Peugeot iOn 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 11 of 136

9
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
Laden
tractiebatterij
(normaal of snel) Permanent.
De tractiebatterij wordt geladen. Als het laden is voltooid, gaat het lampje uit.
Knippert. De laadkabel is aangesloten op
de laadaansluiting van de auto,
maar de tractiebatterij wordt niet
geladen. Controleer of de laadkabel nog is aangesloten.
Laden 12V-accu Permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de 12V-accu (ver vuilde of
losgeraakte accuklemmen, storing van
de omvormer, enz.).Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Laat uw auto controleren door een PEUGEOT-dealer
of door een gekwalificeerde werkplaats als het lampje
niet uitgaat.
Niet vastgemaakte/
losgemaakte
veiligheidsgordel vóórPermanent, daarna
knipperend, vergezeld
van een geluidssignaal.De bestuurder of de
voorpassagier heeft zijn gordel
losgemaakt of niet vastgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Veiligheidsgordel
rechts achter
losgemaakt Permanent.
De passagier rechts achter
heeft zijn veiligheidsgordel
losgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Veiligheidsgordel
links achter
losgemaakt Permanent.
De passagier links achter
heeft zijn veiligheidsgordel
losgemaakt. Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt gedurende
enkele seconden en dooft als
het contact wordt aangezet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als het lampje niet dooft.
Permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Rode lampjes
1
Instrumentenpaneel

Page 12 of 136

10
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
Een of meer
portieren geopend/
achterklep geopendPermanent in
combinatie met een
geluidssignaal.Een portier of de achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit het portier of de achterklep.
Parkeerrem Permanent. De parkeerrem is aangetrokken
of niet goed vrijgezet. Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de parkeerrem
.
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te
laag.
Er is een storing in het
rembekrachtigingsysteem. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul bij met een door PEUGEOT aanbevolen vloeistof.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door een PEUGEOT-dealer of door
een gekwalificeerde werkplaats.
+ Permanent, in
combinatie met het
lampje ABS.
Er is een storing in de
elektronische remdrukregelaar
(REF). Stop op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Antiblokkeersysteem
(ABS)Permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking van uw auto blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Oranje lampjes
Instrumentenpaneel

Page 13 of 136

11
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
+ Permanent.
Storing DSC/ASR. Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische
stuurbekrachtigingPermanent.Storing elektrische
stuurbekrachtiging Rijd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het systeem nakijken door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole
en antispinregeling
(DSC/ASR)
Knippert.
In werking treden van de DSC/
ASR. Het systeem verbetert de tractie en zorgt er voor dat de
auto beter bestuurbaar blijft.
Matig uw snelheid en pas uw rijstijl aan.
Beveiliging
tractiebatterij Permanent.
De laadtoestand van de
tractiebatterij is onvoldoende
of de temperatuur van de
tractiebatterij is onvoldoende. Beperkt motorvermogen beschikbaar.
Laad de tractiebatterij zo snel mogelijk op.
Als het lampje niet uitgaat, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Permanent.
De DSC/ASR-schakelaar is
ingedrukt.
De DSC/ASR is uitgeschakeld.
DSC: dynamische
stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de systemen DSC en ASR in te
schakelen.
De systemen DSC en ASR worden automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
1
Instrumentenpaneel

Page 14 of 136

12
Te lage
bandenspanningPermanent.
De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Deze controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning
hebt gebracht en na het ver wisselen van een of meer
wielen, moet u het systeem resetten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het bandenspanningscontrole
-sy

steem.
Knippert en brandt
vervolgens permanent. Een storing in het systeem en/
of de sensor van ten minste één
wiel wordt niet gedetecteerd. De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Zelfdiagnose
elektrisch
hoofdcircuit Permanent.
Storing in het elektrische
hoofdcircuit. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Airbag aan
passagierszijde Permanent, op de
middenconsole. De schakelaar in het
dashboardkastje of op de
middenconsole (afhankelijk van
de uitvoering) staat in de stand
"
OFF ".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld. Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de "rug in de
rijrichting" op de voorpassagiersstoel.
Controleer voordat u de auto start altijd de status van
deze schakelaar.
Mistachterlicht Permanent. Het mistachterlicht is
ingeschakeld met de ring van de
lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
Instrumentenpaneel

