Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 171 of 348

Airconditioning
Uitschakelen: druk op de knop

tot
het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld en de
omgevin
gstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
geving
stemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Inleiding op
pag. 165 in ac ht

nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circu
latiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heeft
. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vol en niet

te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. Let op
Climatronic: wanneer de ruitenwisser werkt,
wordt b

ij het achteruit schakelen de circula-
tiefunctie ingeschakeld om te vermijden dat
de uitlaatgassen of onaangename geuren het
interieur binnenkomen. 169
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 172 of 348

Bedienen
Interieurvoorverwarming (extra
v er
warmin
g)
Inleiding tot thema De interieurvoorverwarming werkt met brand-
stof
uit

de tank van de auto en kan tijdens
het rijden of bij stilstand worden gebruikt.
De interieurvoorverwarming kan worden in-
geschakeld met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement, met de radiografi-
sche afstandsbediening of door vooraf een
uur van vertrek te programmeren in het menu
van het infotainmentsysteem.
In de winter kunt u met ingeschakelde interi-
eurvoorverwarming de voorruit ontwasemen
en vrij maken van ijs en sneeuw (indien het
gaat om een dunne laag) voordat u begint te
rijden.
Indien de buitentemperatuur zeer hoog is,
kan het interieur worden geventileerd met
stilstaande motor dankzij de interieurvoor-
verwarming. ATTENTIE
Het inslikken van een 20 mm grote batterij of
andere knoopcel k

an op zeer korte termijn le-
vensgevaarlijke letsels veroorzaken.
● Houd de radiografische afstandsbediening,
sleutelh
angers op batterijen, vervangende
batterijen, knoopcellen en andere batterijen groter dan 20 mm steeds buiten het bereik
van kinder
en.
● Indien u

vermoedt dat iemand mogelijk een
batterij heeft
ingeslikt, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts. ATTENTIE
De gassen van de interieurvoorverwarming
bev atten k oo

lmonoxide, een giftige, kleur- en
geurloze substantie. Koolmonoxide kan tot
bewusteloosheid leiden en dodelijk zijn.
● Schakel de interieurvoorverwarming nooit
in en laat z
e ook niet aan staan in gesloten
ruimtes of plaatsen zonder ventilatie.
● Programmeer de interieurvoorwarming
nooit zo d
at ze ingeschakeld wordt en func-
tioneert in een gesloten ruimte of plaats zon-
der ventilatie. ATTENTIE
De onderdelen van de interieurvoorverwar-
ming wor den

zeer warm en kunnen brand ver-
oorzaken.
● Parkeer de auto zo dat geen enkel onder-
deel van het
uitlaatsysteem in contact komt
met licht ontvlambare materialen onder de
auto, zoals bijvoorbeeld droog gras. VOORZICHTIG
Zet nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v oor

werpen die gevoelig zijn voor
koude of warmte vóór de luchtroosters. De lucht die uit de roosters komt kan voedings-
middelen, medic
ijnen of

gevoelige voorwer-
pen aantasten of onbruikbaar maken. Let op
Nadat u de motor hebt gestart met volledig
l eg e of

recent vervangen accu van 12 volt, of
na een noodstart, kunnen een aantal instel-
lingen van het systeem (zoals de tijd, datum,
gepersonaliseerde comfortinstellingen en
programmeringen) slecht afgesteld of gewist
zijn. Controleer en corrigeer die instellingen
nadat de accu voldoende is opgeladen. De interieurvoorverwarming in- en uit-
s
c
h ak

elen
Inschakelen van de interieurvoorverwarming: 
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat branden
››› pag. 164. 
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 171.
Automatisch met programmering en activering
van een uur van vertrek ››› pag. 172.
Uitschakelen van de interieurvoorverwarming: 
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat uit
››› pag. 164. 170

Page 173 of 348

AirconditioningUitschakelen van de interieurvoorverwarming:

Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 171.
Automatisch nadat het geprogrammeerde ver-
trekuur is bereikt of na afloop van de gepro-
grammeerde werkingstijd ››› pag. 172.
Automatisch wanneer het controlelampje (brandstofmeter) gaat branden ››› pag. 294.
Automatisch wanneer de lading van de accu
van 12 volt overmatig afneemt ››› pag. 307. Bijzonderheden
Na het
uits
ch

akelen blijft de interieurvoorver-
warming nog korte tijd werken om de brand-
stof die in het systeem is overgebleven te
verbranden en de uitlaatgassen naar de bui-
tenlucht te brengen. Radiografische afstandsbediening Afb. 162
Interieurvoorverwarming: radiografi-
s c
he af s

tandsbediening.
afb.
162Betekenis 
Interieurvoorverwarming inschakelen

Interieurvoorverwarming uitschakelen
1Controlelampje
Indien de toetsen van de afstandsbediening
onnodig w
or
den in g

edrukt, kan de interieur-
voorverwarming onbedoeld worden inge-
schakeld, zelfs wanneer men zich buiten de
actieradius bevindt of wanneer het controle-
lampje knippert. Controlelampje op de radiografische af-
stands

bediening
Wanneer de toetsen worden ingedrukt, ver-
strekt de afstandsbediening verschillende
soorten informatie aan de gebruiker:
Controlelampje 1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden groen.De interieurvoorverwar-
ming werd ingeschakeld
met de toets
.
Het lampje brandt 2 se-
conden rood.De interieurvoorverwar-
ming werd uitgeschakeld
met de toets
.
Knippert traag gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
4 maal per seconde).Er is geen inschakelsig-
naal ontvangena)
.
Knippert snel gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
10 maal per seconde).
De interieurvoorverwar-
ming is geblokkeerd.
Mogelijke oorzaken: de
brandstoftank is bijna
leeg, de spanning van de
accu van 12 volt is zeer
laag of er is een storing.
Knippert ca. 2 seconden
rood (ca. 4 maal per se-
conde).Er is geen uitschakelsig-
naal ontvangen a)
.
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
groen of rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd ech-
ter ontvangen.
» 171
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 174 of 348

BedienenControlelampje
1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
knippert het groen of
rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd niet
ontvangen.
Knippert ca. 5 seconden
oranje.
De batterij van de af-
standsbediening is leeg.
Het inschakel- of uitscha-
kelsignaal werd niet ont-
vangen.
a)
De radiografische afstandsbediening bevindt zich buiten de
actieradius. In dit geval moet de afstand tot de auto verminderd
worden en opnieuw op de betreffende toets worden gedrukt.
De batterij van de radiografische afstandsbe-
diening vervangen
Indien bij het indrukken van de toetsen het
controlelampje van de afstandsbediening 1ongeveer 5 seconden oranje knippert of niet
g
aat
branden, moet

de batterij vervangen
worden.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de afstandsbediening, achter een dek-
sel.
● Om het deksel te openen, tilt u het voor-
zichtig op aan de onderz
ijde en schuift u het
naar onderen.
● Haal de batterij weg.
● Plaats een nieuwe batterij. Let daarbij op
de polariteit
en gebruik batterijen van het-
zelfde type ››› . ●
Zet
het dek

sel terug door de nokken van de
bovenzijde te plaatsen en op de onderzijde
te duwen.
Bereik
De ontvanger zit in het interieur van de wa-
gen. De maximale actieradius van de af-
standsbediening bedraagt enkele honderden
meter met nieuwe batterij. Door obstakels
tussen de afstandsbediening en de auto,
slechte weersomstandigheden en leeg raken-
de batterij kan het bereik aanzienlijk minder
worden. VOORZICHTIG
● De ra diogr

afische afstandsbediening bevat
elektronische onderdelen. Vermijd daarom
vocht, stoten of direct zonlicht.
● Het gebruik van ongeschikte batterijen kan
de radiografi
sche afstandsbediening bescha-
digen. Vervang daarom de lege batterij altijd
door een nieuwe van dezelfde intensiteit en
afmetingen, en met dezelfde kenmerken. Milieu-aanwijzing
● Lever de g e

bruikte batterijen met het oog
op milieubescherming in bij geschikte inza-
melpunten.
● De batterij van de afstandsbediening kan
perchlor
aat bevatten. Neem de wettelijke be-
palingen voor verwijdering in acht. ●
Zorg er v

oor dat de afstandsbediening niet
per ongeluk bediend kan worden, zodat de in-
terieurvoorverwarming niet ongewenst kan
worden ingeschakeld. Interieurvoorverwarming programme-
ren
Vóór het programmeren controleert u of de
dat
um en tijd jui

st zijn ingesteld in de au-
to ››› .
De interieur v

oorverwarming wordt gepro-
grammeerd in het menu Interieurvoor-
verwarming van het infotainmentsysteem.
Het menu Interieurvoorverwarming
openen
● Druk op de toets  van het bedienin
gs-
paneel van de Climatronic.
● Op de functietoets  drukken.
Functietoets: functie
Uitsch.: de interieurvoorverwarming wordt meteen uitge-
schakeld.
Verwarmen, Ventileren: wordt ingesteld indien bij inscha-
keling van de interieurvoorverwarming het interieur ver-
warmd of geventileerd moet worden. Door te drukken op
de functieknop
 kan de gewenste modus worden ge-
selecteerd. 172

