Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2018Pages: 332, PDF Size: 6.85 MB
Page 251 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder In het geval van rechte parkeerplaatsen
9.
Rijd vooruit tot het continue signaal van de Park-
Pilot klinkt.
OF: rijd vooruit tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing van achteruitrijden
verschijnt.
Het inparkeersysteem rijdt de auto vooruit en
achteruit tot de parkeerplaats verlaten kan wor-
den.
10.
De auto kan de parkeerplaats verlaten wanneer
een overeenkomstige melding verschijnt op het
scherm van het instrumentenpaneel en eventu-
eel een geluidssignaal klinkt.
Neem de besturing over met de draaihoek die
door het inparkeersysteem werd afgesteld.
11.Verlaat de parkeerplaats terwijl u rekening houdt
met het verkeer.
Automatische remingreep van het in-
p
ark
eer
systeem Het inparkeersysteem helpt de bestuurder in
bep
aal
de g
evallen met remmen.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om op tijd te remmen ››› .
Aut om
ati
sche remingreep om de toegestane
snelheid niet te overschrijden
Om te vermijden dat de toegestane snelheid
van ca. 7 km/u (4 mpu) wordt overschreden bij het in- en uitparkeren, kan een automati-
sche r
emingreep plaatsvinden. Na de auto-
matische remingreep kunnen de manoeuvres
voor het in- of uitparkeren voortgezet wor-
den.
Er vindt slechts één automatische remin-
greep plaats voor elke poging tot in- of uit-
parkeren. Indien opnieuw de snelheid van ca.
7 km/u (4 mpu) wordt overschreden, wordt
de overeenkomstige handeling onderbroken.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
In bepaalde omstandigheden kan het inpar-
keersysteem de auto automatisch afremmen
bij een obstakel, door het rempedaal kort te
bedienen en blijven bedienen ››› . Vervol-
g en
s
moet de bestuurder het rempedaal in-
trappen.
Een automatische remingreep om de schade
te beperken leidt ertoe dat het parkeerma-
noeuvre wordt beëindigd. ATTENTIE
De automatische remingreep van het inpar-
keer sy
steem mag nooit aanleiding zijn tot
het nemen van grotere risico's. Ondanks het
systeem moet de bestuurder te allen tijde op-
merkzaam blijven.
● Het inparkeersysteem heeft een aantal be-
perking
en die eigen zijn aan het systeem. In
bepaalde situaties werkt de automatische re- mingreep mogelijk enkel op beperkte wijze of
helem
aa
l niet.
● Blijf altijd paraat om de auto op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Het automatisch remmen stopt na ongeveer
1,5 seconde. Rem
vervolgens zelf de auto. Parkeerhulp (Park Pilot)
Al g
emeen Afhankelijk van de wagenuitrusting, helpen
v
er
s
chillende assistentiesystemen bij het in-
parkeren en manoeuvreren.
Het parkeerhulpsysteem achter is een akoes-
tische assistent die waarschuwt voor obsta-
kels die zich achter de wagen bevinden
››› pag. 251.
Het parkeerhulpsysteem plus assisteert de
bestuurder tijdens het manoeuvreren en in-
parkeren middels visuele en akoestische
meldingen over gedetecteerde obstakels
voor en achter de wagen ››› pag. 251. ATTENTIE
● Houd altijd het
verkeer en de directe omge-
ving van de wagen ook zelf in de gaten. De
hulpsystemen kunnen de oplettendheid van
de bestuurder niet vervangen. Bij het in- of » 249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 252 of 332

Bedienen
uitparkeren van de wagen op een parkeer-
pl
aat
s of bij vergelijkbare manoeuvres blijft
de verantwoordelijk altijd bij de bestuurder.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● De ultrasoonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en o
bjecten niet kunnen
worden waargenomen. Let in het bijzonder op
kinderen en dieren.
● Zorg altijd dat u visueel contact heeft met
de omgev
ing van de wagen: gebruik ook de
spiegels. VOORZICHTIG
De functies van de parkeerhulp kunnen nega-
tief beïn vloed w
orden door diverse factoren
die kunnen leiden tot schade aan de wagen of
aan de omgeving:
● Onder bepaalde omstandigheden kan het
syst
eem bepaalde objecten niet detecteren:
– Objecten zoals kettingen, aanhangerdis-
sels, stangen, vangrails, palen en dunne
bomen.
– Objecten die zich hoger dan de sensoren
bevinden, zoals uitstekende delen van
een muur.
– Objecten met bepaalde oppervlakken of
structuren, zoals uitstekende delen in
een hekwerk of stuifsneeuw.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kledin
gstukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem kan deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kl
edin
g niet of niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len v
an de ultrasoonsensoren beïnvloeden. In
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aanwezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waars
chuwing, kunnen bij het nade-
ren uit het meetbereik van het systeem ver-
dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.
Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-
pranden worden door het systeem soms niet
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wagen beschadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot w
ordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radi
ateurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats repareren. Let op
● In spec ifiek
e gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras, –
bij e xt
erne ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen,
– bij hevige regenval, een flinke sneeuwbui
of dichte uitlaatgassen,
– Bij toppen van hellingen.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een gebogen of vervormde kentekenplaat kan
ertoe leiden dat:
–er verkeerde detecties plaatsvinden
– de sensoren hebben minder zicht,
● Om een degelijke werking van het systeem
te gar
anderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met
de werking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties
wijzigen ››› pag. 254.250
Page 253 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
Bij wag en
s zonder informatiesysteem voor
de bestuurders kunt u de parameters lagen
aanpassen bij een officiële SEAT dealer of in
een gespecialiseerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 255.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Hulp bij het achteruit parkeren*
De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-
der tijden
s
het
manoeuvreren en inparkeren
middels akoestische meldingen.
Beschrijving
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra deze een obstakel detecteren, wordt
dat akoestisch gemeld.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 274.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0,60 m
centrale zone1,60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
w
or
dt
het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› in Algemeen op pag. 249,
››
›
in Alge-
meen op p ag. 250
!
A
ls u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-
schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijk
uitgeschakeld. Parkeerhulp plus* Afb. 215
Weergegeven gedeelte. Het
parkeerhulpsysteem Plus assisteert de
be s
tuurder tijdens het manoeuvreren en in-
parkeren middels visuele en akoestische
meldingen over gedetecteerde obstakels
voor en achter de auto.
De voor- en achterbumpers beschikken over
geïntegreerde ultrasoonsensoren. Zodra ze
een obstakel detecteren, wordt dat gemeld
met geluidssignalen en visueel in het Easy
Connect-systeem.
Bij gevaar van botsing aan de voorzijde van
de auto klinken de geluidssignalen vooraan,
bij gevaar van botsing aan de achterzijde van
de auto klinken ze achteraan.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 274. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 254 of 332

Bedienen
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
g ev
eer:
1,20 m
1,60 m
0,90 m
Naarm
ate een obstakel wordt genaderd,
wordt het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)!
Als u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
Om de volledige omgeving van de auto te
kunnen weergeven, moet de auto enkele me-
ter naar voren en achteren bewogen worden.
Zo worden de ontbrekende zones afgezocht
en wordt de aanwezigheid van obstakels aan
de zijkanten van de auto getoond ››› afb.
215 C .
A B
C Bediening van de parkeerhulp
Afb. 216
Middenconsole: toets van de par-
k eerhu
lp
. Handmatige inschakeling van de parkeer-
hu
lp
● Druk de t
oets eenmaal
in. Het symbool
op de toets gaat geel branden.
Handmatige uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Druk opnieuw op de toets .
Handmatig
e uitschakeling van de weergave
van de parkeerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: op de functietoets in de hoek r
echts-
boven drukken. Automatische inschakeling van de parkeer-
hulp
●
Sch
akel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: als de auto aan de voorzijde een obsta-
kel
nadert dat zich op zijn traject bevindt met
een snelheid van minder dan 10 km/u (6
mph) ››› pag. 253, Automatische activering.
Het obstakel wordt gedetecteerd vanaf een
afstand van ongeveer 95 cm indien de auto-
matische inschakeling geactiveerd is in het
infotainmentsysteem. Er wordt een beperkte
weergave getoond.
● OF: de wagen beweegt achteruit.
Autom
atische uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Zet de keuzehendel in stand P.
● OF: versnel tot meer dan ca. 10 km/u (6
mph) v
ooruit.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Druk op de functieknop van het s
cherm
van het infotainmentsysteem.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
252
Page 255 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● OF: druk op het
pict
ogram van de auto van
de beperkte weergave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: druk op de functieknop RVC ››
› pag.
257.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld,
hoort u een kort signaal ter bevestiging en
het toetssymbool licht geel op.
Automatische activering Afb. 217
Miniatuurweergave van de automati-
s c
he activ
ering Wanneer de parkeerhulp plus automatisch
w
or
dt
ingeschakeld, wordt een miniatuur- weergave van de wagen weergegeven samen
met de segment
en aan de linkerzijde van het
display ››› afb. 217.
De automatische activering vindt plaats wan-
neer een voorwerp dat zich voor de wagen
bevindt langzaam wordt genaderd. Ze func-
tioneert enkel wanneer de snelheid voor het
eerst wordt verlaagd tot onder circa 10 km/u
(6 mph).
Als de parkeerhulp wordt uitgeschakeld via
de toets , moet vervolgens als volgt te
werk worden gegaan om deze weer in te
schakelen naar automatische activering:
● Schakel het contact uit en weer aan.
