Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 292

10
!
149
PRAKTISCHE INFORMATIE

2. Op spanning brengen


)
Zet de schakelaar A
in de
stand "Bandenspanning".

)
Rol de zwarte slang H
vol-
ledig uit.

)
Sluit de zwarte slang aan op het
ventiel van de gerepareerde band.
)
Sluit de stekker van de compressor
weer aan op de 12V-aansluiting in
de auto.

)
Start de motor opnieuw en laat de
motor draaien.
)
Breng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen: scha-
kelaar B
in stand "I"
; spanning ver-
lagen: schakelaar B
in stand "O"
en
knop C
indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
portieropening aan bestuurderszijde.
Als de bandenspanning sterk daalt,
is het lek niet goed gedicht; neem
contact op met het PEUGEOT-net-
werk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats om u verder te helpen.

)
Verwijder de set en berg deze op.

)
Rijd niet harder dan 80 km/h en niet
verder dan 200 km.
)
Neem zo snel mogelijk contact
op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Vertel de technicus direct dat u
gebruik hebt gemaakt van de
bandenreparatieset. Na nade-
re inspectie kan de technicus
u vertellen of de band gerepa-
reerd kan worden of dient te
worden vervangen.

Page 152 of 292

10
!
150
PRAKTISCHE INFORMATIE

Uitnemen van de flacon




)
Berg de zwarte slang op.

)
Neem het gebogen aansluitstuk van
de witte slang los.

)
Houd de compressor rechtop.

)

Draai de fl acon aan de onderzijde los.



Let op dat er geen afdichtmiddel
uit de fl acon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat
op de patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan
slechts één keer gebruikt worden
en moet daarna worden vervan-
gen, ook als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet
weg, maar lever deze in bij het
PEUGEOT-netwerk of een offi ci-
eel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats een nieuwe patroon
met afdichtmiddel te kopen.



Controle / aanpassen
bandenspanning

U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om:


- uw bandenspanning te controleren
of uw banden op spanning te bren-
gen,

- andere opblaasbare voorwerpen op
te pompen (ballen, fi etsbanden...).


)
Draai de schakelaar A
in de
stand "Op spanning bren-
gen".

)
Rol de zwarte slang H
vol-
ledig uit.

)
Sluit de zwarte slang aan op het
ventiel van de band of van de ac-
cessoire.
Breng indien nodig eerst een van de
meegeleverde verloopstukken aan.
)
Sluit de stekker van de compressor
aan op de 12V-aansluiting van de
auto.

)

Start de auto en laat de motor draaien.


)
Breng de band op spanning met be-
hulp van de compressor (op span-
ning brengen: schakelaar B
in stand
"I"
; leeg laten lopen: schakelaar B

in stand "O"
en druk op de knop C
),
zoals staat aangegeven op de ban-
denspanningssticker van de auto of
het opblaasbare voorwerp.

)
Verwijder de set en berg deze op.

Page 153 of 292

10
i
151
PRAKTISCHE INFORMATIE










WIEL VERWISSELEN

In het geval van een lekke band kunt u
het wiel met het bij de auto geleverde
gereedschap verwisselen volgens de
onderstaande procedure.
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Voer de volgende handelingen uit om
toegang te krijgen tot het gereedschap:


)
sluit het dak,

)
open het kofferdeksel,

)
til de vloerplaat op,

)
zet de vloerplaat in deze positie vast
door de handgreep aan het koffer-
dekselrubber te bevestigen,

)
maak de houder met het gereed-
schap los en verwijder deze. Dit gereedschap is specifi ek voor uw
auto. Gebruik het niet voor andere
doeleinden.


1.
Wielsleutel.
Hiermee kan de wieldop worden
verwijderd en kunnen de wielbou-
ten worden losgedraaid.

2.
Krik met geïntegreerde slinger.
Hiermee kan de auto worden op-
gekrikt.

3.
Gereedschap voor het verwijde-
ren van sierdoppen.
Hiermee kunnen bij lichtmetalen
velgen de sierdoppen van de wiel-
bouten worden verwijderd.

4.
Dop voor het verwijderen van slot-
bouten (in het dashboardkastje).
Hiermee kunnen met behulp van
de wielsleutel de speciale slotbou-
ten worden verwijderd.

