Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 281 of 332

Verzorging en onderhoud
schakelen om de bekleding en delen van tex-
tiel t
e l
aten reinigen met shampoo en be-
sproeiing. Let op
Open klittenbandsluitingen aan uw kleding
ku nnen de s

toelbekleding beschadigen. Zorg
ervoor dat ze gesloten zijn. Leer schoonmaken*
Normaal schoonmaken
– Verontreinigd leer met een licht vochtige
kat
oenen of

wollen doek schoonmaken.
Hardnekkige vlekken verwijderen
– Sterk vervuilde plekken schoonmaken met
een doek en een mil

de zeepoplossing
(twee eetlepels neutrale zeep op een liter
water).
– Let erop dat het leer nergens te nat wordt
en dat er g

een water in de naden sijpelt.
– Vervolgens met een zachte, droge lap
droogwrij

ven.
Onderhoud van het leer – Het leer elk half jaar met een bij de techni-
sche dien

st verkrijgbaar leeronderhouds-
middel behandelen. –
Leeronderhoud
smiddel uiterst dun aan-
brengen.
– Met een zachte lap droogwrijven.
SEAT s
treeft ernaar de bijzondere eigen-
schappen van dit natuurproduct intact te
houden. Vanwege de exclusiviteit van de ge-
bruikte leersoorten en de karakteristieke ei-
genschappen (zoals gevoeligheid voor olie,
vet en vervuiling) moet het leer voorzichtig
worden behandeld, zowel bij het dagelijks
gebruik als bij het uitvoeren van onder-
houdswerkzaamheden.
Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en na-
den kunnen schuren en het oppervlak be-
schadigen. Als de wagen lang in de zon
staat, het leer tegen direct zonlicht bescher-
men om verbleken te voorkomen. Lichte
kleurwijzigingen door het gebruik van het
hoogwaardige natuurleer zijn normaal. VOORZICHTIG
● Het l eer m

ag in geen geval met oplosmid-
delen, boenwas, schoenpoets, vlekkenverwij-
deraar en dergelijke worden behandeld.
● Hardnekkige vlekken door een gespeciali-
seerde werkp
laats laten verwijderen om be-
schadigingen te vermijden. Alcantara bekleding reinigen*
Stof en vuil verwijderen
– Een doek licht
bevochtigen en de bekle-
ding schoonmaken.
Vlekken verwijderen
– Een doek met lauw water of verdunde spiri-
tu
s vochtig maken.
– De vlek naar het midden toe deppen.
– Schoongemaakte plek met een zachte doek
droogmak

en.
Geen leerverzorgingsmiddel op bekleding
van Alcantara gebruiken.
Bij stof en vuil kunt u ook een verzorgende
shampoo gebruiken.
Stof en vuildeeltjes in poriën, plooien en na-
den kunnen schuren en het oppervlak be-
schadigen. Als de wagen lang in de zon stil-
staat, de Alcantara-bekleding tegen direct
zonlicht beschermen om verbleken te voorko-
men. Lichte verkleuringen door het gebruik
zijn normaal. VOORZICHTIG
● Alc ant

ara mag niet met oplosmiddelen,
boenwas, schoenpoets, vlekkenverwijderaar,
leeronderhoudsmiddel en dergelijke worden
behandeld. » 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 282 of 332

Aanwijzingen

Laat h ar
dnekkige vlekken in een gespecia-
liseerde werkplaats verwijderen om bescha-
digingen te voorkomen.
● Voor het schoonmaken in geen geval bor-
stel
s, harde sponzen, enz., gebruiken. Veiligheidsgordels schoonmaken
Een vervuilde veiligheidsgordel kan de werk-
ing
v

an de veiligheidsgordel negatief beïn-
vloeden. Houd veiligheidsgordels schoon en
controleer regelmatig de toestand van alle
gordels.
Veiligheidsgordels schoonmaken
– De vervuilde veiligheidsgordel volledig uit-
trekk en en de g

ordelband uitgerold laten.
– Vervuilde veiligheidsgordels met mild
zeepsop s
choonmaken.
– Het behandelde gordelweefsel laten dro-
gen.
– Vei

ligheidsgordel pas oprollen, wanneer
deze droog i
s.
Als er grote vlekken in de gordel komen, zal
de oprolautomaat niet meer correct werken. ATTENTIE
● De v