Page 15 of 136

13
Waarschuwings- resp. verklikkerlampjeStatusOorzaak Acties/Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links Knippert, met
geluidssignaal. De lichtschakelaar is naar beneden
bewogen.
Richtingaanwijzer
rechts Knippert, met
geluidssignaal. De lichtschakelaar is naar boven bewogen.
AlarmknipperlichtenKnippert, met
geluidssignaal.De schakelaar voor de alarmknipperlichten
op het dashboard is ingedrukt.De richtingaanwijzers links en rechts en de bijbehorende
verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Parkeerlicht en/of
dimlichtPermanent.
Het parkeerlicht en/of dimlicht is
ingeschakeld.
Mistlampen vóór Permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld met
de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring twee standen naar achteren
om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Grootlicht Permanent. U hebt de lichtschakelaar naar u toe
getrokken. Trek aan de lichtschakelaar om terug te
schakelen naar dimlicht.
Verminderde
motorremwerking Knippert.
Omdat de tractiebatterij volledig is
opgeladen, is de motorremwerking tijdelijk
verminderd. Anticipeer zo goed mogelijk op het remmen:
gebruik het rempedaal om de auto af te
remmen of volledig tot stilstand te brengen.
Ready
(klaar om te rijden)
Brandt permanent, in combinatie
met een geluidssignaal als het
gaat branden.De auto is klaar om weg te rijden, u kunt het
gaspedaal intrappen.
Het lampje brandt net zo lang als het
systeem onder spanning staat.
Groene lampjes
Zwarte lampjes Blauwe lampjes
1
Instrumentenpaneel

Page 16 of 136

14
Indicator laadtoestand
tractiebatterij
Weergave
De laadtoestand van de tractiebatterij
wordt permanent weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Waarschuwing lage energievoorraad
De bestuurder wordt door middel van vier
opeenvolgende waarschuwingen geattendeerd op
een lage energievoorraad van de tractiebatterij:
-
2
brandende en knipperende streepjes op
de indicator van de laadtoestand van de
tractiebatterij in het instrumentenpaneel: de
reservevoorraad wordt aangesproken.
-

H
et laatste streepje van de indicator van de
laadtoestand van de tractiebatterij knippert.
-

H
et laatste streepje verdwijnt: de actieradius
wordt niet meer weergegeven, ver warming en
airconditioning worden uitgeschakeld.
- Branden van dit lampje op het instrumentenpaneel:
geleidelijk aan is steeds minder
motorvermogen beschikbaar.
Energieverbruiks-/
energieopwekkingsindicator
Systeem dat de bestuurder informeert over de
hoeveelheid energie van de tractiebatterij die
wordt verbruikt of opgewekt tijdens het rijden.
Neutrale stand
Als u het contact aanzet, verbruikt de auto
geen energie en wordt er ook geen energie
opgewekt door de elektrische aandrijflijn:
de wijzer staat in de neutrale stand (mits
de ver warming en de airconditioning zijn
uitgeschakeld).
Energieverbruik
De wijzer slaat naar rechts uit. Hoe meer
energie de auto verbruikt, hoe meer de wijzer
naar rechts uitslaat.
Eco-zone
De wijzer staat in dit gedeelte als de auto
zuinig rijdt waardoor de actieradius wordt
geoptimaliseerd.
Instrumentenpaneel

Page 17 of 136

15
Bij koud weer wordt er minder energie
teruggewonnen tijdens het vaart minderen.
Kilometerteller Charge-zone
De wijzer slaat naar links uit. Hoe meer de
tractiebatterij tijdens het vaart minderen en
remmen wordt opgeladen, hoe meer de wijzer
naar links uitslaat.
Display op het
instrumentenpaneel
Als het contact in de stand "ON" staat, kunt u,
door een paar keer achter elkaar op de knop
A te drukken, verschillende gegevens op het
display weergeven.
De kilometerteller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan. Druk op de toets A
.
De totale kilometerstand wordt weergegeven
op het display.
Eenheid boordcomputer wijzigen
Houd wanneer de kilometerteller wordt
weergegeven toets A enkele seconden
ingedrukt om de eenheid van de
boordcomputer (km/h of mph) te wijzigen.
De actieradiusindicator wordt weergegeven in
de eenheid (km of mijl) die overeenkomt met
die van de boordcomputer (km/h of mph).
Dagteller (traject A of B)
Deze twee waarden geven de afgelegde
afstand aan voor de trajecten A en B sinds de
laatste nulstelling van de teller. Druk op de knop A om het gewenste traject
weer te geven.
Resetten
Houd wanneer bij aangezet contact een van de
trajecten A of B wordt weergegeven de knop
langer dan twee seconden ingedrukt.
1
Instrumentenpaneel

