Peugeot 308 CC 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 21 of 292

19
IN EEN OOGOPSLAG
RIJDEN

Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
Weergave op het
instrumentenpaneel


1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsbegrenzer.

2.
Verlagen van de ingestelde snel-
heid.

3.
Verhogen van de ingestelde snel-
heid.

4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer
is ingeschakeld, verschijnen de instel-
lingen van het systeem op het instru-
mentenpaneel.

1.
Selecteren/deactiveren van de snel-
heidsregelaar.

2.
Instellen van een snelheid / Verlagen
van de ingestelde snelheid.

3.

Instellen van een snelheid / Verhogen
van de ingestelde snelheid.

4.
Snelheidsbegrenzer uit / Hervatten
snelheidsbegrenzer.


Snelheidsregelaar "CRUISE"


Snelheidsregelaar

Snelheidsbegrenzer




133





131

Het instellen van een snelheid en het
activeren van de snelheidsregelaar is
alleen mogelijk bij een wagensnelheid
hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (tweede bij een auto-
matische transmissie). Het instellen van de snelheid is alleen
mogelijk bij draaiende motor.

Page 22 of 292

20
MILIEUBEWUST RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van
uw auto verminderen.

Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak

Als uw auto is voorzien van een hand-
geschakelde versnellingsbak, rijd dan
rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel
bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling. Volg de aanwijzin-
gen van de schakelindicator (indien
aanwezig) die op het instrumentenpa-
neel worden weergegeven.

Als uw auto is voorzien van een auto-
matische transmissie of een gestuur-
de handgeschakelde versnellingsbak,
laat de selectiehendel dan in de stand
Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk van
het type versnellingsbak) staan en trap
het gaspedaal niet bruusk of diep in.



Kies voor een soepele rijstijl


Houd afstand van de auto's voor u, rem
bij voorkeur af op de motor in plaats
van het rempedaal te gebruiken en
trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u
deze aanwijzingen naleeft, neemt het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot
af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.

Als het verkeer goed doorstroomt, ge-
bruik dan vanaf een snelheid van on-
geveer 40 km/h de snelheidsregelaar
(indien aanwezig).



Gebruik op slimme wijze de
elektrische voorzieningen

Als bij het instappen blijkt dat de tem-
peratuur in de auto hoog is opgelopen,
open dan alle ruiten en de ventilatie-
roosters alvorens de airconditioning in
te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interi-
eur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het
panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (be-
halve bij auto's met een automatische
airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch
worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel
mogelijk uit.

Schakel de verlichting en de mistlam-
pen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het
starten niet stationair warmdraaien,
maar rijd zo snel mogelijk weg: uw
auto warmt sneller op als u rijdt.

Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler,
MP3-speler, spelcomputer, enz.) op
de auto aan om het elektriciteitsver-
bruik, en dus het brandstofverbruik, te
beperken.
Koppel externe apparatuur los als u
de auto verlaat.

Page 23 of 292

21

Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik

Verdeel het gewicht evenwichtig over
de auto: plaats de zwaarste voorwer-
pen in de bagageruimte, zo dicht mo-
gelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweer-
stand (dakdragers, imperiaal, fi etsen-
drager, aanhanger, enz.) van uw auto.
Gebruik liever een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers
en het imperiaal.

Vervang na de winter zo snel mogelijk
de winterbanden door zomerbanden.



Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften

Controleer regelmatig de bandenspan-
ning (bij koude banden), houd u daarbij
aan de bandenspanning die staat ver-
meld op de sticker op de portierspon-
ning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:



- voor een lange rit,

- bij de wisseling van de seizoenen,

- als de auto gedurende langere tijd
niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van
de aanhanger of de caravan te contro-
leren.

Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefi lter en luchtfi lter
vervangen, enz.) en houd u daarbij aan
het door de fabrikant voorgeschreven
interval.


Laat bij het tanken het vulpistool
niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank
stroomt.

U zult bij een nieuwe auto merken
dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.

Page 24 of 292

1
i
22
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN












INSTRUMENTENPANELEN BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE

De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5.
Display.


6.
Bedieningsknop.


Herhaalt de informatie over het on-
derhoud.
Nulstelling van de functie (dagteller
of onderhoudsindicator).

7.
Dimmer dashboardverlichting.


Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting.


Klokken



1.
Toerenteller


Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).

2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.


Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).

