PEUGEOT 5008 2012 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 340

RIJ
169
INTELLIGENTE PARKEERHULP

Dit systeem meet de afmetingen van
een parkeerplek tussen twee auto's of
obstakels en geeft informatie over:


- de mogelijkheid te parkeren in een
lege parkeerplaats, aan de hand
van een model van uw auto en de
benodigde afstanden voor het ma-
noeuvreren,

- de moeilijkheidsgraad van het inpar-
keren.
Het systeem meet geen parkeerruimtes
op waarvan de afmetingen aanmerke-
lijk groter of kleiner zijn dan het model
van de auto.

Weergave op hetinstrumentenpaneel

Het controlelampje van de in-
telligente parkeerhulp kan drie
verschillende toestanden aan-
geven:


- gedoofd:
de functie is niet inge-
schakeld,

- permanent brandend:
de functie
is ingeschakeld, maar er is nog niet
aan de meetvoorwaarden voldaan
(richtingaanwijzer niet bediend,
snelheid te hoog) of de meting is
beëindigd,

- knipperend:
bezig met meten, of
de melding wordt weergegeven. U kunt de intelligente parkeerhulp in-
schakelen door de schakelaar A
in te
drukken. Een constant brandend con-
trolelampje geeft aan dat de functie ge-
selecteerd is.

Page 172 of 340

RIJ
170
Werking

U hebt een beschikbare parkeerplek
ontdekt:


)
Druk op de schakelaar A
om de
functie in te schakelen.

)
Schakel de richtingaanwijzer aan de
zijde van de parkeerplek in.

)
Rijd tijdens de meting langs de par-
keerplek, met een snelheid van min-
der dan 20 km/h, en bereid u voor
op het inparkeren.
Het systeem meet nu de afmetingen
van de plek.

)
Het systeem geeft de moeilijkheids-
graad voor het inparkeren aan met
een melding op het multifunctionele
display, in combinatie met een ge-
luidssignaal.
De functie kan de volgende meldingen
weergeven:

Inparkeren mogelijk


Inparkeren moeilijk


Inparkeren niet aanbevolen

De functie wordt automatisch uitge-
schakeld:


- bij het inschakelen van de achteruit-
versnelling,

- bij het afzetten van het contact,

- vijf minuten na het selecteren van
de functie of de laatste meting,

- als gedurende langer dan een mi-
nuut met meer dan 70 km/h wordt
gereden.



- De functie blijft na elke me-
ting beschikbaar, zodat bij
meerdere opeenvolgende
parkeerplekken een meting
kan worden uitgevoerd.

- Let er bij slecht weer en in de
winter op dat de sensoren niet
vervuild of bevroren zijn of met
sneeuw bedekt zijn.

- De functie intelligente parkeer-
hulp schakelt de parkeerhulp aan
de voorzijde tijdens de meting uit
zolang de auto vooruitrijdt.
Laat het systeem bij een storing con-
troleren bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.

Als de zijdelingse afstand tus-
sen uw auto en de parkeerplek
te groot is, bestaat de kans
dat het systeem geen meting
uitvoert.

Page 173 of 340

ONDERHOUD
171

PARTNERS IN PRESTATIES
EN VERMINDERING VAN HET
BRANDSTOFVERBRUIK

Innovatie voor optimale prestaties
De afdelingen Research & Development van
TOTAL ontwikkelen voor PEUGEOT smeer-
middelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto's van het merk
PEUGEOT worden toegepast.
U bent op die manier verzekerd van optima-
le prestaties en een maximale levensduur
van de motor van uw auto.

Vermindering van de uitstoot van
schadelijke stoffen
De smeermiddelen van TOTAL zijn ontwik-
keld om het rendement van de motoren nog
verder te verbeteren en de systemen voor
uitlaatgasnabehandeling te beschermen.
Voor een correcte werking van deze syste-
men is het van het grootste belang dat de
onderhoudsvoorschriften van PEUGEOT
worden nageleefd.



ADVISEERT


Page 174 of 340

ONDERHOUD
172
MOTORKAP

)
Duw de veiligheidshaak B
naar links
en til de motorkap op.

)
Neem de motorkapsteun C
uit de
houder.

)
Bevestig de motorkapsteun in de
uitsparing om de motorkap geopend
te houden.


Sluiten



)
Haal de motorkapsteun uit de uit-
sparing.

)
Bevestig de motorkapsteun in de
houder.

)
Laat de motorkap voorzichtig zak-
ken en laat deze aan het einde van
de slag in het slot vallen.

)
Trek aan de motorkap om te contro-
leren of deze goed is vergrendeld.



Openen



)
Open het linker voorportier.

