PEUGEOT 5008 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Page 271 of 404
269
Uitvoeringen met een
bandenreparatieset
Uitvoering zonder opbergbak
Deze set bevindt zich in een tas achter de
linker stoel van de tweede zitrij.
F
K
lap de rugleuning op de zitting voor
toegang tot de tas.
Uitvoering met opbergbak
Deze set bevindt zich in de opbergbak vóór de
linker stoel van de tweede zitrij.
F
T
il het deksel van de opbergbak op voor
toegang tot de set.
Uitvoeringen met een reservewiel
F Voer eerst de handelingen uit voor toegang tot het reservewiel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het reser vewiel.
F
D
ruk op de knop om het deksel te
ontgrendelen.
F
H
oud de knop ingedrukt, schuif het deksel
naar het midden en verwijder het.
Deze gereedschapskist bevindt zich in het
midden van het reservewiel, onder de auto.
De kist bevat de krik en het gereedschap
voor het ver wijderen van de sierdoppen van
wielbouten.
Bandenreparatieset
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren
,
zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die
nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
8
Storingen verhelpen
Page 272 of 404
270
Samenstelling van de set
1.12V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, met
geïntegreerde slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
Reparatiemethode
F Zet het contact af.
F Plak de sticker met snelheidslimiet in de auto.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band. F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
F
S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast.
Storingen verhelpen
Page 273 of 404
271
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Als na 5 tot 7 minuten de bandenspanning
van 2 bar niet is bereikt, is de band niet
te repareren met de bandenreparatieset;
neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om u verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand "O".
F
V
erwijder de set.Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan.
F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar in de stand " l" te zetten tot
de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het
afdichtmiddel wordt onder druk in de
band gespoten; maak de slang niet los van
het ventiel tijdens deze handeling (kans op
terugslag).
F
M
aak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen 20
en
60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek
kan dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set. Alleen de 12V-aansluitingen voorin en in
de bagageruimte mogen worden gebruikt
om de compressor aan te sluiten.
De 12V-aansluiting aan de achterzijde van
de middenconsole is niet geschikt voor dit
gebruik.
8
Storingen verhelpen
Page 274 of 404
272
Controle/aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om
de bandenspanning te controleren of de
banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit. Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast. F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan.
F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel. F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Storingen verhelpen
Page 275 of 404
273
Reservewiel
In het geval van een lekke of beschadigde
band kunt u het wiel met het bij de auto
geleverde gereedschap verwisselen volgens
de onderstaande procedure.
Toegang tot het reservewiel
Alleen een noodreser vewiel kan met de
lier onder de auto worden bevestigd.
Verwijderen van het reservewiel
Het reser vewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.F
V
ouw het harmonicapaneel op en zet de
linker stoel op de 3e zitrij (indien aanwezig)
rechtop.
F
B
eweeg het uitgesneden gedeelte van de
vloermat omhoog om bij de bout voor het
ontgrendelen van de lier te komen.
F Z et het verlengstuk 8 op het uiteinde van
de wielsleutel 5 en draai de bout rechtsom
om de kabel van de lier uit te rollen tot
het reser vewiel plat op de grond ligt. Rol
de kabel net zo ver uit als nodig is om
het reservewiel gemakkelijk te kunnen
verwijderen. F
V
er wijder het reser vewiel met de
gereedschapskist via de achterzijde van de
auto.
F
Z
et het reser vewiel rechtop om bij de
gereedschapskist ( A) te kunnen komen.
F
M
aak het verbindingsstuk los van het deksel
van de kist ( B - C).
F
H
aal het verbindingsstuk door de naaf
van
het wiel om het wiel te kunnen
verwijderen ( D).
8
Storingen verhelpen
Page 276 of 404
274
Opbergen van het gereedschap
Het wiel met de lekke band kan niet met de lier
aan de onderzijde van de auto worden bevestigd.
Dit wiel moet in de bagageruimte worden
opgeborgen. Gebruik een hoes of iets dergelijks
om de bagageruimtebekleding te beschermen.
Terugplaatsen van de lier en het
reser vewiel
Na het monteren van het reser vewiel in
de plaats van het wiel met de lekke band
moet de lier en de doos met gereedschap
onder de auto worden teruggeplaatst
voordat weggereden kan worden.
F
B
erg het desbetreffende gereedschap op
in de gereedschapskist en sluit het deksel
w e e r.
