PEUGEOT PARTNER TEPEE ELECTRIC 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Page 181 of 252
143
Bandenreparatieset
De set bevindt zich in een opbergvak onder de
voorstoel.
Auto's geleverd met een bandenreparatieset
zijn niet uitgerust met een reser vewiel of het
bijbehorende gereedschap (krik, wielsleutel,
e t c .) .
De bandenreparatieset bevat een compressor
en een flacon met afdichtmiddel.
Gebruik van de set
1. Flacon met afdichtmiddel, met ingebouwde
slang.
2. Compressor.
A. Startknop F
V
ink op de sticker aan welke band
gerepareerd moet worden en plak de sticker
op het stuur zodat u er steeds aan herinnerd
wordt dat u de band slechts tijdelijk kunt
gebruiken.
F
K
lem de flacon 1 op de compressor 2
.
F
S
luit de flacon 1 aan op het ventiel van de
lekke band.
F
R
ol de slang van de compressor uit voordat
deze op de flacon aangesloten wordt.
F
S
luit de voedingskabel op een van de
12V-aansluitingen van de auto aan.
F
S
chakel de compressor in door op knop
A te drukken tot een bandenspanning
van 2,0 bar wordt bereikt. Als deze
bandenspanning niet kan worden bereikt, is
de band niet te repareren.
F
V
er wijder de compressor en berg deze op.
F
R
ijd direct een aantal kilometer met lage
snelheid, zodat het afdichtmiddel het lek
kan dichten.
F
P
as de bandenspanning met behulp van
de compressor aan tot de aanbevolen
spanning voor de auto en controleer dat het
lek goed is afgedicht (geen verdere afname
van de bandenspanning).
F
R
ijd niet harder dan 80 km/h. De band moet
zo snel mogelijk worden nagekeken door
een professioneel bedijf.
Na gebruik kan de flacon in een plastic zak
(meegeleverd in de set) opgeborgen worden
om vlekken op uw auto door restanten van de
vloeistof te voorkomen. Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Deze flacons met afdichtmiddel zijn
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Wiel verwisselen
Parkeren van de auto
F Zorg er voor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
F
Z
et de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling in.
F
P
laats een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 182 of 252
144
Als de auto van een trekhaak is voorzien, kan
het soms nodig zijn de auto iets omhoog te
brengen om het reservewiel gemakkelijker uit
de houder te verwijderen.
Neem in bepaalde situaties, bijvoorbeeld bij
een zachte ondergrond of als de auto zwaar
is beladen, contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De krik en het gereedschap behoren bij uw
auto. Gebruik ze niet voor andere doeleinden.
Toegang tot het gereedschap
4.Sleutel voor dakrails Modutop-dak en
achterlichten.
Sleutel voor achterlichten.
5. Gereedschap voor verwijderen van
sierdoppen van lichtmetalen velgen.
Dit gereedschap is niet vereist voor uw
uitvoering.
6. Sleepoog.
Toegang tot het reservewiel
F Open de achterdeuren/achterklep voor
toegang tot het reservewiel.
Het gereedschap bevindt zich in een opbergvak
met een deksel onder een voorstoel. Als de auto echter niet met
een reser vewiel is uitgerust,
bevindt het sleepoog zich in het
opbergvak in de vloer achter de
bestuurdersstoel.
F
S
chuif indien nodig de stoel naar voren
voor toegang tot het opbergvak vanaf de
achterzijde.
F
V
er wijder het deksel en haal de krik en de
gereedschaphouder uit het opbergvak.
F
P
ak het benodigde gereedschap uit de
houder.
1. Krik.
2. Wielsleutel.
3. Wielblok.
Storingen verhelpen
Page 183 of 252
145
F Haal de reser vewielhouder los van de haak en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
Een wiel met een lekke
band verwijderen
F Draai de bout met behulp van de wielsleutel los om de reser vewielhouder volledig te
laten zakken. F
V
erwijder de wieldop.
F
D
raai de wielbouten iets los.
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder één van de twee steunpunten
aan de voorzijde of achterzijde. Gebruik
het steunpunt dat zich het dichtste bij het te
verwisselen wiel bevindt.
F
D
raai de krik uit tot de kop van de krik het
gebruikte steunpunt raakt; het contactvlak
van het steunpunt A moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken. F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
F
G
a verder met het losdraaien van de
wielbouten.
F
V
erwijder de bouten en verwijder
vervolgens het wiel.