Page 175 of 348

AirconditioningFunctietoets: functie
Instellen: het menu
Interieurvoorverwarming
wordt geopend.
Vertrekuur 1, Vertrekuur 2, Vertrekuur 3: er kunnen
drie verschillende vertrektijden (uu.mm) worden
geprogrammeerd. Indien de interieurvoorverwar-
ming enkel op een bepaalde dag van de week
moet worden ingeschakeld, kan ook dezelfde ver-
trektijd worden geselecteerd.
Duur: de duur bepaalt de werkingstijd van de in-
terieurvoorverwarming wanneer ze wordt inge-
schakeld met de snelverwarmtoets
 van het air-
cobedieningselement. Tevens wordt de duur ge-
bruikt om het vertrekuur te berekenen bij hand-
matig geregelde airconditioning. Dit kan worden
ingesteld tussen 10 en 60 minuten in stappen
van 10 minuten. 
Er wordt teruggekeerd naar het hoofdmenu.
Het geprogrammeerde vertrekuur bepaalt het
moment
w
aar op de in

gestelde temperatuur
ongeveer bereikt moet zijn in de auto. Het
begin van de werking van de verwarming
wordt automatisch vastgesteld naargelang
de buitentemperatuur.
De programmering controleren
Wanneer een vertrekuur actief is, gaat bij uit-
schakeling van het contact het controlelamp-
je van de snelverwarmtoets  branden gedu-
rende ca. 10 seconden. ATTENTIE
Programmeer de interieurvoorwarming nooit
zo dat

ze ingeschakeld wordt en functioneert
in een gesloten ruimte of plaats zonder venti-
latie. De gassen van de interieurvoorverwar-
ming bevatten koolmonoxide, een giftige,
kleur- en geurloze substantie. Koolmonoxide
kan tot bewusteloosheid leiden en dodelijk
zijn. Gebruiksaanwijzingen
Het uitlaatsysteem van de interieurvoorver-
w
armin
g z

it onder de auto en mag niet be-
dekt zijn door sneeuw, modder of andere ma-
terialen. De uitlaatgassen moeten vrij kunnen
ontsnappen. De uitlaatgassen die ontstaan
wanneer de interieurvoorverwarming werkt,
worden afgevoerd via een uitlaatpijp, die aan
de onderzijde van de wagen is aangebracht.
Bij de verwarming van het interieur, wordt de
warme lucht eerst naar de voorruit geleid, af-
hankelijk van de omgevingstemperatuur, en
daarna naar de rest van het interieur via de
luchtroosters. Door de roosters te verstellen,
bijv. naar de zijruiten, kan de luchtverdeling
worden beïnvloed.
Gevallen waarin de interieurvoorverwarming
niet wordt ingeschakeld
● De interieurvoorverwarming heeft ongeveer
evenveel
energie nodig als het dimlicht. In- dien de laadtoestand van de accu van 12 volt
sterk af

neemt, wordt de interieurvoorverwar-
ming automatisch uitgeschakeld en kan ze
niet meer aangezet worden. Zo voorkomt u
problemen bij het starten van de motor.
● De verwarming moet geactiveerd worden
telkens
u ze in werking wenst te stellen. Ook
het vertrekuur moet telkens opnieuw worden
geactiveerd.
● Het controlelampje  (brandst
ofmeter)
gaat branden. Let op
● Wanneer de interieur v

oorverwarming is in-
geschakeld, zijn geluiden te horen wegens de
werking ervan.
● Wanneer de luchtvochtigheid buiten hoog
is en de omg
evingstemperatuur laag, is het
mogelijk dat het verwarmings- en ventilatie-
systeem condenswater afkomstig van de wer-
kende interieurvoorverwarming verdampt. In
dat geval kan damp uit de onderzijde van de
auto komen. Dit betekent niet dat er een sto-
ring is.
● Als de auto naar één kant overhelt, bijv. bij
het parker
en op een helling, kan de werking
van de interieurvoorverwarming beperkt wor-
den bij een laag brandstofpeil (juist boven
het reservegebied).
● Als de interieurvoorverwarming gedurende
een langer
e periode meermaals wordt ge-
bruikt, wordt de accu van 12 volt ontladen.
Om de accu weer te laten opladen, rijdt u af » 173
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 176 of 348

