PEUGEOT 5008 2013 Instructieboekje (in Dutch)

Page 201 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE

























Achterlichten



1.
Richtingaanwijzers
(PY21W-21W).


2.
Remlichten

(P21W-21W).


3.
Parkeerlicht

(LED).


4.
Mistachterlichten

(P21W).




5.
Achteruitrijlicht

(P21W).


Lampen remlichten en
richtingaanwijzers vervangen

)
Druk de vier borglippen in en verwij-
der de lamphouder.

)
Verwijder de twee bevestigings-
schroeven van de lamp.

)
Trek het achterlicht naar achteren
(een pasnok houdt de lamp tegen).

)
Neem de stekker van de lamp los.

)
Draai de lamp een kwartslag en ver-
vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeer-
de volgorde.

Page 202 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
200

















Lamp derde remlicht vervangen


















Lampen mistachterlichten of
achteruitrijlicht vervangen


)
Steek uw hand onder de bumper.

)
Draai de lamp een kwart omwente-
ling en vervang deze.



)
Open de achterklep en verwijder het
bovenste rubber.

)
Draai de twee moeren los.

)
Duw tegen het draadeinde en houd
het achterlicht aan de buitenzijde
van de auto tegen.

)
Neem de stekker los en verwijder de
ruitensproeierslang.

)
Druk achtereenvolgens de klemmen
A
, B
en C
los om de lamphouder los te
maken en bij de lampen te kunnen.

Lampen parkeerlichten vervangen
(LED)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats voor
het vervangen van dit type LED-achter-
lichten.


)
Steek een kleine schroevendraaier
in een van de buitenste gaten van
het lampglas.

)
Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.

)
Verwijder het lampglas.

)
Trek de lamp uit de lamphouder en
vervang de lamp.


Lampen kentekenplaatverlichting
vervangen (W5-5W)

Page 203 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
201
PEUGEOT is niet aansprake-
lijk voor kosten die voortvloei-
en uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra acces-
soires die niet door aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens de
voorschriften van PEUGEOT zijn ge-
monteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de
extra accessoires meer dan 10 milli-
ampère bedraagt.

Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening ge-
houden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.

ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.

Toegang tot het gereedschap

De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:




)
Verwijder het deksel volledig.

)
Maak de tang los.



Vervangen van een zekering




)
Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

)
Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

)
Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.


Goed



Defect


Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.


)
U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

Page 204 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
202

Zekeringen dashboard

De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard.
Overzicht zekeringen


Zekering
Nr.



Ampère

(A)



Functies




F1



15

Ruitenwisser achter.


F2



-

Niet gebruikt.


F3



5

Elektronische eenheid airbags.


F4



10

Automatisch dimmende binnenspiegel,
airconditioning, eenheid veiligheidsschakeling,
multimediasysteem achter.


F5



30

Eentraps elektrische ruitbediening vóór.


F6



30

Eentraps elektrische ruitbediening achter.


F7



5

Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes,
leeslampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje, verlichting middenarmsteun,
bediening relais 12 V bagageruimte.

Page 205 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
203

Toegang tot de zekeringen


)
Zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".


Zekering

Nr.



Ampère

(A)



Functies




F8



20



Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, multifunctioneel
display, detectie te lage bandenspanning, sirene alarm,
elektronische eenheid alarm, telematica-eenheid.


F9



30

12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting
achter.


F10



15

Stuurkolomschakelaars.


F11



15

Contactslot met circuit lage stroomsterkte.


F12



15

Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor,
voeding zekeringen F32, F34, F35.


F13



5

Servicecentrale motor, elektronische eenheid airbags.


F14



15

Instrumentenpaneel, display van het
instrumentenpaneel, voeding zekering F33.


F15



30

Vergrendeling en supervergrendeling.


F17



40

Achterruitverwarming, voeding zekering F30.


SH



-

Shunt tijdens opslag.

Page 206 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
204


Zekering
Nr.



Ampère
(A)



Functies




F29



-

Niet gebruikt.


F30



5

Verwarming buitenspiegels.


F31



30

12V-aansluiting bagageruimte.


F32



5

Selectiehendel 2Tronic versnellingsbak.


F33



10

Head-up display, handsfree set, airconditioning.


F34



5

Display waarschuwingslampjes veiligheidsgordels.


F35



10

Parkeerhulp, toestemming hifi -versterker.


F36



10

Elektronische eenheid servicecentrale trekhaakaansluiting, paneel bestuurdersportier.


F37



20

Hifi -versterker.


F38



30

Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.


F39



20

Zonnescherm panoramadak.


F40



-

Niet gebruikt.

Page 207 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
205

Zekeringen motorruimte

De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.

Toegang tot de zekeringen


)
Maak het deksel los.

)
Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

)
Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast.

Overzicht zekeringen


Zekering

Nr.



Ampère

(A)



Functies




F1



20

Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en EGR (2.0 HDi),
verstuivers (2.0 HDi).


F2



15

Claxon.