8
Storingen verhelpen
Page 184 of 252
146
Monteren van het
reservewiel
Rijd met een noodreser vewiel niet sneller
dan 80 km/h.
Het reser vewiel is niet geschikt voor het
afleggen van lange afstanden. Laat zo
snel mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reser vewiel
monteren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
F
P
laats het reser vewiel op de naaf en haal
de wielbouten met de hand aan.
Zorg er voor dat de krik stabiel staat.
Het voetstuk van de krik moet stevig op
de grond staan en zich recht onder het
gebruikte steunpunt bevinden.
Op een gladde of losse ondergrond kan
de krik wegglijden of wegzakken – Kans
op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder een van de
steunpunten onder de auto en zorg er voor
dat het contactvlak van het steunpunt
goed in het middelste deel van de kop van
de krik steekt.
Anders kan de auto beschadigd raken en/
of de krik wegzakken – Kans op letsel!
Draai de krik niet uit voordat u de bouten
van het te ver wisselen wiel iets hebt
losgedraaid en een wielblok achter
het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel hebt geplaatst.
F
D
raai de wielbouten vast met de wielsleutel.
F
L
aat de krik volledig zakken en ver wijder
deze vervolgens.
F
H
aal de bouten nogmaals aan met de
wielsleutel, zonder te forceren.
F
P
laats het te repareren wiel in de
reservewielhouder.
Storingen verhelpen
Page 185 of 252
147
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt (gebruik een assteun).
Gebruik in plaats van de wielsleutel nooit
elektrische apparaten.
Monteren van het
gerepareerde wiel
Volg voor het monteren van het gerepareerde
wiel dezelfde procedure als voor het monteren
van het reservewiel. Vergeet niet de wieldop te
bevestigen.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie
,
waaronder de bandenspanningssticker.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het banden-
spanningscontrolesysteem , waaronder
de aanbevelingen met betrekking tot
het ver wisselen van een wiel met een
bandenspanningssensor.
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en breng de houder omhoog door de bout
weer met de wielsleutel vast te draaien.
F
D
raai de bout tot de aanslag en controleer
of het wiel goed vlak tegen de bodem aan
ligt.
Als dit niet het geval is, voer dan de procedure
nogmaals uit.
Wieldop op de velg
aanbrengen
Het ventiel van de band moet gecentreerd
worden ten opzichte van de inkeping op de
wieldop.
Deze positie is van essentieel belang voor
het correct aanbrengen van de wieldop op
de stalen velg. (Als de positie van het ventiel
incorrect is, d.w.z. niet in lijn met de inkeping,
zal het antirotatiesysteem in contact komen
met de boutkoppen en beschadigd raken als de
gebruiker de wieldop in deze onjuiste positie
blijft aanbrengen). -
Z
org dat de buitenrand van de wieldop niet
tegen de velg drukt of hier in zakt:
Juiste positie wieldop.
8
Storingen verhelpen
Page 186 of 252
148
Controleer de positie van het ventiel
van de band ten opzichte van de ring
van de wieldop.
Onjuiste
positie wieldop.
-
Z
org dat alle bevestigingsklemmen vooraf
worden vastgeklemd behalve de laatste
(tegenover de inkeping voor het ventiel). -
S
la flink met de palm van de hand op de
klem tegenover het ventiel (de laatste
bevestigingsklem, altijd in de klemrichting). Onjuiste
ventielpositie: onder de ring.
Ver vorming van de rand van de wieldop bij het
ventiel door onjuiste montage.
Storingen verhelpen
Page 187 of 252
149
Neem de montageprocedure voor de
wieldop in acht om te voorkomen dat
de bevestigingsklem breekt en de
omtrek van de wieldop vervormt.
Juiste
ventielpositie: boven de ring.
Een lamp vervangen
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen.
Ver wijder ze als volgt:
Ty p e A
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met
een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los.
Ty p e B
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in
en draai deze linksom.
Ty p e C
Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder.
Ty p e D
Lichtgevende diode (LED): raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats voor het ver vangen van de
dagrijverlichting.
8
Storingen verhelpen
Page 188 of 252
150
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer de handelingen in omgekeerde volgorde
uit om elke lamp weer aan te brengen en
controleer of de motorkap goed vergrendeld is.
Halogeenlampen moeten vervangen worden
bij uitgeschakelde verlichting. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting enkele
minuten alvorens een halogeenlamp te
vervangen (om brandwonden te voorkomen).