● OF: versnel met de wagen tot boven 10
km/u (6 mph), om weer t
ot onder deze grens-
waarde te vertragen.
● OF: plaats de keuzehendel in de stand P en
v
ervolgens weer uit deze stand.
● OF: schakel de automatische activering in
en uit
via het menu in het Easy Connect-sys-
teem.
De automatische activering met miniatuur-
weergave van de parkeerhulp kan worden in-
en uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem ›››
pag. 34:
● Contact inschakelen.
● Kies: toets > Instellingen
> Parke-
ren en manoeuvreren .●
Sel ect
eer de optie
Automatisch in-
schakelen . Als het vakje van de functie-
toets is geactiveerd , is de functie inge-
schakeld.
Als het systeem automatisch geactiveerd
werd, klinkt enkel een geluidssignaal wan-
neer de obstakels aan de voorzijde zich op
een afstand van minder dan 50 cm bevinden. VOORZICHTIG
De automatische inschakeling van de par-
keerhu lp w
erkt enkel indien men heel traag
rijdt. Als de rijstijl niet wordt aangepast aan
de omstandigheden, kan dit een ongeval met
ernstige letsels tot gevolg hebben. Segmenten voor visuele indicatie
Afb. 218
Weergave van parkeerhulp op het
di sp
lay van het Easy Connect-systeem. » 253
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 256 of 332

Bedienen
Met behulp van de segmenten voor de wa-
g en k
an de af
stand tot het obstakel worden
geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden weergegeven in-
dien het obstakel zich niet binnen het
traject van de wagen bevindt of indien in
tegengestelde richting ervan wordt gere-
den en het zich op meer dan 30 cm af-
stand van de wagen bevindt.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien de
obstakels zich op minder dan 30 cm af-
stand bevinden.
Met de radio's SEAT Media System Plus/Navi
System geeft een geel spoor bovendien het
verwachte traject van de wagen aan volgens
de draaihoek van het stuur.
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob- Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten: stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-
rijden (of acht
eruitrijden) ››› in Algemeen
op p ag. 249
, ›
›› in Algemeen op pag. 250 !
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
ku
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem.
Automatische activering
on – activeer de optie Automatische
activering ››› pag. 253.
off – deactiveer de optie Automati-
sche activering ›››
pag. 253
Volume voor*
Het volume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte. Volume verlagen
Al
s
de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet akoestisch aangegeven de volgende
keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij
het schakelen van de achteruitversnelling.
Parkeerhulp plus*
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zone A
› ›
›
afb. 215. In geval van een defect aan
254
Page 257 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
een sensor vooraan, worden uitsluitend
o b
s
takels getoond in de zone B .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling, wanneer de keuzehendel in stand R
wordt gezet of wordt gedrukt op de toets .
Parkeerhulp plus
De afstand tot mogelijke obstakels aan de
achterzijde van de wagen wordt niet weerge-
geven op het scherm en wordt ook niet aan-
gegeven met geluidssignalen.
Op het display van het Easy Connect-systeem
worden enkel de objecten getoond die wor-
den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl de
weergave van het traject wordt verborgen.
Manoeuvreerremfunctie* 3 Enkel
geldig met Parkeerhulp Plus
D
e noodremfunctie dient om de kans op bot-
singen tot een minimum te beperken. Afhankelijk van de uitrusting kan de manoeu-
vreerr
emf
unctie bij actieve parkeerhulp het
noodremmen activeren wanneer een obsta-
kel met botsingsgevaar wordt waargenomen
op het traject, in elke rijrichting.
De functie zal niet remmen indien de parkeer-
hulp als gevolg van een automatische active-
ring ingeschakeld is. Voor de werking moet
worden gemanoeuvreerd met een snelheid
tussen 2,5-10 km/u (1,5-6 mph) voor de zo-
ne voorin en tussen 1,5-10 km/u (1-6 mph)
voor de zone achterin.
Na een ingreep blijft de manoeuvreerrem-
functie inactief in dezelfde rijrichting gedu-
rende 5 meter. Na het veranderen van de ver-
snelling of stand van de keuzehendel is de
functie weer actief. De beperkingen van de
parkeerhulp zijn van toepassing.
De manoeuvreerremfunctie wordt ingesteld
in het Easy Connect-systeem met het menu en de functietoetsen
S
ETUP en
P ark
er
en en manoeuvreren ●
on – maakt het gebruik van de manoeu-
vr
eerremfunctie mogelijk.
● off – maakt het
gebruik van de ma-
noeuvreerremfunctie niet mogelijk.
Tijdelijk uitschakelen van het noodremmen
● Wanneer de functie wordt uitgeschakeld
met de t oets
Manoeuvreerremfunctie op hetscherm van
Park
eerhu
lp van het Easy Con-
nect-systeem.
● Wanneer een van de portieren, bagage-
ruimte of ac
hterklep worden geopend.