)
Trek de hendel A
onder in de por-
tiersponning naar u toe. De plaats van de ontgrende-
lingshendel in het interieur zorgt
ervoor dat de motorkap niet ge-
opend kan worden als het linker
voorportier is gesloten.
Open de motorkap niet als het hard
waait.
Wees bij warme motor voorzichtig
met het bedienen van de veiligheids-
haak en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).






Schakel het Stop & Start-sy-
steem altijd uit als u hande-
lingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automa-
tisch activeren van de START-stand
te voorkomen.

Page 175 of 340

ONDERHOUD
173
BRANDSTOFTANK LEEG(DIESEL)





1,6 liter HDi turbodieselmotor



)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Maak indien nodig de sierkap los
om de handopvoerpomp te kunnen
bereiken.

)
Bedien de handopvoerpomp totdat
er weerstand wordt gevoeld (de eer-
ste keer indrukken kan zwaar zijn).

)
Bedien de startmotor tot de mo-
tor aanslaat (als de motor niet ge-
lijk aanslaat, wacht dan ongeveer
15 seconden en start de motor op-
nieuw).

)
Als de motor na meerdere pogin-
gen niet aanslaat, bedien dan de
handopvoerpomp en vervolgens de
startmotor opnieuw.

)
Plaats de sierkap terug en klem
deze vast.

)
Sluit de motorkap.



2 liter HDi turbodieselmotor



)
Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

)
Open de motorkap.

)
Verwijder de afdekkap van de motor
voor toegang tot de opvoerpomp.

)
Draai de ontluchtingsnippel los.

)
Bedien de handopvoerpomp tot
u brandstof door de transparante
slang met de groene aansluiting ziet
stromen.

)
Draai de ontluchtingsnippel vast.

)
Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

)
Breng de afdekkap van de motor aan.

)
Sluit de motorkap.

Bij auto's met HDi-motor is het in het
geval van een lege brandstoftank nood-
zakelijk om het brandstofsysteem te
ontluchten: raadpleeg de afbeelding
van de motorruimte in de paragraaf
"Dieselmotoren".
Als de tank van uw auto is voorzien van
een vulpistoolrestrictie, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Openen - § Vulpistool-
restrictie (Diesel)".

Als de motor niet direct aan-
slaat, beëindig dan uw start-
poging en herhaal de proce-
dure.

Page 176 of 340

ONDERHOUD
174
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde
onderdelen.


1. Reservoir stuurbekrachtiging.

2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.

5. Accu/zekeringen.

6. Zekeringkast.
7. Luchtfi lter.

8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

Page 177 of 340

ONDERHOUD
175
DIESELMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onder-
delen en het ontluchten van het brandstofcircuit.


1. Reservoir stuurbekrachtiging.

2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.

5. Accu/zekeringen.

6. Zekeringkast.

7. Luchtfi lter.
8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.

10. Handopvoerpomp * .

11. Ontluchtnippel * .

*
Volgens motoruitvoering.

Page 178 of 340

ONDERHOUD
176
NIVEAUS CONTROLEREN
Controleer de onderstaande niveaus
regelmatig en vul indien nodig bij, tenzij
anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.


Remvloeistofniveau

Motorolieniveau

Het motorolieniveau kan bij
aangezet contact worden ge-
controleerd via de motorolieni-
veaumeter op het instrumen-
tenpaneel, of met de oliepeilstok.
Een handmatige controle van het mo-
torolieniveau is alleen betrouwbaar als
de auto op een vlakke, horizontale on-
dergrond staat en de motor minstens
30 minuten niet heeft gedraaid.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact binnen 30 minuten de juiste
waarde aangeven. Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden. Contro-
leer indien dit niet het geval is of
de remblokken van uw auto zijn versleten.

Remvloeistof verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het voorgeschreven verversingsinter-
val.


Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau


Het stuurbekrachtigingsvloeistofni-
veau dient zich zo dicht mogelijk bij
het merkteken "MAXI" te bevinden.
Draai bij koude motor de dop open
om het niveau te controleren.


Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te
laag vloeistofniveau van de ruiten-
en koplampsproeiers aangegeven
door een geluidssignaal en een melding op
het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid
het reservoir bij.
Olie verversen
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, is het gebruik van additie-
ven in de motorolie niet toegestaan.

Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven remvloeistof die voldoet aan
de DOT4-norm.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof geregeld
door de koelventilator. Deze kan ook bij
afgezet contact werken.

Bij uitvoeringen voorzien van een
roetfi lter kan de koelventilator bij
afgezet contact nog (gaan) werken,
zelfs bij koude motor.


