PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 212

89
Rijden
6Opnieuw inschakelen
► Druk op de toets (2) nadat de snelheidsregelaar
is uitgeschakeld. Er wordt een melding op het
display van het instrumentenpaneel weergegeven
om aan te geven dat de functie weer is
ingeschakeld.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer
aan.
U kunt de procedure "eerste keer activeren" ook
herhalen.
Ingestelde snelheid wijzigen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manieren
verhogen:
Zonder het gaspedaal te bedienen:


Beweeg de knop (+) omhoog.
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/u te


verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen
van 5 km/u te verhogen.
Met behulp van het gaspedaal:


T
rap het gaspedaal in totdat de gewenste
snelheid is bereikt.


Beweeg de knop omhoog (-) of omlaag (+).
De ingestelde snelheid verlagen:



Beweeg de knop (-) omlaag.
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/u te


verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen
van 5 km/u te verlagen.
Uitschakelen van de functie
► Zet de ring in de middelste stand ( O) of zet het
contact af om het systeem te stoppen.
De ingestelde snelheden worden uit het geheugen
gewist als het voertuig stopt en het contact wordt
afgezet.
Storing
Bij een storing stopt de functie met werken en gaat het controlelampje uit.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Lane Departure Warning
System
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onbedoeld een rijstrookmarkering (doorgetrokken of
onderbroken streep) overschrijdt.


Bovenaan de voorruit is in het midden een camera
geplaatst; deze camera houdt de weg in de gaten en
ziet rijstrookmarkeringslijnen en de positie van het
voertuig ten opzichte van deze lijnen.
Bij een rijsnelheid hoger dan 60 km/h wordt er een
alarm gegeven als het voertuig van zijn koers afwijkt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Wanneer de voorruit is beschadigd, raden wij u
aan om contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de camera
eventueel te laten vervangen en/of kalibreren.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de
auto wordt gestart.
Deze twee verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel gaan branden
om aan te geven dat het systeem controleert of aan
de werkingsvoorwaarden wordt voldaan.

Page 92 of 212

90
Rijden
Als aan de voorwaarden wordt voldaan, gaan deze
twee verklikkerlampjes uit. Het systeem is dan
geactiveerd.
Als niet meer aan de werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, blijft het systeem wel ingeschakeld maar is
het niet meer actief. Dit wordt aangegeven door het
blijven branden van deze twee verklikkerlampjes op
het instrumentenpaneel.
Werkingsvoorwaarden
Als het systeem is ingeschakeld, is het
systeem uitsluitend actief als aan de volgende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan:

De auto rijdt vooruit.



Er is geen enkele storing in de auto gesignaleerd.



De auto rijdt met een snelheid van minimaal 60

km/h.


De rijstrookmarkering is goed zichtbaar
.


Het zicht is helder
.


De weg is recht (of maakt een flauwe bocht).



Het zichtveld is voldoende vrij van obstakels

(er wordt voldoende afstand tot de voorligger
gehouden).


Als de rijstrookmarkering wordt overschreden

(bijvoorbeeld bij het uitvoegen), mag de
richtingaanwijzer voor de richting waarin de rijstrook
wordt verlaten (rechts of links) niet zijn ingeschakeld.


De rijrichting van de auto komt overeen met het

verloop van de rijstrook.
Uitschakelen/inschakelen



► Druk op deze toets om de functie in of uit te
schakelen.
Als de functie is uitgeschakeld, gaat het lampje in de
toets branden.
Als de functie weer wordt ingeschakeld, blijven de
twee controlelampjes op het instrumentenpaneel
branden totdat de rijsnelheid 60 km/u is.
De status van de functie blijft opgeslagen in het
geheugen nadat het contact is afgezet.
Detectie
Als er een afwijking naar links of rechts ten opzichte van de rijrichting wordt
gedetecteerd, gaat het controlelampje aan de
betreffende kant op het instrumentenpaneel
knipperen en hoort u een geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en
ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld,
wordt er geen waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat er een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de weg
of een niet-officiële markering (graffiti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden: – als de rijstrookmarkeringen zijn
weggesleten;


als er weinig contrast is tussen het wegdek en

de markeringen.
Dit systeem wordt automatisch uitgeschakeld als de functie Stop & Start
actief is. Het systeem start opnieuw en herkent
de omstandigheden weer nadat het voertuig is
gestart.
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:


Als het voertuig een zeer zware lading vervoert

(vooral als deze niet goed in evenwicht is);


Bij slecht zicht (door bijvoorbeeld regen, mist

of sneeuw);


Bij weinig of juist heel veel licht (bijvoorbeeld

bij verblindend zonlicht of in het donker);


Als de voorruit vlak bij de camera vuil of

beschadigd is;


Als de
ABS, DSC, ASR of Intelligent Traction
Control niet werken.
Storing
Bij een storing gaat dit controlelampje, gaan de waarschuwingslampjes branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.

Page 93 of 212

91
Rijden
6Status van het
waarschuwingslampje
in de toetsMelding op het display Status van het symbool op
het displayGeluidssignaal Betekenis
Uit Lane Departure Warning
System ingeschakeld Waarschuwingslampjes


en

vast branden-
Het systeem wordt ingeschakeld, maar er wordt niet
aan de voorwaarden voor gebruik voldaan.
Uit Lane Departure Warning
System ingeschakeld -
-Het systeem wordt geactiveerd en er wordt
aan de voorwaarden voor gebruik voldaan: het
systeem kan ook geluidssignalen en visuele
waarschuwingen geven.
Uit - Waarschuwingslampje en
controlelampje


of

knippertJa
Het systeem is ingeschakeld en herkent de
voorwaarden voor gebruik: het geeft aan dat de
afstand tot de rijstrookmarkering links of rechts
groter wordt.
Aan Lane Departure Warning
System ingeschakeld -
NeeHet systeem is handmatig uitgeschakeld.

Page 94 of 212

92
Rijden
Dodehoekbewaking met
detectie aanhanger
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.


Dit systeem werkt met sensoren op de zijkanten
van de achterbumper, die de dode hoek in de gaten
houden.
Het waarschuwt de bestuurder voor andere
voertuigen (zoals auto's, vrachtwagens en motoren)
op plekken waar de bestuurder ze niet kan zien,
tijdens voor- en achteruitrijden.
Als er een aanhanger aan het voertuig is gekoppeld,
wordt het detectiegebied vergroot met de lengte van
de aanhanger.


In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig
zich bevindt, gaat er een waarschuwingslampje
branden. Afhankelijk van de configuratie kan er een
geluidssignaal klinken.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in- of uitgeschakeld met de toets MODE in het menu Dode hoek.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de configuratie van het voertuig (MODE).
Er zijn twee mogelijkheden voor inschakelen:


VISUEEL
: visuele waarschuwing. Onder het
rijden gaat er in de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt een waarschuwingslampje
branden.


VISUEEL
en GELUID: visuele en hoorbare
waarschuwing. Onder het rijden gaat er in
de buitenspiegel aan de betreffende zijde
een waarschuwingslampje branden. Als de
richtingaanwijzer wordt ingeschakeld aan de zijde
waar het voertuig is gedetecteerd, klinkt er een
geluidssignaal. Wanneer het voertuig wordt gestart, gaat er in elke
spiegel een waarschuwingslampje branden om aan
te geven dat het systeem is geactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Achteruitversnelling

Het systeem helpt de bestuurder bij achteruit rijden
(bijvoorbeeld wanneer hij of zij achteruit uit een
parkeerplaats rijdt).
Het detecteert voertuigen die links of rechts van het
voertuig rijden bij een snelheid tussen ongeveer 1
en 35 km/u.
Wanneer er een voertuig wordt gedetecteerd,
gaat er een waarschuwingslampje in de spiegel
aan de betreffende zijde branden en klinkt er een
geluidssignaal.
Aanhangerdetectie
Het systeem detecteert de aanwezigheid en lengte
van een aanhanger. Het detectiegebied van het

Page 95 of 212

93
Rijden
6voertuig in dode hoeken wordt verlengd met de
lengte van de aanhanger.
De detectiemodus voor de aanhanger wordt met de toets MODE ingeschakeld.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de configuratie van het voertuig (MODE).
Er zijn twee standen:


Max

: voor een aanhanger langer dan 9 meter.