eiligheidsgordels mogen niet chemisch
worden gereinigd, omdat zulke reinigings- middelen de sterkte van het weefsel kunnen
aanta
s

ten. De veiligheidsgordels mogen ook
niet met etsende vloeistoffen in aanraking
komen.
● Regelmatig de toestand van alle veilig-
heidsgor
dels controleren. Als beschadigin-
gen van het weefsel, de gordelverbindingen,
de gordelautomaat of het slotgedeelte wor-
den vastgesteld, moet de betreffende veilig-
heidsgordel door een gespecialiseerde werk-
plaats worden vervangen.
● Nooit proberen om de veiligheidsgordels
zelf t
e repareren. De veiligheidsgordels mo-
gen nooit op een of andere wijze worden ver-
anderd of door u worden uitgebouwd. VOORZICHTIG
Schoongemaakte veiligheidsgordels moeten
vóór het opr o

llen volledig droog zijn, omdat
vocht de gordeloprolautomaat kan beschadi-
gen. Controleren en bijvullen
T ank
en
T

anken Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›

 pag. 57
Zodra het volgens de voorschriften bediende
vulpistool voor de eerste keer is uitgescha-
keld, is de brandstoftank "vol". Er dient niet
verder te worden getankt, omdat anders de
expansieruimte in de tank ook gevuld wordt.
Bij verhitting zou er brandstof uit kunnen lo-
pen.
De juiste brandstofsoort voor de wagen staat
op een sticker aan de binnenzijde van de
tankklep. ATTENTIE
● Brand s

tof is gemakkelijk ontvlambaar en
kan tot zware verbrandingen en andere ver-
wondingen leiden.
–Bij het vullen van de tank of van een jer-
rycan met brandstof mag niet worden ge-
rookt en mag er geen contact zijn met
vonken. Brandgevaar!
– De wettelijke voorschriften over het ge-
bruik van jerrycans in acht nemen. 280

Page 283 of 332

Controleren en bijvullen

Wij a dv
iseren u om veiligheidsredenen
geen jerrycan met brandstof mee te ne-
men. In geval van een aanrijding kan de
jerrycan beschadigd worden en kan er
brandstof uit lekken.
● Wanneer u in uitzonderlijke gevallen brand-
stof
in een jerrycan moet vervoeren, let dan
op het volgende:
–Nooit de jerrycan met brandstof vullen,
wanneer deze in of op de wagen staat.
Tijdens het vullen ontstaan er elektrosta-
tische ladingen die de brandstofdampen
kunnen laten ontvlammen. Ontploffings-
gevaar! De jerrycan altijd op de grond
zetten wanneer u deze vult.
– Het vulpistool zo ver mogelijk in de vul-
mond van de jerrycan steken.
– Bij jerrycans van metaal moet het vulpis-
tool contact met de jerrycan hebben, ter-
wijl u de jerrycans met brandstof vult.
Hierdoor wordt statische oplading verme-
den.
– Nooit brandstof in de wagen of in de ba-
gageruimte morsen. Brandstofdampen
kunnen ontploffen. Er bestaat levensge-
vaar. VOORZICHTIG
● We g

gelekte brandstof direct van de wagen-
lak verwijderen.
● Nooit de brandstoftank helemaal leegrij-
den! De onre
gelmatige brandstofvoorziening
kan tot overslaan van de ontsteking leiden. Daardoor komt er onverbrande brandstof in
de uitlaat
- g

evaar voor beschadiging van de
katalysator!
● Als bij een wagen met dieselmotor de
brands
toftank volledig is leeggereden, moet
na het tanken gedurende ten minste 30 se-
conden het contact worden ingeschakeld zon-
der de motor te starten. Als u daarna start,
kan het langer duren dan normaal - tot maxi-
maal een minuut -, voordat de motor aan-
slaat. Dat komt doordat het brandstofsys-
teem tijdens het starten eerst moet worden
ontlucht. Milieu-aanwijzing
De brandstoftank nooit de vol tanken, omdat
bij v

erhitting er brandstof kan gaan lekken. Let op
Bevat geen enkel noodmechanisme om de
tankk l

ep te ontgrendelen. Roep indien nodig
de hulp in van gespecialiseerd personeel. Brandstof
B en
z

inesoorten Welke benzinesoort voor uw wagen geschikt
i
s, s t

aat aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 res

p. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan-
ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diverse types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet. »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 284 of 332

