Peugeot iOn 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: iOn, Model: Peugeot iOn 2018Pages: 136, PDF Size: 5.83 MB
Page 31 of 136
29
Peugeot Connect USB – USB-speler
Op deze USB-aansluiting kunt u draagbare
apparatuur, zoals een digitale audiospeler
(iPod
®) of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren met de toetsen
van het audiosysteem.
Het draagbare apparaat kan tijdens het gebruik
via de USB-aansluiting automatisch worden
opgeladen.
Raadpleeg voor meer informatie over het
gebruik van deze voorziening de rubriek
Audio en telematica .
Ventilatie
De ventilatie zorgt voor een optimaal comfort
en zicht in het interieur.
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Instellingen
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
Met behulp van de temperatuurregeling kunt u
de lucht van de verschillende circuits mengen
om het gewenste comfortniveau te bereiken.
Via de regeling van de luchtverdeling kunnen
de uitstroomopeningen worden geselecteerd.
Door de regeling van de luchtopbrengst kunt u
de aanjagersnelheid verhogen of verlagen.
Het systeem wordt bediend met het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voor het ontdooien
of ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien
of ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorste inzittenden.
3
Ergonomie en comfort
Page 32 of 136
30
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, laat dan voordat u
instapt de ruiten even openstaan om het
interieur te ventileren.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
F
C
ondensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden
altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij
langdurig gebruik van de luchtrecirculatie
in het interieur kunnen de voorruit en de
zijruiten beslaan. De ver warming en ventilatie worden
gevoed door de tractiebatterij. Het
gebruik er van verhoogt het elektrische
verbruik van de auto en vermindert de
actieradius.
Schakel de ver warming of de
airconditioning uit als u dat noodzakelijk
lijkt.
Tijdens het normaal laden van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning worden geactiveerd als het
contact in de stand ACC staat.
Tijdens het snelladen van de auto
kunnen de ventilatie, de ver warming en de
airconditioning niet worden geactiveerd.
F
Z et de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10
minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren om het systeem in per fecte
staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt. Neem in dat geval contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Ergonomie en comfort
Page 33 of 136
31
Verwarming
De instellingen kunnen handmatig of
automatisch worden doorgevoerd.
1.Regeling van de temperatuur
2. Regeling van de luchtopbrengst
3. Regeling van de luchtverdeling
4. Toevoer van buitenlucht/recirculatie
interieurlucht
5. To e t s " M a x "
Regeling temperatuur
F Draai de draaiknop rechtsom
om de temperatuur te
verhogen en linksom om de
temperatuur te verlagen.
Als
de
draaiknop in de stand "●" staat, is
d
e temperatuur van de toegevoerde lucht
gelijk aan die van de buitenlucht.
Als
u
de draaiknop in de stand "●" zet
t
ijdens de werking van de ver warming of
airconditioning, dan wordt de verwarming
of airconditioning direct uitgeschakeld.
Regeling luchtopbrengst
F Draai de draaiknop rechtsom
om de luchtopbrengst te
verhogen en linksom om de
luchtopbrengst te verlagen.
Regeling luchtverdeling
Zet de draaiknop in de gewenste
stand voor de verdeling van lucht
naar: middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters,
middelste ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en voetenruimte,
voetenruimte,
voorruit, zijruiten en voetenruimte,
voorruit en zijruiten.
De luchtstroom kan worden gevarieerd door de
knop in een middenstand te zetten. Als de draaiknop in de stand " AUTO"
staat, wordt de luchtverdeling automatisch
geregeld op basis van de geselecteerde
temperatuur.
Toevoer van buitenlucht/
recirculatie van interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Als de draaiknop in de stand "
AUTO"
staat, wordt de luchtopbrengst
automatisch geregeld op basis van de
interieurtemperatuur.
3
Ergonomie en comfort
Page 34 of 136
32
F Druk op deze toets om de lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het lampje gaat
uit.
To e t s " M a x "
Met deze toets kan het interieur snel ver warmd
of gekoeld worden. De toets werkt alleen
wanneer de regeling van de luchtopbrengst niet
in de stand "OFF" staat.
Druk op deze toets. Het
desbetreffende lampje gaat
branden.
Zet de knop van de temperatuurregeling in de
gewenste stand:
- op
"●" voor maximale ventilatie,
- tussen
"●" en "H" voor maximale
v
erwarming,
- tussen
"C" en "●" voor maximale
a
irconditioning.
Airconditioning
De instellingen kunnen handmatig of
automatisch worden doorgevoerd.
1. Regeling van de temperatuur
2. Regeling van de luchtopbrengst
3. Regeling van de luchtverdeling
4. Toevoer van buitenlucht/recirculatie van
interieurlucht
5. To e t s " M a x "
6. Airconditioning aan/uit
Regeling temperatuur
F Draai de draaiknop rechtsom
om de temperatuur te
verhogen en linksom om de
temperatuur te verlagen.
Als
de
draaiknop in de stand "●” staat, is
d
e temperatuur van de toegevoerde lucht
gelijk aan die van de buitenlucht.
