding
van de motorruimte in de paragraaf
"Dieselmotoren".
1.6 HDi-motor



)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Maak indien nodig de sierkap los
om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.

)
Bedien de handopvoerpomp totdat
er weerstand wordt gevoeld (de eer-
ste keer indrukken kan zwaar zijn).

)
Bedien de startmotor tot de mo-
tor aanslaat (als de motor niet ge-
lijk aanslaat, wacht dan ongeveer
15 seconden en start de motor op-
nieuw).

)
Als de motor na meerdere pogin-
gen niet aanslaat, bedien dan de
handopvoerpomp en vervolgens de
startmotor opnieuw.

)
Plaats de sierkap terug en klem
deze vast.

)
Sluit de motorkap.



2.0 HDi-motor



)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Verwijder de afdekkap van de motor
voor toegang tot de opvoerpomp.

)
Draai de ontluchtingsnippel los.

)
Bedien de handopvoerpomp tot
u brandstof door de transparante
slang met de groene aansluiting ziet
stromen.

)
Draai de ontluchtingsnippel vast.

)
Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

)
Breng de afdekkap van de motor
aan.

)
Sluit de motorkap.
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpogingen.
Bedien de opvoerpomp opnieuw,
en probeer de motor vervolgens
weer te starten.

Page 142 of 292

9
140
ONDERHOUD










BENZINEMOTOREN

Dit overzicht is een hulpmiddel bij het
controleren van de verschillende vloei-
stofniveaus en het vervangen van be-
paalde onderdelen.


1.
Reservoir stuurbekrachtiging.

2.
Reservoir ruiten- en koplampsproei-
ers.

3.
Reservoir koelvloeistof.

4.
Reservoir remvloeistof.

5.
Accu/zekeringen.

6.
Zekeringkast.

7.
Luchtfi lter.

8.
Oliepeilstok.

9.
Motorolie (bij)vullen.

Page 143 of 292

9
141
ONDERHOUD










DIESELMOTOREN

Dit overzicht is een hulpmiddel bij het
controleren van de verschillende vloei-
stofniveaus, het vervangen van bepaal-
de onderdelen en het ontluchten van
het brandstofcircuit.


1.
Reservoir stuurbekrachtiging.

2.
Reservoir ruiten- en koplampsproei-
ers.

3.
Reservoir koelvloeistof.

4.
Reservoir remvloeistof.

5.
Accu/zekeringen.

6.
Zekeringkast.

7.
Luchtfi lter.

8.
Oliepeilstok.

9.
Motorolie (bij)vullen.

10.
Handopvoerpomp * .

11 .
Ontluchtnippel * .

*
Volgens motoruitvoering.

Page 144 of 292

9
!
i
142
ONDERHOUD


























NIVEAUS CONTROLEREN

Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.


Remvloeistofniveau

Motorolieniveau

Het motorolieniveau kan bij aan-
gezet contact worden gecontro-
leerd via de motorolieniveaumeter
op het instrumentenpaneel, of
met de oliepeilstok.
Een handmatige controle van het mo-
torolieniveau is alleen betrouwbaar als
de auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor minstens
30 minuten niet heeft gedraaid.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact binnen 30 minuten de juiste
waarde aangeven. Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Controleer in-
dien dit niet het geval is of de rem-
blokken van uw auto zijn versleten.

Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau

Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient
zich zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Draai bij koude motor
de dop open om het niveau te controleren.


Het is normaal om tussen twee on-
derhoudsbeurten olie bij te vullen.
PEUGEOT raadt u aan om elke
5000 kilometer het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val. Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Deze kan ook bij
afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de koelventilator bij
afgezet contact nog (gaan) werken,
zelfs bij koude motor.

Wacht bovendien alvorens werkzaam-
heden aan het koelsysteem uit te voe-
ren ten minste 1 uur nadat de motor
gedraaid heeft, omdat het koelsysteem
onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.

Koelvloeistofniveau

Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.

Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden).

Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.

Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.

Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering.

Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.

Page 145 of 292

9
!
ONDERHOUD

Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien
van koplampsproeiers, wordt
een te laag vloeistofniveau van
de ruiten- en koplampsproeiers
aangegeven door een geluids-
signaal en een melding op het display
van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.

Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloei-
stoffen.
De meeste van deze vloeistoffen
zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.








Afgewerkte producten







Additiefniveau (dieseluitvoering
met roetfilter)

Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijge-
vuld door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.

Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het
roetfi lter.

Page 146 of 292

9
i
144
ONDERHOUD




















CONTROLES Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzij-
den in het onderhoudsboekje die betrekking heb-
ben op de motoruitvoering van uw auto voor het
laten controleren van bepaalde onderdelen vol-
gens het onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.

Accu

De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.


Luchtfilter en interieurfilter

Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen
(zie paragraaf "Motoren").
Een verstopt interieurfi lter kan de pres-
taties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.


Oliefilter

Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.





Deze sticker, die hoort bij het Stop &
Start-systeem, geeft aan dat er een
speciale 12 V loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen
mag worden door het PEUGEOT-net-
werk of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.