Aanwijzingen
Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
s uper met
oct
aangetal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor.
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
taalvrije additieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› . Het is gebleken dat niet alle benzine-additie-
v
en g oed w
erken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T r

aadt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet

als op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoev
eelheid ethanol (bijv. E50, E85) be-
vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
systeem.
● Eén keer tanken van loodhoudende brand-
stof
of ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruik
en die zijn goedgekeurd door SEAT. Additieven die het octaangetal verhogen of
de klop
v

astheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hog
e toerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U k unt

benzine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schik
baar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
l

ep.
Geadviseerd wordt om diesel te gebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal
51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
282

Page 285 of 332

Controleren en bijvullen
Winterdiesel
Z omer
die
sel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden. VOORZICHTIG
● De w ag

en is niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brandstof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeist
ofverbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. AdBlue
®
Inf orm
atie o

ver AdBlue®Het verbruik van AdBlue
®
h an
g
t af van de
persoonlijke rijstijl, de bedrijfstemperatuur van het systeem en de omgevingstempera-
tuur wanneer de w

agen wordt gebruikt.
AdBlue ®
bevriest vanaf -11°C (+13°F). Het
systeem bevat verwarmingselementen die
ook de werking bij lage temperaturen garan-
deren.
De inhoud van de AdBlue ®
-tank is ca. 10,4 li-
ter.
De AdBlue ®
-tank mag nooit leeg zijn. Vanaf
een actieradius van minder dan 2400 km ver-
schijnt op het scherm van het instrumenten-
paneel een indicatie dat AdBlue ®
moet wor-
den bijgevuld ››› pag. 283. Wordt deze indi-
catie genegeerd, dan zal het later niet meer
mogelijk zijn om de motor te starten. Ver-
schijnt deze indicatie niet, dan hoeft geen
AdBlue ®
te worden toegevoegd.
AdBlue ®
is een gedeponeerd handelsmerk
van de Duitse vereniging van autofabrikan-
ten (VDA) en staat ook bekend als AUS32 of
DEF (Diesel Exhaust Fluid). VOORZICHTIG
Wordt te veel AdBlue ®
bij g
evuld, dan kan het
tanksysteem beschadigd raken. AdBlue
®
b ijvullen Afb. 236
Dop van de vulopening van de Ad-
Blue-t ank. Handelingen vóór het bijvullen
P
ark
eer de w

agen op een effen oppervlak.
Als de wagen niet op een effen oppervlak
staat maar bijvoorbeeld op een helling of aan
een kant op een stoeprand, kan de meter mo-
gelijk het vullen niet correct detecteren.
Indien een bericht over het AdBlue ®
-peil
werd getoond op het scherm van het instru-
mentenpaneel, vul dan minstens de mini-
maal vereiste hoeveelheid bij (ca. 5 liter) . En-
kel wanneer u deze hoeveelheid tankt, detec-
teert het systeem dat AdBlue ®
werd bijge-
vuld en kunt u de motor opnieuw starten. De
maximale hoeveelheid die u kunt tanken is
11 liter.
Contact uitschakelen. Als het contact niet is
uitgeschakeld tijdens het vullen, verschijnt
op het scherm van het instrumentenpaneel »
283
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 286 of 332

Aanwijzingen
mogelijk nog steeds de indicatie dat u pro-
duct moet
b
ijvullen.
Bijvullen met een vulfles
Gebruik enkel AdBlue ®
die voldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Open de tankklep ›››
afb. 236.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank link
som los.
● Houd rekening met de aanwijzingen en ge-
geven
s van de fabrikant van de vulfles.
● Controleer de vervaldatum.
● Draai de dop van de vulfles los.
● Steek de hals van de fles verticaal in de vu-
lopening v
an de tank en schroef de fles met
de hand rechtsom vast.
● Druk de vulfles in de richting van de vulo-
pening en houd z
e in die positie.
● Wacht tot de inhoud van de fles in de Ad-
Blue ®
-tank g

elopen is. De fles mag niet sa-
mengedrukt of gebroken worden!
● Schroef de fles linksom los en trek ze voor-
zichtig n
aar boven weg ››› .
● De AdBlue ®
-tank
i
s vol wanneer geen vloei-
stof meer uit de fles komt.
● Draai de dop van de vulopening van de
tank r
echtsom in tot hij vastklikt.
● Tankklep sluiten. Handelingen vóór het wegrijden