Als
u
de draaiknop in de stand "●” zet
t
ijdens de werking van de ver warming of
airconditioning, dan wordt de verwarming
of airconditioning direct uitgeschakeld.
Regeling luchtopbrengst
F Draai de draaiknop rechtsom om de luchtopbrengst te
verhogen en linksom om de
luchtopbrengst te verlagen.
Regeling luchtverdeling
Zet de draaiknop in de gewenste
stand voor de verdeling van lucht
naar:
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Als de draaiknop in de stand "AUTO"
staat, wordt de luchtopbrengst
automatisch geregeld op basis van de
interieurtemperatuur.
Ergonomie en comfort
Page 35 of 136
33
middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters,
middelste ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en voetenruimte,
voetenruimte,
voorruit, zijruiten en voetenruimte,
voorruit en zijruiten.
De luchtstroom kan worden gevarieerd door de
knop in een middenstand te zetten. Als de draaiknop in de stand " AUTO"
staat, wordt de luchtverdeling automatisch
geregeld op basis van de geselecteerde
temperatuur.
Toevoer van buitenlucht/
recirculatie van interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast. F
D
ruk op deze toets om de
lucht in het interieur te laten
recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat de
luchtrecirculatie is ingeschakeld.
F
D
ruk nogmaals op de toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen. Het lampje gaat
uit.
To e t s " M a x "
Met deze toets kan het interieur snel ver warmd
of gekoeld worden. De toets werkt alleen
wanneer de regeling van de luchtopbrengst niet
in de stand "OFF" staat.
Druk op deze toets. Het
desbetreffende lampje gaat
branden.
Zet de knop van de temperatuurregeling in de
gewenste stand:
- op
"●" voor maximale ventilatie,
- tussen
"●" en "H" voor maximale
v
erwarming,
- tussen
"C" en "●" voor maximale
a
irconditioning.
Airconditioning aan/uit
De airconditioning functioneert, als
de ruiten gesloten zijn, optimaal in
elk seizoen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3 °C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op de toets A /C. Het desbetreffende lampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de toets A /C. Het desbetreffende lampje gaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen
onaangename verschijnselen optreden (vocht,
beslagen ruiten).
3
Ergonomie en comfort
Page 36 of 136
34
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Draai de knop voor de regeling van
de luchtverdeling naar deze stand.
De toevoer van buitenlucht wordt geselecteerd
(lampje uit) en, afhankelijk van de uitvoering,
wordt de airconditioning ingeschakeld (lampje
brandt). Zet de knop voor de regeling van de
temperatuur
tussen "●" en "H ".
Zet de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de gewenste
stand.
Voor snel ontwasemen/ontdooien kunt u
tevens op de toets " MAX" drukken.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Inschakelen
F Druk op deze toets om de
achterruit en de buitenspiegels
(afhankelijk van de uitvoering)
te ontwasemen. Het
verklikkerlampje van de toets
gaat aan.
Uitschakelen
De achterruitver warming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
F
U k
unt de achterruitver warming
ook eerder uitschakelen
door nogmaals op de toets te
drukken. Het verklikkerlampje
van de toets gaat uit. Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik de actieradius
van de auto vergroot.
Afstandsbediening
(Afhankelijk van de uitvoering).
De afstandsbediening kan worden gebruikt om
de volgende functies op afstand te bedienen:
-
C
ontroleren van de laadtoestand van de
auto.
-
P
rogrammeren van het laden: starttijd en
laadduur.
-
A
ctiveren van de functies ten behoeve
van de klimaatregeling (verwarming,
airconditioning, ontwaseming).
Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om het laden te kunnen
programmeren.
-
Z
et de selectiehendel in de stand P .
-
Z
et het contact in de stand LOCK .
-
S
luit de kabel voor normaal laden op
de auto aan.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 100
meter.
Ergonomie en comfort
Page 37 of 136
35
Toetsen
1.AAN/UIT, gegevensoverdracht.
2. MODE: hiermee kan een keuze worden
gemaakt uit de beschikbare functies
(begin laden, laadduur, thermisch
comfor t).
3. Direct beginnen met laden van de auto
(de geprogrammeerde waarden worden
gereset).
4. Instellingen.
Display
1.Indicator status gegevensoverdracht.
2. Laadindicator.
3. Storingsindicator.
4. Indicator laadtoestand tractiebatterij.
5. Indicator status te programmeren
laadfuncties.
6. Indicator resterende laadtijd.
7. Indicator status thermische
comfortfunctie.
Aan/uit
Schuif de antenne uit.
Houd deze knop enige tijd ingedrukt
om de afstandsbediening in of uit te
schakelen.
Als de afstandsbediening niet binnen
30 seconden wordt gebruikt, wordt hij
automatisch weer uitgeschakeld.
Programmeren van het
begintijdstip van het laden
Deze functie wordt gebruikt om de starttijd voor
het laden van uw auto in te stellen.
(Voorbeeld: Als het 19.00 uur is op het moment
van programmeren en de tijd wordt ingesteld
op 2 uur, begint het laden om 21.00 uur.)
