PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: BOXER, Model: PEUGEOT BOXER 2021Pages: 212, PDF Size: 6.44 MB
Page 51 of 212

49
Ergonomie en comfort
3► Houd deze enkele seconden ingedrukt voor
automatische activering.
Binnenverlichting
Wanneer aanwezig in het voertuig zijn er een of
twee plafonniers boven de achter- en zijdeuren
geplaatst.
Ze kunnen als volgt worden geactiveerd:
–
Door de plafonniers te kantelen (naar links of
rechts);
–
Door de achter- of zijdeuren te openen of te
sluiten.
De lampen gaan automatisch na een paar minuten
uit als de deuren open blijven.
Leeslampjes
Deze bevinden zich boven elke rij
zitplaatsen.
Binnenimperiaal
Deze opbergruimte bevindt zich in de laadruimte,
boven de cabine. De inhoud is afhankelijk van de
hoogte van de bestelwagen (uitvoering H2 of H3).
Berg om veiligheidsredenen geen zware voorwerpen op in de opbergruimte boven de
cabine.
Laadschot
Het schot achter de voorstoelen beschermt de
bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende
lading.
Verticale laddervormige
afscheiding
Afhankelijk van het land van bestemming bevindt
zich achter de bestuurdersstoel een verticale
laddervormige afscheiding die de bestuurder
beschermt tegen schuivende lading.
Scheidingswand met
schuifraam
Afhankelijk van het land van bestemming wordt
de cabine van de laadruimte geïsoleerd door een
scheidingswand met schuifraam.
U hebt wel de mogelijkheid om het schuifraam in de
scheidingswand te openen of te sluiten met behulp
van de knop.
Zaklamp
Als het voertuig is uitgerust met een magnetische
zaklamp, dan bevindt deze zich bij de achterste
binnenverlichting.
De verlichting is in het midden van de basis van de
zaklamp geplaatst.
Verwijder de zaklamp uit de basis door op de knop
te drukken en de zaklamp 90 graden omlaag te
draaien.
Schuif de schakelaar omhoog om de zaklamp in te
schakelen.
Verwijder de beschermkap op de zaklamp om de 4
batterijen (type Ni-MH) te vervangen.
Doe de zaklamp weer terug door deze in de
inkepingen op de basis te steken en omhoog te
draaien.
Als het voertuig stilstaat en de sleutel in het contactslot zit of is verwijderd, dan stopt het
laden en het branden van de zaklamp na
ongeveer 15 minuten.
Onder het rijden laden de batterijen van de
zaklamp automatisch op.
Page 52 of 212

50
Ergonomie en comfort
Schuiframen aan de zijkant
Afhankelijk van de uitvoering heeft het voertuig
zijramen die kunnen worden geopend.
►
Knijp beide bedieningen in en schuif het raam
opzij.
Onder het rijden moet het raam zijn gesloten of in de middelste stand vergrendeld.
Vervoer geen lange voorwerpen die uit het raam
steken.
Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee de
componenten in de motorruimte worden beschermd
tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer lage
temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht waarmee het bovenste gedeelte van de motorruimte
wordt geïsoleerd en beschermd tegen kou en
sneeuw.
Ze zijn tegen de koplampen aan op de traverse aan
de bovenzijde van de radiateur bevestigd.
Schuif ze in de richting van de buitenzijde van de
auto om ze te verwijderen.
Page 53 of 212

51
Ergonomie en comfort
3Inschuifbare treeplank
Het voertuig kan zijn uitgerust met een treeplank die
wordt uitgeschoven wanneer de schuifdeur aan de
zijkant wordt geopend. Zo kunnen de passagiers
achterin gemakkelijker in- en uitstappen.
Page 54 of 212