Na het vullen schakelt u enkel het
contact
in.
● Laat het contact minstens 30 seconden in-
ges
chakeld zodat het systeem de vulling kan
detecteren.
● Zet de motor niet aan tot de 30 seconden
vers
treken zijn!
AdBlue bijvullen aan de pomp
Geldt voor wagens met selectieve katalyti-
sche reductie.
● Open de klep van de vulopening van de
tank.
● Draai de s

luitstop van de vulopening van
het SCR
-systeem naar links ››› afb. 236.
● Voeg AdBlue toe tot het vulpistool voor het
eerst
stopt.
● Sluit de SCR-buis door ze naar rechts te
draaien tot
u een klik hoort. ATTENTIE
De AdBlue ®
mag enk el
bewaard worden in de
originele verpakking, goed gesloten en op
een veilige plaats.
● Bewaar AdBlue ®
nooit in le
ge blikjes, fles-
sen of vergelijkbare verpakkingen, omdat an-
dere personen zich dan kunnen vergissen.
● Bewaar AdBlue ®
steed
s buiten bereik van
kinderen. VOORZICHTIG
● Bij het t ank

en moet de greep van het vul-
pistool omlaag uitgelijnd zijn. Anders zal de
vulmond niet automatisch aangesloten wor-
den.
● Probeer niet meer additief toe te voegen
nad
at het vulpistool voor het eerst gestopt is.
De AdBlue-tank kan dan te veel gevuld wor-
den, waardoor AdBlue naar buiten stroomt.
● Gebruik enkel AdBlue ®
die vo
ldoet aan de
norm ISO 22241-1. Gebruik enkel originele
verpakkingen.
● Meng AdBlue ®
nooit met w
ater, brandstof
of additieven. Eender welke storing veroor-
zaakt door een mengsel valt niet onder de ga-
rantie.
● Vul AdBlue ®
nooit in de dieselt
ank! Doet u
dit toch dan kan de motor beschadigd raken!
● Neem de vulfles niet continu mee in de wa-
gen. Indien de fle
s lekt (door temperatuur-
schommelingen of schade aan de fles), kan
AdBlue ®
het interieur van de wagen bescha-
digen. Milieu-aanwijzing
Lever de vulfles met het oog op milieube-
sc hermin

g in bij geschikte inzamelpunten. Let op
Bij de SEAT-dealers kunt u geschikte vulfles-
sen v an AdBlue ®
aan

schaffen.284

Page 287 of 332

Controleren en bijvullen
Werkzaamheden in de motor-
ruimt e
V ei
ligheidsaanwijzingen voor werk-
zaamheden in de motorruimte Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›

 pag. 17
Voor alle werkzaamheden aan de motor of in
de motorruimte:
1. Motor uitschakelen en de sleutel uit het cont acts

lot trekken.
2. Handrem aantrekken.
3. Versnellingshendel in neutraal resp. de keuzehendel
in stand P zetten.
4. Motor laten afkoelen.
5. Kinderen ver van de wagen houden.
6. Motorkap openen ›››

pag. 286.
Werkzaamheden in de motorruimte alleen
zelf uitvoeren, wanneer u met de noodzakelij-
ke handelingen vertrouwd bent en over ge-
schikt gereedschap beschikt! Anders de
werkzaamheden bij een gespecialiseerde
werkplaats uit laten voeren.
Alle vloeistoffen en bedrijfsmiddelen, zoals
koelvloeistof en motorolie, maar ook bougies
en accu's worden voortdurend verder ontwik-
keld. De Technische Diensten worden door
SEAT constant op de hoogte gehouden over wijzigingen. Wij adviseren u daarom bedrijfs-
vloeist

offen en bedrijfsmiddelen door een
Technische Dienst te laten vervangen. Let ook
op de aanwijzingen ››› pag. 270. De motor-
ruimte van de wagen is een gevaarlijke ruim-
te ››› .
ATTENTIE
Bij alle handelingen aan de motor of in de
motorruimt e - b