3.
Brandstofniveaumeter.


Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.

4.
Snelheidsmeter.


Geeft de wagensnelheid aan (km/h
of mph).

A.
Snelheidsbegrenzer


(km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.


B.
Opschakelindicator.


C.
Automatische transmissie.


D.
Dagteller.


(km of miles)

E.
Onderhoudsindicator


(km of miles), vervolgens,
motorolieniveaumeter.


vervolgens
kilometerteller
.
(km of miles)
Deze drie functies worden achter-
eenvolgens weergegeven bij het
aanzetten van het contact.


Display
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf.

Page 25 of 292

1
i
23
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN












INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE

De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5.
Klein display.


6.
M

iddelste display.


7.
Bedieningsknop
.
Activeert een handmatige CHECK
en herhaalt de informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de functie (dagteller
of onderhoudsindicator).

8.
Dimmer dashboardverlichting.


Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlichting.

Klokken



1.
Toerenteller


Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).

2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.


Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).

3.
Brandstofniveaumeter.


Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.

4.
Snelheidsmeter.


Geeft de wagensnelheid aan (km/h
of mph).

A.
Dagteller.


(km of miles)

B.
Kilometerteller.


(km of miles)

C.
Motorolieniveaumeter,


o

nderhoudsindicator.


(km of miles)
Deze twee functies worden bij het
aanzetten van het contact weerge-
geven en verdwijnen na enkele se-
conden.
Displays


Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.


- Waarschuwingspictogrammen/
CHECK.


- Detectie te lage bandenspanning.

- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.


- Opschakelindicator.


- Automatische transmissie.


- N

avigatiesysteem/boordcomputer.



Page 26 of 292

1
i
24
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN












INSTRUMENTENPANELEN PEUGEOT CONNECT 3D NAV BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE

De klokken en verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel geven informatie
over de werking van de auto.
5.
Klein display.


6.
Middelste display

.


7.
Bedieningsknop.


Activeert een handmatige CHECK
en herhaalt de informatie over het
onderhoud.
Nulstelling van de functie (dagteller
of onderhoudsindicator).

8.
Dimmer dashboardverlichting.


Knop voor de instelling van de licht-
sterkte van de dashboardverlich-
ting.


Klokken



1.
Toerenteller


Geeft het motortoerental aan
(x 1000 t/min).

2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.


Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan (°Celsius).

3.
Brandstofniveaumeter.


Geeft de resterende hoeveelheid
brandstof in de tank aan.

4.
Snelheidsmeter.


Geeft de wagensnelheid aan (km/h
of mph).

A.
Dagteller.


(km of miles)

B.
Kilometerteller.


(km of miles)

C.
Motorolieniveaumeter,


Onderhoudsindicator.


(km of miles)
Deze twee functies worden weer-
gegeven bij het aanzetten van het
contact en verdwijnen na enkele se-
conden.
Displays
Raadpleeg voor meer informatie
over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de des-
betreffende paragraaf. De volgende functies worden afhanke-
lijk van de geselecteerde functie weer-
gegeven.


- Waarschuwingspictogrammen/
CHECK.


- Detectie te lage bandenspanning.

- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.


- Opschakelindicator.


- Automatische transmissie.


- N

avigatiesysteem/boordcomputer.

- Parameters van de auto.



Page 27 of 292

1
i
25
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN

*
Volgens land van bestemming.








Bedieningspaneel van het
instrumentenpaneel van de
Peugeot Connect Com 3D

Algemeen menu


)
Druk op toets 1
voor toegang tot het
algemene menu en om één van de
volgende functies te kiezen:


- "Parameters van de auto",

- "Taalkeuze",

- "Keuze van de eenheden".

)
Druk op toets 2
of 3
om op het
scherm te verplaatsen.

)
Druk opnieuw op toets 1
om de keu-
ze te bevestigen.

Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten
behoeve van het rijden en het comfort
inschakelen:


- selectieve ontgrendeling (zie hoofd-
stuk "Openen"),

- follow-me-home en instapverlichting
(zie hoofdstuk "Zicht"),

- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),

- verlichting overdag (zie hoofdstuk
"Zicht"),

- bochtverlichting (zie hoofdstuk
"Zicht"),

- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk
"Rijden").


Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van
de taal kiezen: Deutsch, English,
Espanol, Français, Italiano, Nederlands,
Portugues, Türkçe * .

Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen:
temperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Met behulp van de toetsen kunnen:


- bij stilstaande auto
, de uitrusting
van de auto en de parameters van
het middelste display (taal, eenhe-
den) worden ingesteld,

- bij rijdende auto
, de actieve functies
achtereenvolgend worden weergege-
ven (boordcomputer, navigatie...).

Bediening
U beschikt over vier toetsen om het gro-
te middelste display van het instrumen-
tenpaneel te bedienen:


1.
toegang tot het algemene menu, be-
vestigen van de keuze,

2.
naar boven verplaatsen in het menu,

3.
naar beneden verplaatsen in het
menu,

4.
terugkeren naar het vorige scherm,
het menu verlaten. Het algemene menu en de bijbeho-
rende functies zijn uitsluitend toe-
gankelijk bij stilstaande auto, via de
toetsen 1
tot en met 4
.
Boven een bepaalde snelheid ver-
schijnt een melding op het mid-
delste display die aangeeft dat
toegang tot het algemene menu
onmogelijk is.
De weergave van de boordcom-
puter is uitsluitend toegankelijk bij
rijdende auto, via de toetsen 2
en 3

(zie paragraaf "Boordcomputer").

Page 28 of 292

1
!
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Een waarschuwingslampje gaat al-
tijd branden in combinatie met een
aanvullende melding om u te helpen
bij het opsporen van de storing.
Raadpleeg indien nodig het
PEUGEOT-netwerk of een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.









Verklikkerlampjes

De verklikkerlampjes waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven de
bestuurder informatie over de werking
van een systeem (ingeschakeld of uit-
geschakeld).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen
gaan branden in combinatie met een
geluidssignaal.
Afhankelijk van de uitvoering van het
instrumentenpaneel van uw auto wordt
het branden van het verklikkerlampje
ook gecombineerd met:

Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
sommige waarschuwingslampjes en-
kele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten
deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer
dan voordat u gaat rijden welke functie
het betreft.

Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het
rijden een van de volgende verklikker-
lampjes gaat branden, wijst dit op een
storing in het desbetreffende systeem en
moet de bestuurder actie ondernemen.

- een melding op het multifunctionele
display,
of

- en pictogram op het centrale display
van het instrumentenpaneel en een
melding op het multifunctionele display,


- een pictogram en een melding op
het centrale display van het instru-
mentenpaneel.
of

Page 29 of 292

1
27
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN


Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen







STOP




permanent,
alleen of in
combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal
en een melding
op het display.
Dit waarschuwingslampje
brandt bij een ernstige
storing in het remsysteem,
de stuurbekrachtiging,
het motoroliecircuit, het
koelcircuit en bij een lekke
band. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats
stil, want de motor kan onder het rijden afslaan.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats





Remsysteem


permanent,
in combinatie
met het
STOP-lampje. Het remvloeistofniveau is
te laag. Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van
een artikelnummer van PEUGEOT.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het
systeem dan controleren door het PEUGEOT-
netwerk of eengekwalifi ceerde werkplaats.

+


permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en het STOP-lampje.
Er is een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (EBD). Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Laat dit controleren door het PEUGEOT of een
gekwalifi ceerde werkplaats






Te hoge
koelvloeistoftemperatuur

permanent, met
de wijzer in het
rode gebied. De temperatuur van de
koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de
koelvloeistof tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen,
raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 30 of 292

1
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN





Service


tijdelijk, in
combinatie met
een melding. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek verklikkerlampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de melding
op het display:


- openen van de portieren, achterklep of
motorkap,

- minimumniveau van de motorolie,

- minimumniveau van de
ruitensproeiervloeistof/
koplampsproeiervloeistof,

- staat van de batterij van de
afstandsbediening,

- afname van de bandenspanning,

- vervuiling van het roetfi lter (diesel) (zie in
het hoofdstuk "Controles" de paragraaf
"Controles/Roetfi lter").
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.

permanent,
in combinatie
met een
melding en een
geluidssignaal. Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifi ek verklikkerlampje
gaat branden. Identifi ceer de storing met behulp van de melding
op het display en raadpleeg in elk geval
het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Controlelampje



brandt



Oorzaak



Acties / Opmerkingen




Zelfdiagnose
motor


knippert. Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats.

permanent. Er is een storing in de
emissieregeling. Het verklikkerlampje moet doven als de motor
wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats als dit niet het geval is.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 300 next >