Schakel de afstandsbediening in.
Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de starttijd voor het laden in door de
pijltoetsen in te drukken: dit gaat in stappen van
0,5 uur per keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
3
Ergonomie en comfort
Page 38 of 136
36
Als de starttijd wordt geprogrammeerd
zonder de laadduur te programmeren,
wordt de tractiebatterij volledig opgeladen.
Programmeren van de
laadduur
Deze functie wordt gebruikt om de laadduur
voor uw auto in te stellen.
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van de laadduur te selecteren.Op het display verschijnt dit
symbool.
Stel de laadduur in door de pijltoetsen in te
drukken: dit gaat in stappen van 0,5 uur per
keer dat de toets wordt ingedrukt.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
U kunt een laadduur van 0,5 tot 19,5 uur
instellen. U kunt echter ook de duur "-h"
selecteren: in dit geval stopt het laden,
zodra de tractiebatterij volledig opgeladen
is. Deze duur is standaard ingesteld. Als de laadduur wordt geprogrammeerd
zonder de starttijd voor het laden te
programmeren, begint het laden van de
tractiebatterij onmiddellijk en duurt het
laden voort tot de geprogrammeerde
laadduur is verstreken.
Annuleren van de
geprogrammeerde waarden
Met de afstandsbediening
Druk op de toets voor het direct
beginnen met laden en druk
ver volgens kort op de A AN/UIT-
toets om de gegevens naar de auto
te versturen.
Met het contactslot
Zet het contact in de stand ON
en ver volgens in
de stand LOCK .
De met de afstandsbediening
geprogrammeerde waarden, worden
elke keer dat de auto wordt gestart
automatisch geannuleerd.
Programmeren van het
thermische comfort
Deze functie wordt gebruikt voor het
programmeren van de werking van de:
-
verwarming,
-
airconditioning,
-
ontwaseming.Er moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan om de werking van
de verwarming, airconditioning en
ontwaseming te programmeren.
-
D
e selectiehendel staat in de stand P .
-
H
et contact staat in de stand LOCK .
-
D
e kabel voor normaal laden is
aangesloten op de auto.
-
A
lle portieren zijn goed gesloten.
-
D
e laadtoestand van de tractiebatterij
is voldoende (minimaal 1 streepje).
Voor maximale efficiëntie van de
programmering van het thermische
comfort moeten alle ruiten van de auto
gesloten zijn.
Ergonomie en comfort
Page 39 of 136
37
Een van deze symbolen verschijnt op het
display. Hiermee wordt de huidige status van
het thermische comfort aangegeven.
Selecteer met de pijltoetsen de gewenste
functie.
Druk kort op de A AN/UIT-toets om de
gegevens naar de auto te versturen.
Beschikbare functies Activeren van de functies
Schakel de afstandsbediening in.
Druk op de toets MODE om het programmeren
van het thermische comfort te selecteren.Koelen: inschakelen van de
airconditioning en ventilatie in
het interieur via de middelste
ventilatieroosters.
Verwarmen: inschakelen
van de ver warming in het
interieur en de ventilatie via
de onderste ventilatieroosters.
De stoelver warming van de
bestuurdersstoel wordt ook
geactiveerd, mits deze functie is
ingeschakeld. Ontwasemen: inschakelen
van de achterruitverwarming,
de buitenspiegelverwarming
(afhankelijk van de
uitvoering), de ventilatie en de
ver warming in het interieur,
via de zijventilatieroosters
en de ver warming van de
bestuurdersstoel mits deze
functie is ingeschakeld.
Uitschakelen van de functie
voor het programmeren van het
thermische comfort en annuleren
van de geprogrammeerde
waarden.
Indicator van de laadtoestand
van de tractiebatterij
U kunt op de afstandsbediening de
laadtoestand van de tractiebatterij controleren.
Tractiebatterij volledig geladen.
Tractiebatterij voor de helft geladen.
Tractiebatterij bijna ontladen.
Tractiebatterij ontladen.
Vervangen van de batterijen
Batterijtype: CR2032
Maak het kapje los en ver vang de twee
batterijen.Gooi lege batterijen niet weg, maar lever
ze in als klein chemisch afval.
3
Ergonomie en comfort
Page 40 of 136
38
Storingen
Afstandsbediening
IndicatorenStatus OorzakenActies/Opmerkingen
Knippert binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. Er is een storing.
Schakel de afstandsbediening uit en
vervolgens weer in.
Knipperen binnen circa één seconde na
inschakelen van de afstandsbediening. De werking van de afstandsbediening
of de overdracht van gegevens wordt
verstoord door elektrische interferentie.Ga op een plaats staan waar dit probleem
zich niet voordoet.
Knipperen binnen circa tien seconden na
inschakelen van de afstandsbediening. De antenne is niet uitgeschoven.
Schuif de antenne uit.
De afstandsbediening bevindt zich te ver
van de auto. Ga dichter bij de auto staan.
Het contact staat niet in de stand LOCK . Zet het contact in de stand LOCK.
Ergonomie en comfort