Beschikbaar gereedschap


Toegang tot het gereedschap


Wiel met wieldop

Demonteren:
verwijder eerst de wieldop door deze met behulp van de wiel-
sleutel 1
bij de ventielopening los te wippen en vervolgens los te trekken.

Monteren:
plaats de wieldop, begin bij de ventielopening en druk de wieldop
rondom met de hand vast.

Page 154 of 292

10
i
i
152
PRAKTISCHE INFORMATIE

Bevestiging van het stalen
reservewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal
dat bij het monteren van het sta-
len reservewiel de ringen van de
bouten de velg niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van
de bouten voor de bevestiging van
het reservewiel.


Toegang tot het reservewiel

Het reservewiel bevindt zich onder de
vloer van de bagageruimte.
Afhankelijk van het land van bestem-
ming is er een stalen of een lichtmeta-
len reservewiel aanwezig.
Zie de paragraaf "Toegang tot het ge-
reedschap" voor meer informatie.
Verwijderen van het reservewiel


)
Draai de gele centrale bout los.

)
Til het reservewiel aan de achter-
zijde op en trek het naar u toe.

)
Verwijder het wiel uit de bagage-
ruimte.


Terugplaatsen van het reservewiel


)
Leg het reservewiel in de reserve-
wielbak.

)
Draai de gele centrale bout een aan-
tal omwentelingen los en plaats de
bout in het hart van het reservewiel.

)
Draai de centrale bout vast tot deze
klikt en het reservewiel goed vast-
zit.

)
Plaats de houder met het gereed-
schap in het hart van het reserve-
wiel en maak de houder vast.


Detectie te lage
bandenspanning
Het reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor. Laat het
repareren van de lekke band uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 155 of 292

10
i
153
PRAKTISCHE INFORMATIE

Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar
het verkeer niet gehinderd wordt
en zorg ervoor dat de auto op een
horizontale, stabiele en stroeve on-
dergrond staat.
Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling * in om de wielen te
blokkeren.
Plaats indien nodig een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover
het te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de
auto hebben verlaten en zich op
een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik
een bok.








Demonteren van het wiel

Procedure


)
Verwijder de sierdoppen van de
wielbouten met het gereedschap 3
.

)
Bevestig de dop 4
op de wielsleutel
1
en draai de slotbout een omwen-
teling los.

)
Draai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wiel-
sleutel 1
.

)
Plaats de krik 2
onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde
A
of achterzijde B
(bij het te verwis-
selen wiel).

)
Draai de krik 2
uit tot het voetstuk op
de grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
gebruikte steunpunt A
of B
bevindt.

)
Krik de auto op tot er voldoende
ruimte tussen het wiel en de grond
is om het (niet lekke) reservewiel te
monteren.

)
Verwijder de wielbouten en leg ze
op een schone plaats weg.

)
Verwijder het wiel.



*
Stand P
van de automatische trans-
missie.

Page 156 of 292

10
i
154
PRAKTISCHE INFORMATIE

Na het verwisselen van het wiel
Verwijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Laat zo snel mogelijk het aan-
haalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het
reservewiel controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mo-
gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
Als het reservewiel anders is dan
de andere banden, wordt dringend
geadviseerd extra voorzichtig te rij-
den.


Monteren van het wiel

Procedure


)
Plaats het wiel op de naaf.

)
Draai de wielbouten met de hand
vast.

)
Draai de slotbout met de wielsleutel
1
en de dop 4
enigszins vast.

)
Draai de overige wielbouten enigs-
zins vast met alleen de wielsleutel 1
.

)
Laat de krik zakken.

)
Vouw de krik 2
op en verwijder hem.

)
Draai de slotbout vast met de wiel-
sleutel 1
en de dop 4
.

)
Draai de overige wielbouten vast
met alleen de wielsleutel 1
.

)
Bevestig de sierdoppen op de ove-
rige wielbouten.

)

Berg het gereedschap op in de houder.

Page 157 of 292

10
!
!
!
PRAKTISCHE INFORMATIE

Elektrocutiegevaar
Het vervangen van een xenonlamp
(D1S-35W) moet worden uitge-
voerd door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats.










