PEUGEOT 5008 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Page 81 of 340
TO
E
79
Storing afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten
van de accukabels, het vervangen van
de batterij van de afstandsbediening
of een storing in de afstandsbediening
kan de auto niet meer met de afstands-
bediening ontgrendeld, vergrendeld en
gelokaliseerd worden.
)
Ontgrendel of vergrendel de auto
eerst met de sleutel in het slot.
)
Synchroniseer vervolgens de af-
standsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk als de storing niet
is verholpen.
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Synchroniseren
)
Zet het contact af.
)
Zet de sleutel in de stand 2
(Contact)
.
)
Druk zo snel mogelijk gedurende
enkele seconden op de vergrendel-
knop (gesloten hangslot) van de af-
standsbediening.
)
Zet het contact af en verwijder de
sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Als de batterij van de afstands-
bediening leeg is, wordt u ge-
waarschuwd door dit verklikker-
lampje, een geluidssignaal en
een melding op het multifuncti-
onele display.
)
Wip het huis met een muntstuk bij
het oog los.
)
Verwijder de lege batterij.
)
Schuif de nieuwe batterij in de juiste
richting op zijn plaats.
)
Klik het huis vast.
)
Synchroniseer de afstandsbedie-
ning.
Page 82 of 340
TO
E
80
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien
mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg:
ze bevatten metalen die scha-
delijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speci-
aal verzamelpunt.
Afstandsbediening
De radiografi sche afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen, om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet
in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit,
zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het
interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstands-
bediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot sto-
ringen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels
met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de
enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.
Page 83 of 340
TO
E
81
ALARM
Dit systeem beveiligt uw auto tegen in-
braak en diefstal. Het systeem bestaat
uit een omtrek- en een interieurbevei-
liging en is voorzien van een anti-in-
braakfunctie.
Vergrendelen van de auto metvolledig ingeschakeld alarm
Breng geen wijzigingen aan
het alarmsysteem aan, dit kan
leiden tot storingen.
De interieurbeveiliging wordt
uitsluitend uitgeschakeld als
deze procedure wordt uitge-
voerd na het afzetten van het
contact.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
)
Vergrendel de auto met de afstands-
bediening.
Het alarm wordt weer ingeschakeld met
twee beveiligingsniveaus; het controle-
lampje van de knop A
gaat uit.
Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Uitschakelen
)
Ontgrendel de auto met de ontgren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het con-
trolelampje van de knop A
gaat uit.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen carros-
seriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand probeert
in te breken door een portier, de achter-
klep of de motorkap te forceren.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegin-
gen in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Schakel de interieurbeveiliging uit als u
tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje
open wilt laten of als er een huisdier in de
auto achterblijft.
Anti-inbraakfunctie
Dit systeem treedt in werking als ie-
mand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de kabels van de sirene, de bedienings-
eenheid of de accu door te knippen.
Inschakelen
)
Zet het contact af en verlaat de
auto.
)
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Het alarm is geactiveerd; het controle-
lampje van de knop A
zal één keer per
seconde knipperen.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
)
Zet het contact af.
)
Druk binnen 10 seconden op de
knop A
tot het controlelampje blijft
branden.
)
Verlaat de auto.
)
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de vergren-
delknop van de afstandsbediening.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt in-
geschakeld; het controlelampje van de
knop A
zal één keer per seconde knip-
peren.
Page 84 of 340
TO
E
82
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwij-
zers ongeveer dertig seconden.
Nadat het alarm is gestopt, zijn de om-
trek- en interieurbeveiliging weer actief.
Als het alarm 10 keer achter
elkaar is afgegaan, wordt het
bij de elfde keer uitgescha-
keld.
Als het lampje van de knop A
snel
knippert, betekent dit dat het alarm
tijdens uw afwezigheid is afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als
het contact wordt aangezet.
Om te voorkomen dat tijdens het
wassen van uw auto het alarm af-
gaat, is het raadzaam de auto in dat
geval met de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier af te sluiten.
Schakel voordat u de accukabels los-
neemt het alarm uit om te voorkomen
dat de sirene afgaat.
Storing afstandsbediening
)
Ontgrendel de auto met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
)
Open het portier; het alarm gaat af.
)
Zet het contact aan; het alarm
stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
controlelampje van de knop A
geduren-
de 10 seconden blijft branden, duidt dit
op een storing in de verbinding met de
sirene.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwa-
lifi ceerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
)
Vergrendel de auto of schakel de su-
pervergrendeling in met de sleutel in
het slot van het bestuurdersportier.
