Peugeot Expert VU 2009 Handleiding (in Dutch)
Page 111 of 225
107
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WEG
7
- Open het deksel bij de dorpel om bij de bout van de reservewielhouder te komen.
- Draai de bout los met de wielsleutel tot de reservewielhouder volledig gezakt is. - Neem de reservewielhouder los van de
haak en plaats het reservewiel bij het te
verwisselen wiel.
3. RESERVEWIEL
- Het reservewiel is vanaf de achterzijde
bereikbaar.
- Open de achterdeuren. U kunt de plafonnier inschakelen voor
extra licht.
Page 112 of 225
108
Wiel verwisselen
4. VERWISSELEN Draai de krik niet uit voordat de wielbouten
van het te verwisselen wiel iets zijn
losgedraaid en het wiel dat zich schuin
tegenover het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
- Verwijder de wieldop door deze los te
trekken met behulp van het hiervoor
bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel.
Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich
loodrecht onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel. Speciaal gereedschap voor auto's met
lichtmetalen velgen
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen:
- Verwijder de sierdop met het speciale
gereedschap voor lichtmetalen velgen.
- Alle wielen zijn voorzien van een slotbout.
- Deze bouten kunnen alleen met een speciale dopsleutel (deze wordt u bij
aflevering van uw auto, gelijktijdig
met de codekaart, overhandigd) en
vervolgens met de wielsleutel worden
losgedraaid.
Page 113 of 225
109
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WEG
7
- Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de
krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder. - Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
met behulp van de bout en de
wielsleutel. Controleer of het wiel en
de reservewielhouder goed vast zitten
tegen de vloer van de auto.
- Let erop dat u het deksel bij de dorpel sluit.
- Berg de sierdop op in de auto.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt.
Gebruik nooit ander gereedschap in plaats
van de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast.
Page 114 of 225
110
Sneeuwscherm
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange
afstanden, laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en de
bandenspanning van het noodreservewiel
door het PEUGEOT-netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen. PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10 °C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt. VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
Page 115 of 225
110
Sneeuwscherm
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange
afstanden, laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en de
bandenspanning van het noodreservewiel
door het PEUGEOT-netwerk controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen. PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10 °C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt. VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
Page 116 of 225
111
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WEG
7
LAMPEN VERVANGEN
Type A
Glassokkellamp: de lamp
is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig los.
Type B
Lamp met
bajonetsluiting: druk de
lamp iets in en draai
hem linksom.
Type C
Halogeenlamp: duw
de borgveer open en
verwijder de lamp uit de
lamphouder.
LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen . Verwijder ze als volgt: Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens een
halogeenlamp te vervangen (om brandwonden
te voorkomen). Raak de lamp niet met de hand
aan, maar gebruik een droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Page 117 of 225
112
Lamp vervangen
3. Richtingaanwijzers
Type B, PY 21 W - 21 W (amberkleurig)
- Draai de lamphouder een kwart om- wenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai hem linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
1. Dimlicht/Grootlicht
Type C, H4 - 55 W
- Trek aan de rubber borglip en verwij- der het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2. Parkeerlicht
Type A, W 5 W - 5 W
- Trek aan de rubber borglip en verwij- der het deksel.
- Trek aan de stekker om de met een drukbevestiging gemonteerde lamp-
houder los te nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
4. Mistlampen vóór
Type C, H1 - 55 W
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 118 of 225
113
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WEG
7
ZIJKNIPPERLICHT
Type A, WY 5 W (amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los.
- Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar
links.
- Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem.
- Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de
voorzijde van de buitenspiegel.
Voor/achter
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknipperlichten)
moeten worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS
Type A, 12 V 5 W - 5 W
- Maak de plafonnier los door aan weerszijden een schroevendraaier door
de gleuf te steken.
- Trek de lamp los en vervang hem.
- Bevestig het lampglas en controleer of het goed vastzit. Gebruik hogedrukreiniger
Richt bij het wassen van hardnekkig
vuil met een hogedrukspuit niet
direct op de koplampen, de verlichting en
omringende delen om te voorkomen dat de
lak en de afdichting beschadigd raken.
Page 119 of 225
114
Lamp vervangen
ACHTERLICHTEN
Zie voor meer informatie "Lampen". - Bepaal de plaats van de defecte lamp
en open de achterdeuren in een hoek
van 180°. Raadpleeg in rubriek 2 het
gedeelte "Toegang tot de auto".
- Verwijder de twee bevestigingsmoeren.
- Trek aan de buitenzijde de lampunit los. - Maak de 8 borglippen los en verwijder
de lamphouder uit de lampunit.
- Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen.
- Vervang de lamp.
1. Remlichten/achterlichten
Type B, P21/5 W - 21/5 W
2. Richtingaanwijzers
Type B, PY 21 W - 21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten
Type B, P21 W - 21 W
4. Mistachterlicht
Type B, P21 W - 21 W Let bij het monteren op het volgende:
- maak de 8 borglippen vast,
- controleer of de twee witte nokjes in de
uitsparingen van het rubber komen voor
een goede afdichting van de lamp,
- controleer of de bedrading nergens klem zit.
Page 120 of 225
115
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WEG
7
DERDE REMLICHT
Type A, W 5 W - 5 W
KENTEKENPLAATVERLICHTING
Type A, W 5 W - 5 W
Lamp, bereikbaar via de binnenzijde
(achterklep)
- Draai de twee bouten los met behulp van een Torx TM
-sleutel met 20 mm-
hulpstuk.
- Verwijder de kunststof afdekkap.
- Druk de twee borglippen uit elkaar en verwijder de lamphouder.
- Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen.
- Vervang de lamp.
Type B, P21 W - 21 W
Met achterklep
- Wip het lampglas met behulp van een
schroevendraaier op het door de pijl
aangegeven punt los.
- Vervang de lamp.
- Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast.
Met achterdeuren
- Maak de bekleding aan de binnenzijde los.
- Druk de borglip opzij en neem de stekker los.
- Verwijder de plastic afdekkap.
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom.
- Vervang de lamp. Lamp, bereikbaar vanaf de buitenzijde
(achterdeuren)
- Draai de twee bouten los met behulp van
een Torx TM
-sleutel met 20 mm-hulpstuk.
- Verwijder de lampunit.
- Vervang de lamp.
Type B, P21 W - 21 W
Lamp op de bovenste deur
- Verwijder de bouten met behulp van een 8 mm-sleutel.
- Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen.
- Vervang de lamp.