PEUGEOT 807 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Page 81 of 234
ERGONOMIE en COMFORT
3
79
Praktische voorzieningen
INDELING ACHTERCOMPARTIMENT
5. Opbergruimte
11. Bagagenet in de positie
"octopus"
Bevestig de vier haken van het net in
de daarvoor bestemde sjorogen op de
vloer.
1. Portiergreep
2. Handgreep en kledinghanger
3. Portiervak met
opbergmogelijkheden voor een
blikje en een fles water of een
afvalbak met uitneembare asbak
4. Bevestigingen bagagenet voor
hoge belading
Open de afdekplaatjes van de bovenste
bevestigingen bij zitrij 3.
Plaats de uiteinden van de metalen staaf in
deze bevestigingen.
Bevestig de haken van de riemen van de
bagageafdekking aan de sjorogen op de vloer.
Trek de twee riemen aan.
Bevestig de twee haken van de elastieken
van de bagageafdekking aan dezelfde
sjorogen.
De sjorogen bevinden zich loodrecht onder de
desbetreffende bovenste bevestigingen.
6. Bekerhouder
7. Open opbergruimte
8. Flessenhouder of afvalbak met
uitneembare asbak
9. Bevestigingen bagagenet voor de
positie "hangmat"
Vouw het bagagenet één keer op.
Bevestig de twee haken in het midden
aan de sjorogen op de vloer.
Bevestig de overige vier haken aan de
stijlen van de achterklepopening.
10. 12 V-aansluiting (120 W)
U kunt hierop o.a. een oplader voor de
mobiele telefoon of een flessenwarmer
aansluiten.
12. Bagageafdekking (uitvoering
met 5 zitplaatsen)
Plaatsen:
- plaats één uiteinde van het
oprolmechanisme van de
bagageafdekking in de steun bij zitrij 2,
- plaats het uiteinde aan de andere
zijde door dit in te drukken,
- laat het los om het te bevestigen,
- rol de bagageafdekking uit tot aan
de stijlen,
- bevestig de twee haken aan de stijlen.
Verwijderen:
- trek de bagageafdekking naar u
toe om hem uit de bevestigingen te
halen,
- rol de bagageafdekking op,
- druk het uiteinde in en verwijder
de bagageafdekking uit de steun
achter zitrij 2.
13. Hoedenplank met paraplubak
(uitvoering met 7-8 zitplaatsen)
Verwijderen van de hoedenplank:
- trek de hoedenplank naar achteren,
- til hem iets op en verwijder hem.
Plaatsen van de hoedenplank:
- kantel de hoedenplank iets naar
voren,
- druk de hoedenplank in de
bevestigingen.
Page 82 of 234
80
Praktische voorzieningen
Plafonnier vóór
Automatisch inschakelen/
uitschakelen
De plafonnier vóór gaat automatisch
branden als de sleutel uit het
contact wordt gehaald, bij het
ontgrendelen van de auto, zodra
een voorportier wordt geopend of als
de auto wordt gelokaliseerd met de
afstandsbediening.
De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat
het contact is aangezet en nadat de
auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet
contact.
Voorstoelen: de plafonniers
gaan branden zodra een van
de voor- of achterportieren
wordt geopend.
Uit. Leeslampje
Plafonnier achter, zitrij 2 en 3
Deze kunnen worden in- en
uitgeschakeld met behulp van een
schakelaar.
PLAFONNIERS
Zitrij 2 en 3: de plafonnier
gaat branden zodra een van
de achterportieren wordt
geopend. Plafonnier achter
Page 83 of 234
ERGONOMIE en COMFORT
3
81
Praktische voorzieningen
VENSTERS VOOR
TOL-/PARKEERKAARTEN
De athermische voorruit bevat twee
niet-reflecterende gedeelten aan
weerskanten van de binnenspiegel.
Hier kunnen de tol- en/of
parkeerkaarten worden bevestigd.
ZONNEKLEP MET VERLICHTE
MAKE-UPSPIEGEL
Bij aangezet contact gaat de verlichting
van de make-upspiegel automatisch
branden zodra het afdekklepje
geopend wordt.
ZONWERING ZIJRUITEN
Voor de ruiten van zitrij 2 en/of 3 is
zonwering leverbaar.
Trek aan de lip(pen) van de zonwering.
Bevestig de zonwering aan de daarvoor
bestemde ha(a)k(en).
Controleer of de lippen goed zijn
bevestigd om te voorkomen dat
het zonnescherm beschadigd
raakt bij het openen van de
desbetreffende schuifdeur.
Page 84 of 234
82
Spiegels en ruiten
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en
nachtstand gezet worden met behulp
van het hendeltje aan de onderzijde.
