PEUGEOT 5008 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2017Pages: 404, PDF Size: 15.44 MB
Page 281 of 404

279
Verlichting vóór
Uitvoering met "Full led"-
koplampen
1.Richtingaanwijzers (LED).
2. Dim-/grootlicht (LED).
3. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
4. Mistlampen (LED)
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitvoering met halogeenkoplampen
1. Dagrijverlichting/parkeerlicht (LED's).
2. Dimlicht (H7).
3. Grootlicht (HB3).
4. Richtingaanwijzers (PWY24W).
5. Mistlampen (H11).
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor - Gevaar
voor verbranding!
Houd rekening met voorwerpen of kleding die
vlam kunnen vatten of in de propeller van de
motor ventilator kunnen komen - Gevaar voor
beknelling!
Gloeilamp van richtingaanwijzer
vervangen (uitvoeringen met
halogeenkoplampen)
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzers (links of rechts)
betekent dat één of meerdere gloeilampen
aan die zijde defect zijn.
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
F
D
raai de gloeilamp een kwartslag, neem
hem uit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
8
Storingen verhelpen
Page 282 of 404

280
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
Lampen dimlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker naar achteren om deze los
te maken.
F
T
rek de lamp naar achteren om deze los te
maken.
F
V
ervang de gloeilamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen grootlicht vervangen
(uitvoering met halogeenlampen)
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Lampen van mistlampen
vervangen (bij uitvoeringen met
halogeenlampen)
F Steek een platte schroevendraaier in het gaatje van het sierdeel.
F
W
ip het sierdeel van de mistlamp los.
F
G
ebruik een Torx-schroevendraaier om de
twee bevestigingsschroeven van de module
te verwijderen.
F
N
eem de module uit de behuizing.
Storingen verhelpen
Page 283 of 404

281
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Zijknipperlichten (LED’s)
F Neem de stekker van de lamphouder los.
F D raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem.
F
V
ervang het geheel.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Zijverlichting (LED’s)
Achterlichten
1. Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
3. Richtingaanwijzer (WY16W oranje).
4. Achteruitrijlichten (W16W).
5. Mistachterlicht (P21W).
Led: light-emitting diode.
8
Storingen verhelpen
Page 284 of 404

282
Richtingaanwijzers (op de
schermen)
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Achteruitrijlichten (op de achterklep)
F Open de achterklep en ontgrendel het afdekpaneel aan de betreffende zijde.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit
los met een 10 mm pijpsleutel.
F
L
eg eerst een doek onder de moer
om te voorkomen dat hij achter het
bekledingspaneel van het scherm valt.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
buiten. F
V
erwijder van buitenaf de lampunit
voorzichtig door hem naar achteren en
ver volgens omhoog te trekken.
F N eem de stekker van de lamp los.
F D raai met een combinatietang de
lamphouder een kwart omwenteling en
verwijder hem.
F
V
erwijder de lamp en vervang hem.F
O
pen de achterklep en steek ver volgens
een platte schroevendraaier in de uitsparing
om het afdekpaneel aan de desbetreffende
zijde los te maken.
F
D
raai de bevestigingsbout van de lampunit
los met een 10 mm pijpsleutel.
F
D
raai met de hand de bevestigingsmoer van
de lampunit los en ver wijder de moer.
F
M
aak de bevestigingsclip los en beweeg
gelijktijdig de lampunit voorzichtig naar
buiten.
Storingen verhelpen
Page 285 of 404

283
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Mistachterlichten
F Verwijder van buitenaf de lampunit voorzichtig door hem naar achteren te
trekken.
F
N
eem de stekker van de lampunit los door
hem aan beide zijden in te drukken.
F
D
raai de lamphouder een kwart
omwenteling en verwijder hem.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem. Deze lampen zijn te ver vangen vanaf de
buitenkant van de achterbumper:
F
s
teek uw hand onder de bumper,
F
d
raai de lamphouder een kwartslag en
verwijder deze,
F
d
raai de gloeilamp een kwartslag, neem
hem uit en plaats een nieuwe.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.
Raak de uitlaat niet aan indien u de lamp
kort na het afzetten van het contact
ver vangt; dit met het oog op mogelijke
brandwonden.
Derde remlicht (LED)
Neem voor ver vanging contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Kentekenplaatverlichting
F Steek een kleine schroevendraaier in de spleet van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken.
F
V
erwijder het lampglas.
F
T
rek de lamp eruit en ver vang deze.
8
Storingen verhelpen
Page 286 of 404

284
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voordat u een wisserblad
vóór demonteert
Verwijderen
F Til de desbetreffende ruitenwisserarm op.
F M aak het ruitenwisserblad los en verwijder
het.
Monteren
F Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan en klik het vast.
F
L
eg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan.
F B edien nogmaals de ruitenwisserschakelaar
om de ruitenwissers in de ruststand te
zetten.
Zekering vervangen
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Mocht de storing kort na het ver vangen van de
zekering terugkeren, laat dan de elektrische
uitrusting controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
F
B
edien de ruitenwisserschakelaar binnen
één minuut na het afzetten van het contact
om de ruitenwissers naar het midden van de
voorruit (onderhoudsstand) te verplaatsen.
Storingen verhelpen
Page 287 of 404

285
De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn te vinden op de website:
http://public.servicebox.peugeot.com/ddb/
Dit kunt u laten uitvoeren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de tabellen genoemd,
kan tot ernstige storingen leiden. Neem
contact op met het PEUGEOT-netwerk
of
een gekwalificeerde werkplaats.Goed Defect
Ta n gMontage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
Storingen verhelpen
Page 288 of 404

286
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
(+) Pluspool.
Deze is voorzien van een aansluiting met
snelkoppeling.
(-) Minpool.
Omdat de minpool van de accu niet bereikbaar
is, bevindt zich vlak bij de accu een afzonderlijk
massapunt.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende
motor. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
Voor toegang tot de (+) klem:
F
o
ntgrendel de motorkap met de
ontgrendelingshendel in het interieur en maak
aan de buitenzijde de veiligheidshaak los,
F
o
pen de motorkap en plaats de
motorkapsteun onder de motorkap om deze
geopend te houden.
F Beweeg, indien uw auto hiermee is uitgerust, het kunststof kapje van de pluspool (+) omhoog.
F Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de ontladen accu A (bij het gebogen metalen
gedeelte) en ver volgens op de pluspool (+)
van de hulpaccu B of de startbooster.
F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van de
auto met de lege accu.
Storingen verhelpen
Page 289 of 404

287
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
B
reng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader
B uit voordat u de kabels losneemt van
accu A
.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers
uit (audiosysteem, ruitenwissers,
verlichting
enz.).Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
Storingen verhelpen
Page 290 of 404

288
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
sl
uit alle te openen carrosseriedelen
(portieren, achterklep, ruiten, zonnedak);
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit;
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+) Aansluiten van de plusklem (+)
De hendel tijdens het vergrendelen niet
forceren omdat de klem dan mogelijk
verkeerd zit; start de procedure opnieuw.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los
te nemen.
F
T
rek hendel A zo ver mogelijk omhoog om
accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
Storingen verhelpen