F
Z
et de gereedschapskist op de grond.
F
S
teek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist (B - C ).
F
R
ol de kabel van de lier op door de bout van
de lier linksom te draaien met de wielsleutel
5 en het verlengstuk 8 : als de kabel volledig
is opgerold, moet u geen weerstand meer
voelen.
F
B
erg het overige gereedschap op in de
opbergvakken onder de vloer van de
bagageruimte. F
B
erg het desbetreffende gereedschap op
in de gereedschapskist en sluit het deksel
w e e r.
F
Z
et de gereedschapskist op de grond. F
Z
et het wiel rechtop.
F
H
aal het verbindingsstuk door de naaf van
het wiel ( D).
F
S
teek het verbindingsstuk in het gat van de
gereedschapskist ( B - C).
F
C
entreer en plaats het reser vewiel op de
doos met gereedschap ( D).
Storingen verhelpen
Page 277 of 404
275
Verwijderen van het wiel
Wiel met wieldop
Demonteren: ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken.
Monteren : haal de wielbouten aan en
breng daarna de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel
en druk de wieldop vervolgens rondom
vast met de palm van uw hand.
* Positie P bij een automatische transmissie
F
S
teek de centreerdop in de wielnaaf.
F
P
laats het wiel met de gereedschapskist
onder het achterste gedeelte van de auto.
F
M
onteer het wiel met de gereedschapskist
onder de auto door de bout van de lier
linksom te draaien met de wielsleutel 5 en
het verlengstuk 8 . F
D
raai de bout volledig vast. Als de kabel
volledig is opgerold, moet bij het verder
draaien van de bout geen weerstand meer
worden gevoeld.
F
C
ontroleer of het wiel goed vlak tegen de
bodem aan ligt. Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg er voor
dat deze op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan (tenzij deze
geprogrammeerd is in de automatische
stand), zet het contact af en schakel de
eerste versnelling in*; blokkeer de wielen
indien nodig.
Controleer of de lampjes van het
remsysteem op het instrumentenpaneel
constant branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok achter
het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
8
Storingen verhelpen
Page 278 of 404
276
F Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 7 (lichtmetalen velgen).
F
Be
vestig de dop 2 op de wielsleutel 5 en
draai de slotbout iets los.
F
D
raai de overige wielbouten iets los met
alleen de wielsleutel 5 . F
P laats het voetstuk van de krik 6 op de
grond, recht onder een van de twee
steunpunten aan de voorzijde A of
achterzijde B . Gebruik het steunpunt dat
zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt. F
D
raai de krik 6 uit totdat de kop er van
het gebruikte steunpunt A of B raakt; het
steunpunt A of B van de auto moet correct
in het middendeel van de kop van de krik
vallen.
F K rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
Storingen verhelpen
Page 279 of 404
277
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken - Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder een
steunpunt A of B onder de auto, en
controleer of de kop van de krik goed
tegen het midden van het contactvlak van
het steunpunt drukt. Anders kan de auto
beschadigd raken en/of de krik wegzakken
- Kans op letsel!
Monteren van een wiel
Bevestiging van het stalen reser vewiel
of het noodreser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de stalen velg of
het noodreser vewiel niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten voor de
bevestiging van het reservewiel.
F
V
er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
F
P
laats het wiel op de naaf.
F
D
raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 5 en de
dop 2 handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen de wielsleutel 5 . F
L
aat de auto volledig zakken.
F
V
ouw de krik 6 op en verwijder hem.
F
D
raai de slotbout geheel vast met de
wielsleutel 5 en de dop 2 .
F
D
raai de overige wielbouten geheel vast
met alleen de wielsleutel 5 .
F
B
evestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op.
8
Storingen verhelpen
Page 280 of 404
278
Na het verwisselen van een wiel
Met een noodreservewiel
Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het reservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers
te voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld - om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
lampen van anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Doe het volgende:
-
s
chakel bepaalde rijhulpsystemen
(Active Safety Brake, adaptieve
snelheidsregelaar met stopfunctie
enz.) uit, zoals aangegeven op de
sticker op het wiel,
-
r
ijd niet sneller dan de maximaal
toegestane snelheid van 80 km/h.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van goede
kwaliteitsverlichting of de lamp op juiste
wijze in de behuizing is geplaatst.
Storingen verhelpen