Wacht bovendien alvorens werkzaamhe-
den aan het koelsysteem uit te voeren ten
minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft,
omdat het koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen
de dop eerst 2 omwentelingen los om
de druk te laten dalen. Verwijder, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop en vul
koelvloeistof bij.

Koelvloeistofniveau

Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkte-
ken "MAXI" te bevinden, maar
mag beslist niet hoger zijn.

Let bij werkzaamheden onder
de motorkap goed op want
bepaalde delen van de mo-
tor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden).

Het is normaal om tussen
twee onderhoudsbeurten olie
bij te vullen. PEUGEOT raadt
u aan om elke 5000 kilometer het
olieniveau te controleren en, indien
nodig, olie bij te vullen.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevo-
len motorolie voor uw auto en motoruit-
voering.


Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden
ververst.

Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorge-
schreven koelvloeistof.

Page 179 of 340

ONDERHOUD
177
Vermijd langdurig huidcontact
met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezond-
heid.
Gooi afgewerkte olie en ande-
re vloeistoffen niet in het riool,
in het water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar-
voor bestemde containers bij het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.










Niveau brandstofadditief (diesel
met roetfilter)
Een te laag niveau in het additiefreser-
voir wordt aangegeven door het perma-
nent branden van dit lampje in combi-
natie met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display.








Afgewerkte producten
CONTROLES

Accu

De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of
de accupolen en -klemmen
schoon zijn, vooral bij warm
weer en in de winter.
Raadpleeg voordat u de accukabels
losneemt het hoofdstuk "Praktische in-
formatie" voor meer informatie over de
te nemen voorzorgsmaatregelen.


Luchtfilter

Laat de fi lters periodiek ver-
vangen volgens de in het on-
derhoudsboekje aangegeven
intervallen.
Als de omgeving (veel stof...)
en het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moeten de
fi lters twee keer zo vaak worden ver-
vangen
(zie paragraaf "Motoren").


Oliefilter

Laat bij het olie verversen te-
vens het oliefi lter vervangen.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het vervangings-
interval.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk
uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werk-
plaats.



Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, de bladzij-
den in het onderhoudsboekje die betrekking heb-
ben op de motoruitvoering van uw auto voor het la-
ten controleren van bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de constructeur.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi -
ceerde werkplaats.


Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorko-
men is het (bij)vullen van het reservoir
met water niet toegestaan.







Deze sticker, die hoort bij het
Stop & Start-systeem, geeft aan
dat er een speciale 12 V lood-
accu is gebruikt die alleen losge-
koppeld en/of vervangen mag
worden door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing
kan ertoe leiden dat de accu vroeg-
tijdig aan vervanging toe is.

Page 180 of 340

ONDERHOUD
178

Staat van remschijven














Remblokken

De slijtage van de remblokken
is sterk afhankelijk van de rijstijl,
vooral bij stadsverkeer en veel
korte ritten. Hierdoor kan het
noodzakelijk blijken om de rem-
blokken vaker, tussen twee onderhouds-
controles door, te laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages,
duidt een te laag remvloeistofniveau
erop dat de remblokken versleten zijn.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceer-
de werkplaats voor informatie
over het controleren van de
slijtage van de remschijven.







Handgeschakelde
versnellingsbak
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.







EGS-versnellingsbak
met 6 versnellingen
De versnellingsbak is onder-
houdsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole.







Automatische versnellingsbak

De automatische versnellings-
bak is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhouds-
boekje voor het interval van
de niveaucontrole. Dit systeem hoeft niet apart ge-
controleerd te worden. Als er
zich toch een probleem voor-
doet, laat het systeem dan con-
troleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Raadpleeg voor meer informatie het
hoofdstuk "Rijden - Elektrische parkeer-
rem - $ Storingen".





















Elektrische parkeerrem








Roetfilter (diesel)

Het onderhoud van het roetfi lter moet
worden uitgevoerd door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalifi ceerde werk-
plaats.
De eerste keren dat bij een
nieuwe auto het roetfi lter ge-
regenereerd wordt, kunt u een
brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal. Als langdurig met zeer lage
snelheid wordt gereden of de mo-
tor langdurig stationair draait, kan
bij gasgeven soms rook uit de uit-
laat waargenomen worden. Dit heeft
geen invloed op de prestaties en
heeft geen gevolgen voor het milieu.


Stoffilter/geurfilter (actieve kool)

Uw auto is voorzien van een fi lter dat
voorkomt dat stof en stank via de ven-
tilatie en de airconditioning het interieur
binnenkomen.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
het vervangingsinterval.
Het is raadzaam het fi lter te vervangen
wanneer u stank in het interieur waarneemt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Een vervuild interieurfi lter kan de presta-
ties van de airconditioning verminderen
en ongewenste geuren veroorzaken.

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 340 next >