Achteruitrijsysteem "Rear View
Camera"* Ger
elateerde video Afb. 219
Veiligheid Veiligheidsaanwijzingen en gebruiks-
in
s
tructie
s ATTENTIE
● De ac ht
eruitrijhulp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De » 255
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 258 of 332

Bedienen
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig o
b
serveren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zicht
sveld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
● Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms
tandigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch per
sonen of voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde
voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog.
● Houd de cameralens schoon en vrij van
sneeuw en ij
s. Dek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te al
len tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het s
cherm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm
zijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo- gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het w
e
gdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave
van de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen.
Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen als het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorw
erpen of andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het i s
ook belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterk
lep openstaat. Gebruiksaanwijzing
Afb. 220
In de greep van de achterklep: in-
bou wp
l
aats van achteruitkijkcamera. Een in de achterbumper ingebouwde kamera
helpt
de be
s
tuurder bij het achteruit parkeren
of manoevreren ››› afb. 220. Het beeld van de
camera wordt weergegeven samen met enke-
le door het systeem geprojecteerde oriënta-
tielijnen op het display van het infotainment-
systeem. Onderaan op het scherm is een
deel van de bumper te zien, als referentie-
punt voor de gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
● Breng de wagen op een veilige plaats tot
sti l
stand.
256
Page 259 of 332

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Sc h
ak
el de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het infotainmentsysteem
in.
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● Druk op de functietoets aan de recht
er-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door te drukk
en op de functietoetsen –/+,
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen.
Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te manoeuvreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het v
ervormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zicht
baar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren. Vertrouwd raken met het systeem
Om ver
trouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alcoho
lbasis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken.
● Sneeuw met een handveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray
. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit
schurende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu
lp Afb. 221
Weergave op het display van het in-
f ot
ainmentsy
steem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont
act aan is of de motor draait en wan-
neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen
(handgeschakelde versnellingsbak) of wan-
neer de keuzehendel voor de versnelling in
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak).
● Het systeem wordt uitgeschakeld 8 secon-
den na het ontk
oppelen van de achteruitver-
snelling (handgeschakelde versnellingsbak)
of als de keuzehendel voor de versnelling uit
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak). Het systeem wordt ook onmid-
dellijk uitgeschakeld bij het uitzetten van het
contact. »
257
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 260 of 332

Bedienen
● Wanneer s
nel
ler dan 15 km/u (9 mph) ach-
teruit wordt gereden, stopt de camera met
uitzenden.
In combinatie met het systeem van parkeer-
hulp Plus ››› pag. 249 wordt het beeld van de
camera onmiddellijk stopgezet wanneer uit
de achteruitversnelling wordt geschakeld of
de keuzehendel in stand R wordt gezet; er
wordt dan optische informatie weergegeven
die wordt geleverd door het systeem van par-
keerhulp.
Ook in combinatie met dit systeem bestaat
de mogelijkheid om het beeld van de achter-
uitrijhulp te verbergen:
● Door op het display te drukken op een van
de toetsen v
an het infotainmentsysteem.
● OF: door te drukken op de miniatuurweer-
gav
e van de wagen aan de linkerzijde van het
display (het volledige scherm van het opti-
sche systeem van de parkeerhulp plus wordt
dan getoond).
Om terug te keren naar het beeld van de ach-
teruitrijhulp:
● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-
ander de stand
van de keuzehendel, en scha- kel dan opnieuw de achteruitversnelling of
zet de k
euzehendel in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC1)
Bet
ekenis van de oriëntatielijnen
››› afb. 221
Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-
veer de breedte van de wagen inclusief
de buitenspiegels) op het oppervlak van
het wegdek.
Einde van de zijlijnen: het in het groen
aangeduide gebied eindigt ongeveer 2 m
achter de wagen op het wegdek.
Middelste lijn: duidt een afstand van on-
geveer 1 m achter de wagen aan op het
wegdek.
Rode horizontale lijn: duidt een veilige
afstand aan van ca. 40 cm tot het achter-
ste deel van de wagen op het oppervlak
van het wegdek.
Parkeermanoeuvre
● Plaats de wagen voor een parkeerplek en
sch
akel de achteruitversnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-
hendel voor de versnelling in de stand R (au-
tomatische versnellingsbak). 1 2
3
4 ●
Rij l an
g
zaam achteruit en draai het stuur-
wiel zodanig dat de oriëntatielijnen opzij
naar de open parkeerplek leiden.
● Oriënteer de wagen zodanig in de open
parkeerp
lek dat de oriëntatielijnen opzij
evenwijdig lopen met de wagen. 1)
WAARSCHUWING: de functietoets RVC (Rear
View
Camera) zal enkel beschikbaar zijn wanneer de ach-
teruitrijversnelling is geschakeld of de keuzehendel
zich in stand R bevindt.
258