52
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waar het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moeten de dimlichten worden
afgesteld om te voorkomen dat tegemoetkomend
verkeer wordt verblind. Neem contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
De stand van de
hoofdverlichting selecteren
► Draai de lichtschakelaar om de witte markering
tegenover het gewenste symbool te zetten.
Lichten uit (contact uit) / dagrijverlichting (draaiende motor)
Dimlicht / groot licht
Automatische verlichting van dimlicht / groot
licht
Dimlicht/groot licht
► Trek de lichtschakelaar naar u toe om te wisselen
tussen de dimlichten en het groot licht.
Als u met het groot licht wilt flitsen, trek de hendel
naar u toe, ongeacht de positie van de ring.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Functie "snelweg"
► Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag,
zonder hem door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf keer
knipperen.
Mistlampen
Als uw auto is uitgerust met mistlampen, dan werken
ze in combinatie met de dimlichten of het grootlicht.
Mistlampen vóór
Mistachterlichten
► Druk op een van deze knoppen om de
betreffende lampen in te schakelen.
Gebruik de mistlampen uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag
als 's nachts, verblinden de mistlampen andere
weggebruikers en mogen ze niet worden
gebruikt.
Vergeet niet om de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de dagrijverlichting
automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting overdag
niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het configuratiemenu.
Automatische verlichting
De automatische verlichting (volgens uitvoering)
zorgt er bij een geringe lichtsterkte van de
omgeving voor dat automatisch het dimlicht wordt
ingeschakeld.
Page 55 of 212

53
Verlichting en zicht
4Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien nodig
zelf in.
De verlichting wordt automatisch uitgeschakeld
als de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de voorruit
niet af.
U kunt zelf de gevoeligheid van de lichtsensor instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de configuratie van de auto.
Activering
► Draai de ring in deze stand.
De lampen gaan automatisch uit als het contact
wordt afgezet.
Follow me home-verlichting
De functie "follow me home" (volgens uitvoering)
zorgt ervoor dat, als u de auto verlaat, de dimlichten
nog gedurende de ingestelde tijd blijven branden
(bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Met het contact afgezet of de
sleutel in de stand STOP
► Binnen 2 minuten na het afzetten van de motor
moet u de contactsleutel in de stand STOP zetten of
de sleutel uit het contact verwijderen.
►
T
rek de lichtschakelaar naar het stuurwiel.
Op het instrumentenpaneel gaat dit verklikkerlampje branden.
Telkens als u de lichtschakelaar naar het stuurwiel
toe trekt, wordt de duur van de follow-me-home
verlichting met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra de
ingestelde duur is verstreken, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden naar
het stuurwiel toe getrokken om de functie uit te
schakelen.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch het grootlicht in
op basis de lichtsterkte van de omgeving en de
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera die zich bovenaan de voorruit bevindt.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de
verlichting van zijn voertuig, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Activering
► Zet de ring van de lichtschakelaar in deze
stand.
► Stel de functie in door op de toets MODE
te drukken: selecteer "AAN" in het menu
"Automatisch grootlicht".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de configuratie van het
voertuig.
►
Geef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij
het weerstandspunt te bewegen) om de functie te
activeren.
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem als
volgt:
Als het buiten licht genoeg is en/of de
verkeerssituatie het gebruik van het groot licht niet
toelaat:
Page 56 of 212

54
Verlichting en zicht
– De dimlichten blijven branden: dit
controlelampje gaat op het
instrumentenpaneel branden.
Als het buiten vrij donker is en afhankelijk van de
verkeerssituatie:
– Het groot licht gaan automatisch
branden: deze controlelampjes gaan
op het instrumentenpaneel branden.
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
tijdelijk uit te schakelen. De verlichting schakelt over
op de stand "automatische verlichting".
Bij een snelheid lager dan ongeveer 15 km/u wordt
deze functie automatisch uitgeschakeld.
Als u nog steeds het groot licht wilt gebruiken, flits
dan nog een keer met de koplampen; het groot licht
blijft branden totdat het voertuig met een snelheid
van ongeveer 40 km/u gaat rijden.
Bij snelheden hoger dan 40 km/u wordt deze functie
automatisch weer ingeschakeld (mits u niet weer
met de koplampen hebt geflitst om het groot licht uit
te schakelen).
Uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "dimlicht".
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:
–
bij slecht zicht (sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, enz.),
– als het gedeelte van de voorruit voor de
camera vuil, beslagen of afgedekt is (bijvoorbeeld
met een sticker),
–
als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem detecteert geen: – weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
–
voertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd, bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg,
–
voertuigen die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Parkeerlichten
Met dit systeem kunt u de lichten laten branden
terwijl het voertuig staat geparkeerd; met het contact
uit en de sleutel in de STOP-stand of verwijderd.
► Zet de ring van de lichtschakelaar in stand O en
daarna in de stand voor dimlicht of groot licht.
Dit controlelampje gaat branden op het dashboard.
De lichten blijven branden zo lang het voertuig staat
geparkeerd.
Wanneer de lichten langere tijd blijven branden, loopt de accu sneller leeg.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Verstel de halogeenkoplampen op basis van de
belading van uw voertuig om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
Deze functie is toegankelijk in de standen voor
dimlicht en groot licht.
Page 57 of 212