Raak de lamp niet met de hand aan, maar
gebruik een droge, pluisvrije doek.
Het is normaal dat er zich condens vormt
aan de binnenzijde van de koplampen. Bij
regelmatig gebruik van de auto verdwijnt deze
condens.
Bij het ver vangen van de lampen moet het
contact afgezet of de accu losgekoppeld
zijn. Wacht na het ver vangen van de lamp
ongeveer drie minuten alvorens de accu weer
aan te sluiten.
Verzeker u er altijd van dat de lampen correct
werken.
Wassen met hogedrukspuit
Probeer hardnekkig vuil niet met een
hogedrukspuit van de koplampen,
achterlichten en omgeving te verwijderen,
om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichting ervan beschadigd raken.
Verlichting vóórDimlicht/grootlicht
Ty p e C, H4 – 55W
F T rek aan de flexibele rubberen lip om de
middelste kap te verwijderen.
F
N
eem de stekker los.
F
M
aak de bevestigingsklem los.
F
V
er vang de lamp en let erop dat het metalen
gedeelte goed aansluit op de groeven van
de lampunit.
F
P
laats de bevestigingsklem terug.
F
C
ontroleer na het aanbrengen van de kap of
deze rondom goed afdicht.
Parkeerlichten
Ty p e A , W5W – 5W
F
T
rek aan de flexibele rubberen lip om de
kap te verwijderen.
F
T
rek aan de stekker om de lamphouder met
drukbevestiging te verwijderen.
F
V
ervang de lamp.
F
C
ontroleer na het aanbrengen van de kap of
deze rondom goed afdicht.
Richtingaanwijzers
Ty p e B , PY21W – 21W (amberkleurig)
F
T
rek aan de flexibele rubberen lip om de
kap te verwijderen.
F
D
raai de lamphouder een kwartslag
linksom.
1.
Dimlicht.
2. Parkeerlichten.
3. Richtingaanwijzers.
Storingen verhelpen
Page 189 of 252
151
Mistlampen
Ty p e C, H1 – 55W
F
V
er wijder de drie klemmen en de schroef
waarmee de spatplaat onder de bumper is
bevestigd.
F
D
uw de spatplaat naar boven.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door op de lip aan de bovenzijde te drukken.
F
D
ruk de lamp iets in en draai hem een
kwart omwenteling linksom om hem te
verwijderen.
F
V
ervang de lamp.
F
C
ontroleer na het aanbrengen van de kap of
deze rondom goed afdicht.
Zijknipperlichten
Ty p e A , W Y5W – 5W (amberkleurig)
F
V
er wijder de lamphouder door de twee
klemmen (boven en onder) met duim en
wijsvinger samen te drukken.
F
V
ervang de eenheid (lamphouder en
gloeilamp).
F
V
oer het monteren van de eenheid en de
spatplaat in omgekeerde volgorde uit. F
D
ruk het zijknipperlicht naar achteren en
trek het naar voren toe los.
F
N
eem contact op met het PEUGEOT-
netwerk om een nieuw zijknipperlicht te
verkrijgen. Dit onderdeel vormt één geheel.
F
B
reng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw het ver volgens naar
voren.
8
Storingen verhelpen
Page 190 of 252
152
Achterlichten
1.Remlichten/parkeerlichten
Ty p e B , P21/5W – 21/5W
2. Richtingaanwijzers
Ty p e B , PY21W – 21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten
Ty p e B , P21W – 21W
4. Mistachterlicht
Ty p e B , P21W – 21W
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de typen lampen .Wassen met hogedrukspuit
Probeer hardnekkig vuil niet met een
hogedrukspuit van de koplampen,
achterlichten en omgeving te verwijderen,
om te voorkomen dat de vernislaag en de
afdichting ervan beschadigd raken.
Deze procedure vereist het gebruik van
de sleutel die bij het gereedschap voor het
verwisselen van een wiel is meegeleverd. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ver wisselen van
een wiel .
F K ijk welke lamp defect is en open de
achterdeuren vervolgens 180°.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de achterdeuren en
in het bijzonder over het onder een hoek
van 180° openen hier van.
Plafonniers
Ty p e A , 12V5W – 5W
Voor/achter
F
M
aak het lampglas los door een kleine
schroevendraaier in de openingen aan de
buitenzijde van de plafonnier te steken.
F
V
er wijder de lamp en ver vang deze.
F
B
evestig het lampglas in de behuizing en
controleer of het goed is vastgeklikt.
Storingen verhelpen