Auto
: voor automatische detectie van de lengte
van de aanhanger (3 m, 6 m of 9 m).
In de stand Auto wordt er een pictogram op het
instrumentenpaneel weergegeven, dat de lengte
aangeeft die door het systeem is gedetecteerd.
Soms moet u een bocht van 90° maken zodat het systeem de lengte van de
aanhanger kan detecteren.
Wanneer er een aanhanger is aangesloten, wordt
voertuigdetectie bij achteruitrijden uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden
– Alle voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken.


De minimumsnelheid van het voertuig is 10 km/u.



W
anneer u een auto inhaalt en het verschil in
snelheid minder dan 25 km/u is.


W
anneer u door een andere auto wordt ingehaald
en het verschil in snelheid minder dan 50
km/u is.
Active Safety Brake met Collision Risk
Alert en Intelligente
noodremassistentie
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.


Dit systeem:
– W aarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met de voorligger.


V
ermindert de snelheid van de auto om een
aanrijding te voorkomen of de ernst van de
aanrijding te beperken.
Dit systeem heeft drie functies:


Collision
Risk Alert.


Intelligente noodremassistentie (iEBA).



Active Safety Brake (automatisch

noodremsysteem).


De auto is voorzien van een camera bovenaan de
voorruit.
Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet de bestuurder altijd goed opletten.
Dit systeem is ontwikkeld om de bestuurder te
ondersteunen en de veiligheid te verbeteren.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder
om de verkeersomstandigheden continu in de
gaten te houden, in overeenstemming met de
geldende rijvoorschriften.
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remcircuit voorbereid
op een automatische remactie. Er kan dan een
zwak geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto
wat af te remmen.
Uitschakelen/Inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.

Page 96 of 212

94
Rijden
Deze functie kan worden ingesteld met de toets MODE; selecteer in het menu "Active
Safety Brake" "ON" of "OFF".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
DSC- / ASR-systemen ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam om het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
van de auto:


Bij het trekken van een aanhanger
.


Bij lange voorwerpen op dakdragers of een

imperiaal.


Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto zijn

gemonteerd.


V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.


W
anneer u een wiel verwisselt, in de buurt van
een wiel werkt of in de motorruimte werkt.
– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.


Als de auto met draaiende motor wordt gesleept.



Na een klap op de voorruit ter hoogte van de

detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als er een storing van de
rempedaalschakelaar of van minimaal twee
remlichten wordt gedetecteerd.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als de remlichten niet goed werken.
De bestuurder mag de auto niet te zwaar belasten (binnen de limieten van het
maximaal toegestane voertuiggewicht en
hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op onjuiste momenten worden
gegeven.
Daarom moet de bestuurder altijd de controle
over de auto bewaren en op elk moment kunnen
ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
Gevallen die niet door het systeem worden
gedetecteerd:
– Voetgangers, fietsers, dieren, voorwerpen op de
rijbaan.


Kruisende voertuigen.



T
egemoetkomende voertuigen.


Let vooral op:– Bij de aanwezigheid van smalle
voertuigen (motorfietsen) en/of bij het invoegen
van voertuigen.


W

anneer u een tunnel binnenrijdt of over een
brug rijdt.
In de volgende situaties moet de bestuurder de
werking van het systeem onderbreken:


– Bij het rijden op een bochtige weg.
– Bij het naderen van een rotonde.

Page 97 of 212

95
Rijden
6

– Er voegt plotseling een voertuig in tussen uw auto
en de voorligger.
Collision Risk Alert
Waarschuwt de bestuurder wanneer er een risico
bestaat op een aanrijding met een voorligger.
Activeringsdrempel voor de waarschuwing wijzigen
Deze drempelwaarde voor activering bepaalt de
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico van
een aanrijding waarschuwt.
De drempelwaarde wordt in het
configuratiemenu van de auto ingesteld.


