sensor Peugeot RCZ 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 7 of 276

IN EEN OOGOPSLAG
OPENEN

SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING


Uitklappen/inklappen van de sleutel
(eerst drukken voor het uit- of inklappen).
Normale vergrendeling
(één keer drukken; de
richtingaanwijzers blijven even
branden).
of

Supervergrendeling
(twee keer achter elkaar drukken;
de richtingaanwijzers blijven even
branden).
50

Ontgrendelen en op een kier zetten
van het kofferdeksel
(langer dan twee seconden
drukken).

Volledig of selectief ontgrendelen
van de auto
(de richtingaanwijzers knipperen
even).



INSTAPVERLICHTING

79
Als een sensor vaststelt dat het buiten
donker is, gaan de dim- en parkeerlichten
branden om het lokaliseren van de auto te
vergemakkelijken.
78

Ook de interieurverlichting, zoals de
plafonniers, de dorpelverlichting en de
beenruimteverlichting, gaat dan branden.

Page 11 of 276

O
N
O
FFAIRBAG
P
ASS
IN EEN OOGOPSLAG
COCKPIT


1.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.

2.
Contact-/stuurslot.

3.
Stuurkolomschakelaar audio- en
telematicasysteem.

4.
Schakelaars buitenspiegels.
Schakelaars ruitbediening.

5.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.

6.
Voorruitontwaseming.

7.
Zonnesensor.

8.
Zijruitontwaseming.

9.
Uitschakeling airbag aan passagierszijde.

10.
Dashboardkastje / Aansluitingen audio/
video.

11 .
Airbag aan passagierszijde.

Page 72 of 276

70





BINNENSPIEGEL

Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de
spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt
van de koplampverlichting van achteropkomend verkeer, zon ...
(antiverblindingsstand).


Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand

Verstellen



)
Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.



Dag-/nachtstand



)
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.

)
Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de
dagstand.


Om veiligheidsrdenen moeten de speiegels zo zijn ingesteld dat
de "dode hoek" zo klein mogelijk is.









Automatisch dimmende binnenspiegel


Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de
spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar
achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde
van de auto op de spiegel valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk
en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Door de welving in de achterruit kan het beeld in de binnenspiegel
enigszins vervormd zijn; houd hier rekening mee tijdens het
achteruitrijden.

Page 75 of 276

3/
ERGONOMIE EN COMFORT
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en
airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:


)
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht
naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit,
de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de
bagageruimte vrij blijven.

)
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt
afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de
airconditioning.

)
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand minimaal 5 tot
10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.

)
Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat
de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk
"Controles").
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).

)
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor de onderhoudsinterval
van de airconditioning, zodat het systeem in perfecte staat
blijft.

)
Schakel de airconditioning uit als deze niet koelt en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger
op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich
een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.

Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd
open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld,
zodat de lucht in het interieur goed ververst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
GEBRUIKSADVIEZEN VOOR DE VERWARMING, VENTILATIE EN AIRCONDITIONING

Page 80 of 276

78
SFEERVERLICHTING
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze
zich in een donkere omgeving bevindt.

INSCHAKELEN

Als het buiten donker is, worden de beenruimteverlichting en de
sfeerverlichting van de plafonnier vóór automatisch ingeschakeld zodra
de parkeerlichten gaan branden.


UITSCHAKELEN

De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de parkeerlichten worden
uitgeschakeld.


PROGRAMMEREN

Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Deze functie is standaard ingeschakeld.
INSTAPVERLICHTING INTERIEUR

Het instappen in de auto op plaatsen met weinig licht wordt
vergemakkelijkt door het op afstand inschakelen van de
interieurverlichting. Deze gaat branden afhankelijk van de lichtsterkte
die door de lichtsensor wordt gedetecteerd.

INSCHAKELEN



)
Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening.
De dorpelverlichting voor, de beenruimteverlichting en de plafonniers
gaan branden en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.


UITSCHAKELEN

De instapverlichting interieur gaat na een bepaalde tijd automatisch uit
of gaat uit als een van de portieren wordt geopend.


PROGRAMMEREN

De duur van het branden van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het configuratiemenu van de auto.
De duur van het branden van de instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische follow me home verlichting.

Page 81 of 276

3/
ERGONOMIE EN COMFORT
INSTAPVERLICHTING BUITENZIJDE
De instapverlichting wordt afhankelijk van de door de lichtsensor
gesignaleerde hoeveelheid licht geactiveerd om op donkere plaatsen
het lokaliseren van de auto en het instappen te vergemakkelijken.