F3



10

Ruitensproeiers voor en achter.


F4



10

Verlichting overdag.


F5



15

Elektrokleppen absorptievat, wastegate en
drukregeling turbocompressor (1.6 THP),
verwarmingselement oliedampen (1.6 THP),
voorverwarming brandstof (1.6 HDi).


F6



10

Diagnoseaansluiting, bochtverlichting, pomp
roetfi lter (diesel), "Distance alert", niveaucontact
koelvloeistof, schakelaar bediening buitenspiegels.


F7



10

Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, motor hoogteregeling
bochtverlichting.


F8



20

Bediening startmotor.


F9



10

Schakelaars koppeling- en rempedaal.


F10



30

Regelorganen elektronische eenheid motor
(benzine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes,
verstuivers, verwarmingselementen,
brandstofpomp, elektronische thermostaat)
(diesel: elektrokleppen, verwarmingselementen).


F11



40

Aanjager airconditioning.

Page 208 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
206


Zekering

Nr.



Ampère

(A)



Functies




F12



30

Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.


F13



40

Voeding intelligente servicecentrale (BSI)
(+ na contact).


F14



30

Luchtpomp.


F15



10

Grootlicht rechts.


F16



10

Grootlicht links.


F17



15

Dimlicht links.


F18



15

Dimlicht rechts.


F19



15

Verwarmingselement oliedampen (1.6 VTi),
elektroklep regeling turbodruk (diesel),
niveaucontact koelvloeistof (diesel).


F20



10

Elektronische thermostaat, elektrokleppen
variabele distributie, elektroklep turbodrukregeling
(diesel), niveaucontact koelvloeistof (diesel).


F21



5

Voeding relais motorventilateurgroep,
voeding relais Valvetronic (1.6 VTi),
koeling turbocompressor (1.6 THP),
luchthoeveelheidsmeter (1.6 HDi).

Page 209 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
207

Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu



Zekering
Nr.




Ampère
(A)



Functies




F1



-

Niet gebruikt.


F2



5

Rempedaalschakelaar met twee functies.


F3



5

Eenheid laadtoestand accu.


F4



25

Elektrokleppen ABS/CDS.


F5



5

Elektronische eenheid ABS/CDS.


F6



15

Automatische transmissie, 2Tronic versnellingsbak.


F7 *



80

Elektropompgroep stuurbekrachtiging.


F8

*


60

Koelventilateur.


F9 *



80/30

Elektronische eenheid voorgloeien (diesel),
elektromotor Valvetronic (1.6 THP).


F10 *



40

Elektropompgroep ABS/CDS.


F11 *



100

Eenheid veiligheidsschakeling.


F12 *



30

Elektropompgroep 2Tronic versnellingsbak.


Zekering
Nr.


Ampère (A)



Functies




MF1 *



-

Niet gebruikt.


MF2 *



30

Servicecentrale trekhaakaansluiting.


MF3 *



50

Zekeringkast interieur.


MF4 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF5 *



80

Intelligente servicecentrale (BSI).


MF6 *



30

Elektrische parkeerrem.


MF7 *



30

Stoelverwarming vóór.


MF8 *



20

Koplampsproeiers.
Overzicht hoofdzekeringen

*

De hoofdzekeringen en bepaalde ze-
keringen zorgen voor een extra be-
veiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan deze zekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats uit-
gevoerd te worden.

Page 210 of 364

PRAKTISCHE INFORMATIE
208




12V-ACCU





Toegang tot de accu

De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:


)
open de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,

)
bevestig de motorkapsteun,

)
verwijder de kunststof afdekkap
voor toegang tot de pluspool,

)
maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.


Loskoppelen van de pluspool (+)


)
Trek de hendel D
zo ver mogelijk
omhoog om de accupoolklem E
te
ontgrendelen.


Weer aansluiten van de pluspool (+)


)
Plaats de geopende accupoolklem
E
op de pluspool (+) van de accu.

)
Druk verticaal op de accupoolklem
E
om hem goed tegen de accu aan
te drukken.

)
Zet de accupoolklem vast door de
pasnok opzij te bewegen en ver-
volgens de hendel D
omlaag te du-
wen.
Forceer de hendel niet bij het
omlaagduwen, aangezien de
accupoolklem niet kan worden
vergrendeld als deze niet correct is
geplaatst; herhaal de procedure.






Deze sticker geeft aan dat er een speci-
ale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag
worden bij het PEUGEOT-netwerk of bij
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.

Na het monteren van de accu kan het,
afhankelijk van de weersomstandighe-
den en de laadtoestand van de accu,
enkele uren (tot ongeveer 8 uur) duren
voordat het Stop & Start-systeem weer
zal werken.

Voor het opladen van de accu van het
Stop & Start-systeem hoeven de accu-
kabels niet losgenomen te worden.
Procedure voor het gebruik van een
hulpaccu voor het starten van de motor
met behulp van startkabels en voor het
laden van een lege accu.

Page:   < prev 1-10 ... 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 ... 370 next >