Kies een van de drie mogelijke drempelwaarden:

"Dichtbij", "Normaal" of "Ver".
De drempelwaarde die als laatste is geselecteerd,
wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
kans op een aanrijding en de door de
bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Daarbij wordt rekening gehouden met de
voertuigdynamiek, de snelheid van uw auto en die
van de voorligger, de weersomstandigheden, de
rijomstandigheden (in een bocht, intrappen van
pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het meest
geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 1 (oranje): waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat
de afstand tot de voorligger zeer klein is.
De melding "Voertuig dichtbij" wordt weergegeven.
Niveau 2 (rood): waarschuwing door middel van visuele signalen en geluidssignalen die
aangeeft dat een aanrijding dreigt.
De melding "Remmen!" wordt weergegeven.
Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare
waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen
worden gegeven, ter bevestiging van de kans op
een aanrijding.
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval wordt
waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.
Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand object
of wanneer de activeringsdrempel "Dichtb." is
geselecteerd.
Intelligente
noodremassistentie
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult deze functie de remkracht aan voor zover dit binnen
de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Deze ondersteuning wordt alleen geleverd als de
bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Active Safety Brake

Deze functie wordt ook wel het automatische
noodremsysteem genoemd en het treedt in werking
wanneer de bestuurder na de waarschuwingen niet
snel genoeg reageert en niet remt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van
de aanrijding te beperken of een aanrijding te
voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:

Page 98 of 212

96
Rijden
– Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.


De rijsnelheid moet liggen tussen 5 en

130
km/h wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Als deze lampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Parkeerhulp achter met
geluidssignalen
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.


Dit systeem (waar aanwezig) bestaat uit 4
naderingssensoren in de achterbumper.
Ze detecteren alle obstakels, zoals personen,
voertuigen, bomen en hekken, achter het voertuig
terwijl het voertuig rijdt. Bepaalde obstakels die aan het begin van de
manoeuvre werden gedetecteerd, worden aan het
einde van de manoeuvre niet meer waargenomen
als ze zich in de dode hoek tussen en onder de
sensoren bevinden. Voorbeelden: paaltjes, pionnen
bij wegwerkzaamheden of voorwerpen op de stoel.
De parkeerhulp achter kan in combinatie met een
achteruitrijcamera werken.
Inschakelen
► Schakel de achteruitversnelling in met de

schakelhendel.


Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel
aan. Hoe dichter het voertuig bij het obstakel komt,
hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als het voertuig minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel is verwijderd, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Afzetten
► Schakel de transmissie van achteruit naar
neutraal.

Page 99 of 212

97
Rijden
6Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Achteruitrijcamera
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.


Wanneer het voertuig is voorzien van een camera,
dan bevindt deze zich aan de achterkant bij het
derde remlicht.


De camera stuurt beeld naar het scherm in de
cabine.
Deze camera kan worden geactiveerd via
het instellingenmenu van het audio- en
telematicasysteem op het touchscreen.
Het achteruitrijcamerasysteem is een hulpsysteem
bij het rijden. De achteruitrijcamera kan aan de
parkeerhulp achter zijn gekoppeld.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld zodra
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft
actief tot een snelheid van ongeveer 15 km/h. Bij
een snelheid hoger dan 18 km/h wordt de camera
uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto
stilstaat en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt ingeschakeld,
wordt het laatste beeld nog ongeveer 5 seconden
weergegeven en gaat het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
Onder optimale omstandigheden van de auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3 meter in diepte
en 5,5 meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de (weers)
omstandigheden buiten de auto (lichtsterkte,
regen, sneeuw, mist, ...), de belading van de auto
en de stand van de auto ten opzichte van het
wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te reinigen
geen schoonmaakmiddelen die krassen op het
glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken van
een zachte doek of stoffer.

Page 100 of 212






Al ruim 20 jaar zoekt PEUGEOT TOTAL de limieten op en heeft daarbij successen
onder de zwaarste omstandigheden gehaald, met overwinningen in de 24 uur van
Le Mans en de Dakar Rally, en die van al onze Rally-klanten over de hele wereld.
Voor deze uitzonderlijke prestaties kozen de teams van Peugeot Sport voor\
TOTAL
QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat de motor onder de meest extreme
omstandigheden beschermt.
T QUARTZ
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat door
de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve
technologie van deze speciaal voor auto's van het merk Peugeot ontwikkel\
de
motorolie draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-emissies
en beschermt uw motor tegen verstoppingen.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 ... 220 next >