Automatisch inschakelen *
Afhankelijk van de wetgeving in uw land
is het volgende van toepassing:
- Het alarm wordt 45 seconden na-
dat de auto met behulp van de af-
standsbediening is vergrendeld,
geactiveerd, ongeacht de toestand
van de portieren en de achterklep.
- Het alarm wordt 2 minuten nadat het
laatste portier of de achterklep is ge-
sloten, geactiveerd.
)
Om het afgaan van het alarm bij
het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet
eerst op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening worden
gedrukt.
*
Volgens land van bestemming.
Page 85 of 340
TO
E
83
Na het afzetten van het contact
kunnen de ruiten nog ongeveer
45 seconden worden bediend,
tenzij binnen deze 45 seconden een
voorportier wordt geopend en de auto
wordt vergrendeld.
Probeer een ruit, wanneer deze niet
met het bedieningspaneel van het
bestuurdersportier kan worden be-
diend, te bedienen met het bedie-
ningspaneel van het desbetreffende
portier, en omgekeerd.
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
U kunt de ruiten handmatig of automa-
tisch volledig openen en sluiten. De
ruiten zijn voorzien van een beveiliging
tegen beknellen en de elektrisch be-
dienbare ruiten achter kunnen worden
geblokkeerd voor de veiligheid van kin-
deren op de achterbank.
1.
Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.
2.
Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.
3.
Schakelaar ruitbediening rechts
achter.
4.
Schakelaar ruitbediening links
achter.
5.
Blokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter.
Als de ruit bijvoorbeeld bij
vorst niet wil sluiten, voer dan
direct het volgende uit:
)
druk op de schakelaar tot de ruit
volledig is geopend,
)
trek vervolgens direct de schake-
laar omhoog tot de ruit volledig is
gesloten,
)
houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de
beveiliging tegen beknellen uitge-
schakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze gedeel-
telijk weer open.
- automatisch
)
Duw of trek de schakelaar
voorbij het zware punt. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent
of sluit de ruit volledig.
)
Bedien de schakelaar opnieuw om
het openen of sluiten te stoppen.
Eentraps ruitbediening
U hebt twee mogelijkheden:
- handmatig
)
Duw of trek de schakelaar tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Om defect raken van de mo-
toren van de ruitbediening te
voorkomen, treedt wanneer
een ruit tien keer in korte tijd volledig
wordt geopend en gesloten een be-
veiliging in werking.
U heeft vervolgens ongeveer één mi-
nuut de tijd om de ruit te sluiten.
Als de ruit in dat geval wordt geslo-
ten, zal de ruitbediening na ongeveer
40 minuten weer beschikbaar zijn.
Page 86 of 340
84
Als het lampje brandt, is de
ruitbediening geblokkeerd.
Als het lampje uit is, is de ruit-
bediening niet geblokkeerd.
Met deze schakelaar worden ook
de binnenportiergrepen van de ach-
terportieren geblokkeerd (zie het
hoofdstuk "Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen"- § Elektrische kinderbeveiliging").
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan wor-
den gesloten, moet de ruitbediening
worden gereset:
)
trek de schakelaar omhoog tot de
ruit stopt met bewegen,
)
laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog, herhaal deze
handeling totdat de ruit volledig is
gesloten,
)
houd de schakelaar na het sluiten
nog ongeveer 1 seconde vast,
)
druk op de schakelaar om de ruit
automatisch te openen,
)
druk als de ruit volledig is geopend
nogmaals op de schakelaar en houd
deze nog ongeveer 1 seconde vast. Als het lampje een andere sta-
tus heeft, wijst dit op een storing
in de elektrische kinderbeveili-
ging. Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer wor-
den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er-
van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste ma-
nier gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Blokkeren van de ruitbedieningen de portiergrepen achter
)
Druk, voor de veiligheid van uw kin-
deren, met aangezet contact op de
schakelaar 5
om de ruitbediening
achter, ongeacht de stand van de
ruiten, te blokkeren.
Het blijft mogelijk de portieren van bui-
tenaf te openen en de elektrische ruitbe-
diening achter kan nog steeds worden
bediend vanaf de bestuurdersstoel.
Tijdens deze handelingen is de be-
veiliging tegen beknellen uitgescha-
keld.