ijv. bij controleren en bijvullen
van vloeistoffen - kunnen verwondingen,
brandwonden en ander gevaar voor een onge-
val of brand ontstaan!
● Nooit de motorkap openen als u ziet dat er
stoom of
koelvloeistof uitkomt. Gevaar voor
brandwonden! Wachten tot er geen damp of
koelvloeistof meer naar buiten komt. De mo-
tor vóór het openen van de motorkap laten af-
koelen.
● Motor uitschakelen en de contactsleutel uit
het cont
actslot trekken.
● Trek de handrem aan en zet de versnel-
lingshendel
in de stand neutraal of de keuze-
hendel in de stand P.
● Kinderen ver van de wagen houden.
● Geen hete motordelen aanraken. Gevaar
voor brandw
onden!
● Geen vloeistof op de motor of op het uit-
laatsy
steem knoeien als deze nog heet zijn.
Brandgevaar!
● Kortsluiting voorkomen in de elektrische
inst
allatie, vooral op de starthulpaansluitin-
gen ›››
 pag. 72. De accu kan exploderen! ●
Nooit het k

oelsysteem aanraken. Deze
wordt afhankelijk van de temperatuur gere-
geld en kan automatisch worden ingescha-
keld – ook bij uitgeschakeld contact of uit het
contact getrokken contactsleutel!
● Bedek de motor nooit met extra isolatiema-
teria
len zoals een deken. Brandgevaar!
● Nooit de vuldop van het koelvloeistofreser-
voir openen z
olang de motor warm is. Door de
hete koelvloeistof staat het koelsysteem on-
der druk!
● Vuldop bij het openen met een grote, dikke
lap afdekk
en om gezicht, handen en armen
tegen hete damp of hete koelvloeistof te be-
schermen.
● Geen voorwerpen, zoals poetslappen of ge-
reeds
chap, in de motorruimte achterlaten.
● Als u zich genoodzaakt ziet om onder de
wagen w
erkzaamheden uit te voeren, zet hem
dan met stroppen en bokken vast zodat hij
niet kan bewegen. De hydraulische krik al-
leen is niet voldoende om de wagen vast te
zetten en u loopt kans zich te verwonden.
● Als er werkzaamheden aan de motor moe-
ten wor
den uitgevoerd, terwijl er wordt ge-
start of terwijl de motor draait, bestaat er le-
vensbedreigend gevaar door draaiende delen
(zoals de geribde riem, de dynamo en de
koelluchtventilator) en door de hoogspan-
ningsontsteking. Let ook op het volgende:
–Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstekingssysteem aan.
– Beslist voorkomen dat u bijv. met siera-
den, loshangende kledingstukken of » 285
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 288 of 332

Aanwijzingen
lange haren in draaiende delen van de
motor k
omt
. Er bestaat levensgevaar.
Daarom eerst sieraden afdoen, uw haar
opsteken en kleding dragen, die goed
aansluit.
– Nooit bij een ingeschakelde versnelling
achteloos gas geven. De wagen zou zich
zelfs met aangetrokken handrem nog
kunnen verplaatsen. Er bestaat levensge-
vaar.
● Wanneer werkzaamheden aan het brand-
stof
systeem of aan de elektrische installatie
noodzakelijk zijn, ook op de hierboven ver-
melde waarschuwingen letten:
–Startaccu altijd losmaken van de elektri-
sche installatie. Daarbij moet de wagen
ontgrendeld zijn, omdat anders het
alarmsysteem wordt geactiveerd.
– Niet roken.
– Nooit in de buurt van open vuur werken.
– Altijd een brandblusser gereedhouden. ATTENTIE
Als de motorkap niet goed gesloten is, zou hij
onder het rijden p lot

s open kunnen gaan en
de bestuurder het zicht kunnen ontnemen.
Dit kan ernstige ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Controleer na het sluiten van de motorkap
of de v
ergrendeling goed in de slotplaat vast-
geklikt is. De gesloten motorkap moet vlak
met de carrosseriedelen eromheen liggen. ●
Als

u onder het rijden vaststelt dat de mo-
torkap niet goed gesloten is, moet u onmid-
dellijk stoppen en de motorkap goed sluiten.
● Open en sluit de motorkap alleen als nie-
mand z
ich binnen de actieradius ervan be-
vindt. VOORZICHTIG
Let er bij het bijvullen van vloeistoffen op dat
de vloei s