Automatische binnenspiegel
De binnenspiegel verstelt geleidelijk
en automatisch van de dag- in
de nachtstand. Om verblinding te
voorkomen, wordt de spiegel auto-
matisch donker, afhankelijk van
de hoeveelheid licht die vanaf de
achterzijde van de auto op de spiegel
valt. Zodra de hoeveelheid licht
(bijvoorbeeld zonneschijn, verlichting
van achteropkomend verkeer)
vermindert, wordt het spiegelbeeld
weer helder voor een optimaal zicht.
Bijzonderheden
Zodra de achteruit wordt ingeschakeld,
wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
SPIEGELS
SPIEGELS EN RUITEN
Elektrisch verstelbare
buitenspiegels
- Zet de knop A
naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te
selecteren.
- Duw de knop B
in de vier richtingen
om de spiegel af te stellen.
- Zet de knop A
weer in het midden.
Tijdens het parkeren kunnen de
buitenspiegels handmatig worden
ingeklapt of elektrisch door de knop A
naar achteren te trekken.
De spiegels worden elektrisch weer
uitgeklapt als de auto met de sleutel
ontgrendeld wordt.
Page 85 of 234
ERGONOMIE en COMFORT
3
83
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
4.
Schakelaar ruitbediening links
achter.
5.
Blokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter
(kinderslot).
- rode band zichtbaar: bediening
achter ingeschakeld.
- rode band verborgen: bediening
achter uitgeschakeld. U beschikt over twee mogelijkheden:
De elektrische ruitbediening wordt
1 minuut nadat het contact is
afgezet, uitgeschakeld.
Blokkeren van de ruitbediening
achter
Druk, voor de veiligheid van uw
kinderen, op de schakelaar 5 om de
elektrische bediening van de volgende
systemen vanaf de zitplaatsen achterin
uit te schakelen:
- ruiten.
- schuifdeuren.
- schuif-/kanteldaken.
1.
Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde.
2.
Schakelaar ruitbediening
passagierszijde.
3.
Schakelaar ruitbediening rechts
achter.
Handbediening:
- duw of trek de schakelaar 1
tot het
zware punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening:
- duw of trek de schakelaar 1
voorbij
het zware punt: de ruit gaat
volledig open of dicht wanneer u
de schakelaar hebt losgelaten.
Wanneer u de schakelaar opnieuw
indrukt, stopt de ruit.
Page 86 of 234
84
Spiegels en ruiten
ZIJRUITEN ACHTER
Kantel de hendel en druk deze
helemaal naar buiten om de geopende
ruit vast te zetten.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat deze
gedeeltelijk weer open.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Resetten van de ruit
Als de ruit, bijvoorbeeld bij vorst, bij
een storing of nadat de accukabels
los zijn geweest, bij het sluiten weer
opengaat, moet de ruit gereset worden:
- druk op de schakelaar tot de ruit
volledig is geopend,
- trek daarna de schakelaar opnieuw
omhoog tot de ruit volledig is
gesloten,
- houd de schakelaar daarna nog
1 seconde omhoog.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld. Neem bij het verlaten van de auto,
zelfs voor een korte periode, altijd
de sleutel uit het contact.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn:
- dat niemand het correcte sluiten
van de ruit verhindert,
- dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening,
- dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Page 87 of 234
VEILIGHEI
D
85
Veiligheid
4
VEILIGHEID
Bij een frontale aanrijding beperkt de
intrekbare stuurkolom de terugstoot
van het stuur, en het risico van het
binnendringen van de motor- en
versnellingsbakcomponenten in het
interieur wordt sterk gereduceerd.
In het geval van een zijdelingse
aanrijding worden u en uw passagiers
beschermd door een kooiconstructie
met zeer solide beschermingen aan de
zijkant. Met 5 sterren in
de EuroNCAP-
test in de categorie
bescherming van
volwassen inzittenden
(ADULT OCCUPANT
PROTECTION),
biedt de 807 op diverse manieren
bescherming. Zo absorbeert z'n
structuur het grootste gedeelte van de
energie die vrijkomt bij een ongeval.
Deze tests zijn uitgevoerd bij de 807
met 2.0 HDi-motor.
De overige veiligheidssystemen komen
op de volgende bladzijden van deze
rubriek aan bod.
Page 88 of 234
86
Veiligheid tijdens het rijden
HANDREM
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk de knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als
het contact is afgezet.
Automatische ontsteking van
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de
alarmknipperlichten, afhankelijk
van de remvertraging die optreedt,
automatisch in (volgens land van
bestemming). De alarmknipperlichten
blijven knipperen totdat er opnieuw gas
wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter
ook uitschakelen door de knop in te
drukken.