EEN LAMP VERVANGEN







Uitvoering met halogeenlampen


1.
Richtingaanwijzers
(PY21W amberkleurig).


2.
Dimlicht (H7-55W).


3.
Grootlicht (H1-55W).


4.
Verlichting overdag/parkeerlicht
(LED's).


5.
Mistlampen (H8-35W).





1.
Richtingaanwijzers
(PY21W SV zilverkleurig).


2.
Dimlicht/grootlicht
(bochtverlichting) (D1S-35W).


3.
Extra grootlicht (H1-55W).


4.
Verlichting overdag/parkeerlicht
(LED's).


5.
Mistlamp (H8-35W).






















Uitvoering met xenonlampen en
bochtverlichting De koplampunits zijn voorzien van
glas van polycarbonaat met een
speciale vernislaag:


)
reinig de koplampen nooit
met een droge of schurende
doek en gebruik geen oplos-
middelen,


)
gebruik een spons met zeep-
water,

)
wanneer u met een hogedruk-
spuit hardnekkig vuil probeert
te verwijderen, richt dan nim-
mer de straal op de koplampen,
de achterlichten en de randen
ervan, om lakbeschadigingen
en beschadiging van de af-
dichtrubbers te voorkomen.



)
Raak de lamp niet met de vin-
gers aan, maar gebruik een
niet-pluizende doek.
Bij het vervangen van lampen moet
de verlichting minstens enkele mi-
nuten uitgeschakeld zijn (risico van
ernstige verbranding).
In verband met het behoud van de
kwaliteit van de koplampen mogen
uitsluitend anti-UV-lampen worden
gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelf-
de specifi caties.


Koplampen

Page 158 of 292

10
i
!
156
PRAKTISCHE INFORMATIE

Lampen grootlicht of extra
grootlicht vervangen (halogeen)







Lampen dimlicht vervangen (alleen
auto's met halogeenlampen)

Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
De amber- of zilverkleurige lam-
pen, zoals die van de richtingaan-
wijzers, moeten worden vervangen
door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Sluit bij het monteren uiterst zorg-
vuldig de beschermkap om ervoor
te zorgen dat de lamp goed wordt
afgedicht.


)
Draai de lamphouder een kwart om-
wenteling en verwijder het geheel.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren in de omgekeerde
volgorde uit.

)
Trek aan de borglip om de be-
schermkap te verwijderen.

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Druk de veren uit elkaar om de lamp
te kunnen verwijderen.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.

)
Trek via de lip de beschermkap los.

)
Trek de stekker van de lamp los.

)
Knijp de houderveren in zodat de
lamp naar buiten komt.

)
Verwijder de lamp en vervang deze.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.

Page 159 of 292

10
157
PRAKTISCHE INFORMATIE






Lampen van mistlampen vervangen
Raadpleeg voor het vervangen van
deze lampen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.






Lamp van de zijverlichting
vervangen
Raadpleeg voor het vervangen van dit
type lamp met LED’s het PEUGEOT-net-
werk of een gekwalifi ceerde werkplaats.







Geïntegreerde zijknipperlichten


)
Steek ter hoogte van het midden
van het zijknipperlicht een schroe-
vendraaier tussen het zijknipperlicht
en de voet van de buitenspiegel.

)
Wip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.

)
Neem de stekker van het zijknipper-
licht los.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.
Een nieuw zijknipperlicht is verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats


Verlichting overdag/parkeerlicht
vervangen
Neem voor het vervangen van dit
type LED-lamp contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.

Page 160 of 292

10
!
158
PRAKTISCHE INFORMATIE























Achterlichten



1.
Remlichten (LED's).


2.
Achterlichten (LED's).


3.
Richtingaanwijzers (LED's).


4.
Mistachterlicht (P 21 W).


5.
Achteruitrijlicht (P 21 W).


Lamp van het mistachterlicht en het
achteruitrijlicht vervangen
Deze twee lampen kunnen vanaf de
buitenzijde van de achterbumper wor-
den vervangen:
Let op: raak om brandwonden te
voorkomen de uitlaatpijp niet aan
bij het vervangen van een lamp
aan de linkerzijde van de auto.

)
draai de lamphouder een kwart om-
wenteling en verwijder deze,

)
draai de lamp een kwart omwente-
ling en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.
Lampen van de remlichten,
achterlichten en richtingaanwijzers
vervangen
Neem voor het vervangen van dit type
lamp met LED's contact op met het
PEUGEOT-netwerk of met een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 300 next >