toffen in geen geval worden verwis-
seld. Anders zijn ernstige storingen en motor-
schade het gevolg! Milieu-aanwijzing
Vloeistoffen die uit de wagen komen, zijn
sc h

adelijk voor het milieu. Controleer daarom
regelmatig de grond onder de wagen. Als
daar vlekken van olie of andere vloeistoffen
zichtbaar zijn, dan dient u de wagen door een
gespecialiseerde werkplaats te laten contro-
leren. De motorkap openen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 17
De motorkap wordt vanuit het interieur ont-
grendeld.
Alvorens de motorkap te openen, erop letten
of de ruitenwissers wel in de ruststand staan. ATTENTIE
Hete koelvloeistof kan brandwonden veroor-
zak en!
● Nooit

de motorkap openen als u ziet dat er
damp, r
ook of koelvloeistof uit de motorruim-
te komt.
● Zo lang wachten tot er geen damp, rook of
koelvloeis
tof meer naar buiten komt, voordat
u de motorkap voorzichtig opent.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compar
timent op de waarschuwingen ››› pag.
285. Motorkap sluiten

De motorkap iets oplichten.
– De motorkapsteun loshaken en weer in de
druk houder p
l

aatsen.
– Op een hoogte van ongeveer 30 cm laten
vall

en zodat het geblokkeerd is.
Als de motorkap niet goed gesloten is, de
kap niet aandrukken. Opnieuw openmaken
en laten vallen zoals hiervoor beschreven is. ATTENTIE
Een niet goed gesloten motorkap kan tijdens
het rijden open g

aan en het zicht naar voren
belemmeren - gevaar voor ongevallen!
● Altijd na het sluiten van de motorkap con-
trol
eren of de vergrendeling goed is 286

Page 289 of 332

Controleren en bijvullen
vastgeklikt. De motorkap moet vlak en afslui-
tend met
de c
arrosseriedelen eromheen lig-
gen. ●
Als
u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten - gevaar voor ongevallen! Vloeistofniveaus controleren
Afb. 237
Afbeelding met de plaats van de elemen-
ten. Het peil van de verschillende vloeistoffen van
de w
ag
en dient

regelmatig gecontroleerd te
worden. De vloeistoffen niet onderling ver-
wisselen, omdat dit ernstige schade aan de
motor tot gevolg heeft.
Koelvloeistofexpansiereservoir
Motoroliepeilstok
Vulopening motorolie
Remvloeistofreservoir
1 2
3
4 Wagenaccu
R
uit
en
sproeiervloeistofreservoir
Het controleren en bijvullen van de vloeistof-
fen wordt bij de eerder genoemde onderde-
len uitgevoerd. Deze handelingen worden be-
schreven op ››› pag. 285.
5 6 Overzicht in tabelvorm
Na
der
e
verklaringen, aanwijzingen en beper-
kingen op de technische gegevens vindt u
vanaf ››› pag. 304. Let op
De plaats van de onderdelen kan afhankelijk
van de mot or

verschillen. 287
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 290 of 332

Aanwijzingen
Motorolie A l
g
emene aanwijzingen De motor wordt af fabriek voorzien van een
spec
i

ale multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking
vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zowel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
 pag. 59.
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers). Als op de binnenkant van de omslag van het
boekj
e Onderhoud

sprogramma de aandui-
ding PR QI6 voorkomt, betekent dit dat voor
de wagen een service-interval met lange duur
van toepassing is, terwijl de aanduidingen
QI1, QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een on-
derhoudsinterval op basis van tijd of kilome-
ters.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter-
vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lange duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsint
ervallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 289 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
›››  pag. 59 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste service-intervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in- terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan o

lie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
 pag. 59. In
dit geval geldt voor uw wagen een vast on-
derhoudsinterval van 1 jaar of 15.000 km
(wat het eerst wordt bereikt) ››› brochure On-
derhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 289 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoudsprogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil t
e laag is ››› pag. 289, Motoroliepeil
controleren en de voor uw wagen voorge-
schreven olie niet beschikbaar is, mag met
288

Page:   < prev 1-10 ... 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 ... 340 next >