INSCHAKELEN




)
Druk op het geopende hangslot van de afstandsbediening.
Het dimlicht en parkeerlicht gaan branden en uw auto wordt
gelijktijdig ontgrendeld.




PROGRAMMEREN

De duur van het branden van de instapverlichting is gekoppeld en
gelijk aan die van de automatische follow me home verlichting.

De duur van het branden van de instapverlichting kan
worden geselecteerd via het configuratiemenu van de auto.

UITSCHAKELEN


De instapverlichting buitenzijde gaat na een bepaalde tijd automatisch
uit of gaat uit na het afzetten van het contact of het vergrendelen van
de auto.

Page 92 of 276

90









C.
Ring voor de selectie van de mistverlichting.
De mistverlichting werkt in combinatie met dimlicht en grootlicht.


Mistlampen vóór en mistachterlicht.
Draai ring C
:


)
één keer naar voren om de mistlampen vóór in te schakelen,

)
nogmaals naar voren om het mistachterlicht in te schakelen,

)
één keer naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen,

)
nogmaals naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (uitvoeringen met de
stand AUTO) of als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.


)
Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen.
Het parkeerlicht wordt dan ook uitgeschakeld.






Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts,
zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor
medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen vóór
en het dimlicht handmatig in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.


Uitschakelen van de verlichting bij het afzetten van het contact

Bij het afzetten van het contact gaat alle verlichting onmiddellijk
uit, behalve het dimlicht als de automatische follow me
home-verlichting is geactiveerd.


Inschakelen van de verlichting na het afzetten van het contact

Draai om de lichtschakelaar weer te activeren terwijl de verlichting
uit is, de ring A
in de stand "0"
en vervolgens in de stand van uw
keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van het parkeerlicht, wordt na
maximaal 30 minuten automatisch uitgeschakeld om het ontladen
van de accu te voorkomen.

Page 94 of 276

92









AUTOMATISCHE VERLICHTING

Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of in bepaalde gevallen
dat de ruitenwissers worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving
weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Inschakelen



)
Draai de ring in de stand "AUTO"
. Het inschakelen wordt bevestigd
door een melding op het display.



Uitschakelen



)
Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen wordt
bevestigd door een melding op het display.



Koppeling met de automatische follow me home-verlichting

De koppeling van de automatische follow me home-verlichting aan de
automatische verlichting biedt de volgende extra mogelijkheden:


- instellen van de duur van de follow me home-verlichting (15, 30 of
60 seconden) via de instelfuncties in het configuratiemenu van de
auto,

- automatische inschakeling van de follow me home-verlichting als
de automatische verlichting is ingeschakeld.



Storing

Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden,
wordt dit pictogram weergegeven op het instrumentenpaneel
en/of verschijnt een melding op het display, in combinatie
met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als de lichtsensor bij mist of sneeuw voldoende licht waarneemt,
wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor die zich in
het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer
bediend.

Page 99 of 276

4/
ZICHT









AUTOMATISCHE RUITENWISSERS VÓÓR

De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor
achter de binnenspiegel regen detecteert. De snelheid van de
ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.

Inschakelen

Dit gebeurt handmatig door de hendel omlaag te duwen in de stand
"AUTO"
.
Dit wordt bevestigd door een melding op het display.


Uitschakelen

Beweeg de hendel omhoog en vervolgens in de stand "0"
om de
ruitenwissers handmatig te bedienen.
Dit wordt bevestigd door een melding op het display.


Storing

In het geval van een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de
automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden
geactiveerd door de hendel kort omlaag te duwen.
Dek de regensensor, die zich gecombineerd met de lichtsensor in
het midden van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af.
Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de
auto wordt gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische
ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is om de wisserbladen niet
te beschadigen.

Page 102 of 276

100
CONTROLESYSTEEM
BANDEN
SPANNING
Dit systeem controleert automatisch permanent de bandenspanning
tijdens het rijden.
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet meer dan
een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat de waakzaamheid en
verantwoordelijkheid van de bestuurder niet door het systeem
kunnen worden vervangen. Elk ventiel is voorzien van een sensor, die een waarschuwingssignaal
uitzendt als de bandenspanning te laag is (snelheid hoger dan
20 km/h).

Te lage bandenspanning

Dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die
aangeeft welke band(en) het betreft.


)
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Dit dient te worden uitgevoerd bij koude banden.
CLAXON


Gebruik de claxon om medeweggebruikers te waarschuwen
bij gevaar.


)
Druk op een van de spaken van het stuurwiel.

URGENCE-OPROEP OF
ASSISTANCE-OPROEP

Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de
hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadpleeg het hoofdstuk "Audio en datacommunicatie" voor meer
informatie over het gebruik van deze voorziening.

Page:   1-10 11-20 next >