55
Verlichting en zicht
4
Wanneer u weer op de knoppen drukt, kunt u de koplampen afstellen.
Een controlelampje op het display geeft de
geselecteerde instelling aan (0, 1, 2, 3).
Ruitenwisserschakelaar
Ruitenwissers vóór
De wisserfunctie is alleen actief wanneer de
contactsleutel in de stand ON staat.
De knop heeft 5 standen:
– Ruitenwissers uit.
–
Intervalstand: 1 inkeping omlaag. In deze stand
kunt 4 standen selecteren door de ring te draaien:
zeer langzaam, langzaam, normaal en snel.
– Continu en langzaam wissen: 2 inkepingen
omlaag.
–
Continu en snel wissen: 3 inkepingen omlaag.
–
Een keer wissen: trek de hendel naar het
stuurwiel.
Automatische ruitenwissers vóór
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(volgens uitvoering) wordt automatisch aangepast
aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij het
selecteren van deze stand maken de ruitenwissers
één slag. Als het contact uitgezet is geweest, moet
de functie opnieuw worden geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk de
gevoeligheid van de regensensor te verhogen door
aan de ring te draaien.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt
in een wasstraat of schakel de stand voor
automatisch wissen uit.
Controleer bij vorst vóór het inschakelen van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper
staan om eventuele opeengehoopte sneeuw
aan de onderzijde van de voorruit en op de
ruitenwissers te verwijderen.
U kunt de ruitenwisserbladen zelf vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van een
ruitenwisserblad.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Ruitensproeiers en
koplampsproeiers
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe; de
ruitensproeiers sproeien en de ruitenwissers worden
kort ingeschakeld.
Afhankelijk van de uitvoering is de sproeier van
de koplamp gekoppeld aan de ruitensproeiers;
deze wordt geactiveerd als de dimlichten zijn
ingeschakeld.
Het niveau van de sproeiervloeistof moet regelmatig worden gecontroleerd, vooral in
de winter.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het controleren van niveaus, vooral het
niveau van de ruiten-/koplampsproeiers.
Page 58 of 212

56
Verlichting en zicht
Ruitenwisserbladen
vervangen
Voor een gemakkelijke toegang tot de ruitenwissers
en de ruitensproeierkoppen kunt u in de uitsparingen
van de voorbumper gaan staan.
Controleer of de ruitensproeierkoppen niet verstopt zitten.
Een wisserblad voor de
voorruit verwisselen
► Zet de arm omhoog.
► Haal het wisserblad los door op de knop te
drukken en het te verwijderen door het naar buiten
te trekken.
►
Plaats het nieuwe wisserblad en zorg dat het
goed vastzit.
►
Zet de arm weer omlaag.
Page 59 of 212

57
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste technische
informatie, vakkennis en apparatuur. Het
PEUGEOT-netwerk is in staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website http://public.servicebox.peugeot.com/
APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Page 60 of 212

58
Veiligheid
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (elektrisch)
Dit systeem waarschuwt voetgangers dat het
voertuig nadert.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 40 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) omvat
de volgende systemen:
–
antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
–
noodremassistentie (BAS),
–
antispinregeling (ASR),
–
dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en
dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral
op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in
het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBFD) verdeelt
de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde
grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR (ook wel aangeduid met tractieregeling)
past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen
van de wielen te beperken via de remmen van de
aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook
voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de vier
wielen en grijpt, als de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto voor zover
mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in
combinatie met een melding op het display
van het instrumentenpaneel, duidt dit op een storing
in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen
de controle over uw voertuig zou kunnen verliezen.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden, in combinatie met een
melding op het display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar (EBD), waardoor u tijdens het