Roetfilter (diesel)


Bij een nieuwe auto kunt u de eer-
ste paar keer dat het roetfi lter ge-
regenereerd wordt een brandlucht
ruiken; dit is volkomen normaal.
Als langdurig met zeer lage snel-
heid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan bij
gasgeven soms rook uit de uitlaat
waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het mi-
lieu.
Het verstopt raken van het
roetfi lter wordt aangegeven
door het tijdelijk branden van
dit verklikkerlampje in combi-
natie met een geluidssignaal
en een melding met betrekking tot het
verstopt raken van het roetfi lter.
Ga om het roetfi lter te regenereren, zo-
dra de omstandigheden het toelaten,
met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje uitgaat.
Als het lampje blijft branden, raadpleeg
dan het hoofdstuk over het additiefni-
veau.

Page 147 of 292

9
!
145
ONDERHOUD
















Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijk-
waardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifi eke producten
aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met
een hogedrukreiniger niet toege-
staan
.



Staat van remschijven















Remblokken
Handrem

De slijtage van de remblok-
ken is sterk afhankelijk van de
rijstijl, vooral bij stadsverkeer
en veel korte ritten. Hierdoor
kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudsbeurten door, te laten con-
troleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats voor informatie
over het controleren van de
slijtage van de remschijven. Als de handrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
handrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, wor-
den afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.






Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.






Automatische versnellingsbak

De automatische versnellings-
bak is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.

Page 148 of 292

10
i
PRAKTISCHE INFORMATIE

Toegang tot de set

De bandenreparatieset bevindt zich on-
der de vloerplaat van de bagageruimte.
Het is een onderdeel van de gereed-
schapsset onder het opbergvak.













BANDENREPARATIESET

De volledige set voor de reparatie van
een band bestaat uit een compressor en
een fl acon met afdichtmiddel. Hiermee
kunt u de band tijdelijk repareren
, zo-
dat u de dichtstbijzijnde garage kunt be-
reiken.
Met deze reparatieset kunnen de mees-
te lekke banden worden gerepareerd,
als het lek zich in het loopvlak of de hiel
van de band bevindt.



A.
Schakelaar stand "Reparatie" of "Op
spanning brengen".

B.
Aan/uit schakelaar "I/O"
.

C.
Knop voor leeg laten lopen.

D.
Manometer (bar of psi).

E.
Opbergvak met:


- kabel + adapter voor 12V-aanslui-
ting,

- diverse opblaasnippels voor ac-
cessoires als ballonnen, fi etsban-
den, ...


Beschrijving van de set


F.
Flacon met afdichtmiddel.

G.
Witte slang met dop voor de reparatie.


H.
Zwarte slang voor het op spanning
brengen.

I.
Sticker met snelheidslimiet.

De sticker met snelheidslimiet I

moet op het stuurwiel worden ge-
plakt om u te herinneren aan het
feit dat de band tijdelijk is gerepa-
reerd.
Rijd na het repareren met behulp
van de bandenreparatieset niet
sneller dan 80 km/h.

Page 149 of 292

10
i!
147
PRAKTISCHE INFORMATIE

Reparatiemethode


1. Afdichting van het lek


)
Zet het contact af.

)
Zet de schakelaar A
in de
stand "Reparatie".

)
Controleer of de schakelaar
B
in de stand "O"
staat.
)
Rol de witte slang G
volledig uit.

)
Draai de dop van de witte slang los.

)
Sluit de witte slang aan op het ven-
tiel van de lekke band.
)
Sluit de stekker van de compres-
sor aan op de 12V-aansluiting in de
auto.

)
Start de motor en laat deze draaien.

Verwijder het voorwerp dat de lek-
kage heeft veroorzaakt niet uit de
band.
Let op: dit product is schadelijk
(ethyleenglycol, colofonium...) bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik
van kinderen.

Page 150 of 292

10
ii
148
PRAKTISCHE INFORMATIE

)
Activeer de compressor door de
schakelaar B
in de stand "I"
te zet-
ten, tot de bandenspanning 2,0 bar
bedraagt.
Het afdichtmiddel wordt onder druk
in de band gespoten; neem gedu-
rende deze handeling de slang niet
los van de aansluiting (kans op spat-
ten).
)
Verwijder de set en draai de dop van
de witte slang vast.
Zorg ervoor dat restanten van de
vloeistof niet op of in de auto terecht
kunnen komen. Houd de set binnen
handbereik.

)
Maak direct een rit van ongeveer
vijf kilometer met matige snelheid
(tussen 20 en 60 km/h), zodat het
afdichtmiddel het lek kan dichten.

)
Zet de auto stil en controleer de re-
paratie en de bandenspanning met
de set.


Als na vijf tot zeven minuten de ge-
wenste bandenspanning niet is be-
reikt, is de band niet te repareren
met de bandenreparatieset; neem
contact op met het PEUGEOT-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats om u verder te helpen.

Controlesysteem
bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een
controlesysteem voor de banden-
spanning, zal het verklikkerlampje
voor te lage bandenspanning na
het repareren van een wiel blijven
branden tot u het systeem laat re-
setten door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 300 next >