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
Aantrekken
Trek aan de hefboom om de auto op
de handrem te zetten. Als de auto
stilstaat op een helling, draai dan
de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in
en duw de handrem geheel omlaag. Trek de knop in het uiteinde van de
handrem naar voren.
Laat de hefboom zakken.
Nu is het mogelijk de stoel te draaien.
Om de handrem weer gewoon te laten
functioneren: trek de hefboom omhoog
tot een klik hoorbaar is.
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door:
Ontkoppelen
Trek de handrem aan als uw auto is
voorzien van een voorstoel die kan
worden omgedraaid. een verklikkerlampje op het
controledisplay,
een geluidssignaal,
een melding op het display.
Page 89 of 234
VEILIGHEI
D
87
Parkeerhulp
4
PARKEERHULP VOOR EN/OF ACHTER
Dit systeem (volgens uitvoering)
werkt met geluidssignalen en/of
grafische weergave en bestaat uit vier
ultrasoonsensoren die zijn aangebracht in
de voor- en/of achterbumper. Het systeem
waarschuwt de bestuurder voor elk
obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
binnen het detectiebereik, dat zich tijdens
het rijden voor of achter de auto bevindt.
Sommige voorwerpen die worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, komen buiten het bereik
van de ultrasoonsensoren wanneer de
auto te dicht genaderd is en kunnen
dan niet meer worden waargenomen.
Bijvoorbeeld: paaltjes, pionnen bij
wegwerkzaamheden of trottoirranden.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld zodra:
- de versnellingspook in de achteruit
wordt gezet,
- de auto vooruitrijdt met een
snelheid lager dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een
geluidssignaal en de weergave van de
auto afhankelijk van het display.
De afstand tot het obstakel wordt
aangegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een grafische weergave op het
display, met blokjes die steeds
dichter bij de auto komen.
De aanwezigheid van een obstakel
wordt aangegeven door middel van
een geluidssignaal via de luidspreker
aan die kant: dat wil zeggen voor of
achter, en rechts of links.
Deactiveren van het systeem
Druk nogmaals op de knop om het
systeem opnieuw in te schakelen. Het
lampje op de knop gaat uit.
Zorg ervoor dat de sensoren in de
winter of bij slecht weer niet bedekt
zijn met modder, ijs of sneeuw.
Wanneer dat wel het geval is (bijvoorbeeld
vuile sensoren) zal, bij het inschakelen van
de achteruit, het lampje gaan knipperen in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Uitschakelen
Druk op de knop op het
dashboard om het systeem uit
te schakelen, het lampje op de
knop gaat branden (om kinderen
niet wakker te maken...).
Het systeem wordt gedeactiveerd als:
- een andere versnelling dan de
achteruit wordt geselecteerd,
- de auto vooruitrijdt met een
snelheid hoger dan 10 km/h,
- de auto na het parkeren stilstaat
(uitsluitend bij de parkeerhulp voor).
Opnieuw inschakelen
Als de auto minder dan ongeveer
30 centimeter van het obstakel verwijderd
is, is het geluidssignaal continu hoorbaar
en verschijnt het symbool "Gevaar"
afhankelijk van het display.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld, of wanneer
een fietsendrager wordt geplaatst
(auto uitgerust met een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak of fietsendrager).
Page 90 of 234
88
Veiligheid tijdens het rijden
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS) EN ELEKTRONISCHE
REMDRUKREGELAAR (REF)
Het antiblokkeersysteem zorgt samen
met de elektronische remdrukregelaar
tijdens het remmen voor een betere
stabiliteit en handelbaarheid van uw
auto, vooral op slecht of glad wegdek.
CLAXON
Druk op een van de spaken van het
stuurwiel.
Zorg er bij het vervangen van de
wielen (banden en velgen) voor
dat er gehomologeerde wielen
worden gemonteerd.
Het antiblokkeersysteem treedt
automatisch in werking als één van de
wielen dreigt te blokkeren.
Als dit verklikkerlampje
gaat branden in combinatie
met een geluidssignaal
en een melding, duidt
dit op een storing in het
antiblokkeersysteem, waardoor u
tijdens het remmen de controle over de
auto zou kunnen verliezen.
Als dit verklikkerlampje en
het verklikkerlampje STOP
gaan branden in combinatie
met een geluidssignaal en
een melding, duidt dit op
een storing van de elektronische
remdrukregelaar, waardoor u tijdens
het remmen de controle over de auto
zou kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk.
In beide gevallen, raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door trillingen in het rempedaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zo krachtig mogelijk in en laat het
niet los.
NOODREMASSISTENTIE (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in
noodgevallen de optimale remdruk
sneller wordt bereikt: trap het
rempedaal volledig in zonder het los
te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht
verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van het brake assist system
voort te zetten.