Page 18 of 136

16
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Druk bij in- of uitgeschakelde koplampen
op de knop A om de functie te selecteren.
Houd de knop ver volgens ingedrukt om de
lichtsterkte van de dashboardverlichting en de
sfeer verlichting in te stellen op "dag" of "nacht".
Elke keer dat u op de knop A drukt, neemt de
lichtsterkte toe.
Wanneer de maximale lichtsterkte is bereikt
en u nogmaals op de knop drukt, gaat de
dashboardverlichting over op de minimale
lichtsterkte.
Laat de knop A los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Zodra u de knop A loslaat wordt de instelling
geregistreerd en opgeslagen wanneer het
contact wordt afgezet.
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator geeft aan
hoever u nog ver wijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudsbeurt volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Dit wordt berekend vanaf de laatste nulstelling
van de onderhoudsindicator.
Deze informatie kan op twee manieren worden
aangegeven:
-
d
e resterende afstand (in kilometers of
mijlen),
-

d
e resterende tijd (in maanden) tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Druk na het aanzetten van het contact een
paar keer achter elkaar op de knop A tot de
onderhoudsindicator in de gewenste eenheden
wordt aangegeven.
Werking
1. Het display geeft de resterende afstand
of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt
w e e r.
2. Het display geeft aan dat de
auto binnenkort toe is aan een
onderhoudsbeurt.
Elke keer dat het contact wordt aangezet,
wordt gedurende enkele seconden de
onderhoudssleutel weergegeven om
u eraan te herinneren dat u op korte
termijn een onderhoudsbeurt moet laten
uitvoeren.
3. Na het uitvoeren van de onderhoudsbeurt
is de indicator gereset en wordt de
resterende afstand/tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt weer aangegeven.
Instrumentenpaneel

Page 19 of 136

17
Onderhoudsindicator op nul
zetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
Doe dit als volgt:
F
Z
et het contact af (contact in de stand
LOCK of ACC).
F

D
ruk herhaaldelijk op de knop voor het
resetten A tot de onderhoudsindicator
verschijnt.
F

H
oud de knop voor het resetten enkele
seconden ingedrukt tot de sleutel
knippert .
F

D
ruk ter wijl de sleutel knippert op de knop
voor het resetten waarna " CLEAR" wordt
weergegeven in plaats van " ---".
De afstand (of tijd) tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt wordt weergegeven. De weergave "
---" die aangeeft dat de
auto toe is aan een onderhoudsbeurt
wordt automatisch gereset nadat er
een bepaalde tijd is verstreken of een
bepaalde afstand is afgelegd. Het display
toont dan de reseterende tijd tot de
volgende onderhoudsbeurt.
Bandenspanningscontrole
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het
bandenspanningscontrolesysteem resetten.
Voer dit als volgt uit:
F

d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F

h
oud de knop A gedurende ten minste
3


seconden ingedrukt.
Er klinkt een geluidssignaal en het lampje
van de bandenspanningscontrole knippert
langzaam tot het systeem is gereset.
1
Instrumentenpaneel

Page 20 of 136

18
Selecteren van de gemonteerde
set banden
Als u een tweede bandenset met sensor hebt
geregistreerd, selecteer dan elke keer dat de
banden gewisseld worden de desbetreffende
set op het display van het instrumentenpaneel.
Voer dit als volgt uit:
F
d
ruk op de knop A om het systeem te
selecteren.
F

h
oud knop A meer dan 10 seconden
ingedrukt om achtereenvolgens te wisselen
van bandenset 1 naar bandenset 2 of vice
versa.
Actieradiusindicator
Deze functie geeft een schatting van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden tot de
tractiebatterij leeg is, daarbij rekening houdend
met de omstandigheden (rijstijl, gebruik van
verwarming, airconditioning…).
Als de actieradius te klein is geworden,
wordt er " ---" op het display aangegeven.
De actieradius kan in kilometers of mijlen
worden weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kilometerteller
en het wijzigen van de eenheden.
Instrumentenpaneel

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 140 next >