Bedienen
en toe een aantal kilometer met de auto. Ter
oriëntatie: rijd ong
ev
eer even lang als de tijd
dat de verwarming ingeschakeld was.
● Bij temperaturen onder +5°C (+41°F) kan
de interieurvoor
verwaming automatisch inge-
schakeld worden bij het aanzetten van de mo-
tor. De interieurvoorverwarming wordt dan na
een tijdje weer uitgeschakeld. Rijden
Knop
v
oor het s

tarten en afzet-
ten van de motor
Contact inschakelen en motor starten
met de sleutel Afb. 163
Standen van de contactsleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›

 p

ag. 24
Bij dieselwagens kan het voorkomen dat de
motor bij lagere temperaturen iets vertraagd
start. Daarom moet u het koppelingspedaal
(schakelbak) resp. rempedaal (automatische
transmissie) ingetrapt houden totdat de mo-
tor aanslaat. Tijdens het voorgloeien brandt
het controlelampje .
De voorgloeitijd hangt af van de koelvloei-
stoftemperatuur en de omgevingstempera- tuur. Als de motor al op bedrijfstemperatuur
is of al

s de omgevingstemperatuur boven
+8°C ligt, gaat het controlelampje  ca. één
seconde branden. Dat betekent dat de motor
onmiddellijk start.
Als de motor niet direct start, onderbreek dan
het startproces en probeer opnieuw om de
motor te starten na ca. 30 sec. Om de motor
opnieuw te starten moet u de contactsleutel
weer in stand 1 brengen.
St ar
t/s t

op-systeem*
Zodra u stopt en het start/stop-systeem* de
motor afzet, blijft het contact ingeschakeld.
Automatische versnellingsbak: zorg ervoor
dat het contact is uitgeschakeld en de keuze-
hendel in de stand P staat voordat u de wa-
gen verlaat.
Aanwijzingen voor de bestuurder op het dis-
play van het instrumentenpaneel
Trap het koppelingspedaal in
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het koppelingspedaal niet in-
trapt. De motor kan alleen worden gestart als
het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
174

Page 177 of 348

Rijden
Trap het rempedaal in.
D ez
e aan w
ijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het rempedaal niet intrapt.
Kies N resp. P Deze aanwijzing verschijnt bij het starten of
stoppen van de motor als de keuzehendel
van de automatische versnellingsbak niet in
stand P of N staat. De motor kan enkel in die
standen gestart of gestopt worden.
In stand P schakelen; de wagen
kan zich verplaatsen; de portie-
ren kunnen uitsluitend worden
vergrendeld in stand P
Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt om veiligheidsredenen samen met
een waarschuwingssignaal, als de keuzehen-
del van de automatische versnellingsbak na
het stoppen van de motor niet in stand P
staat. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Versnelling: keuzehendel in
rijstand! Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt als bij het openen van het portier aan
bestuurderszijde de keuzehendel niet in de
stand P staat. Bovendien hoort u een zoe-
mer. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt. Contact aan
De aanwijz ing voor de bestuurder wordt ge-
geven, samen met een signaal van een zoe-
mer, als het portier aan bestuurderszijde
wordt geopend terwijl het contact is inge-
schakeld. ATTENTIE
● Motor nooit in af g

esloten ruimtes laten
draaien - gevaar voor vergiftiging! VOORZICHTIG
Hoge toerentallen, volgas en zware motorbe-
las tin

g voorkomen, zolang de motor zijn be-
drijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - ge-
vaar voor schade aan de motor! Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet met stationair toerental
warmdraaien. Dir ect

wegrijden. Hierdoor
voorkomt u onnodige uitstoot van schadelijke
stoffen. Let op
● Terw ijl

u de contactsleutel in stand 1 draait, draait u tegelijk het stuurwiel naar
beide zijden om de s
t
uurblokkering te ont-
grendelen.
● Na het starten van een koude motor kan er
korte tijd meer mot
orgeluid te horen zijn, om-
dat in de hydraulische klepspelingscompen-
satie eerst oliedruk moet worden opge- bouwd. Dit is normaal en geen reden om u
zorg
en t

e maken.
● Als de accu van de wagen is ontkoppeld en
weer is aan
gesloten, moet u de sleutel ca. 5
sec. in stand 1 houden voordat u start.
● Wagens met automatische versnellingsbak:
als het

contact is uitgeschakeld, kunt u de
sleutel alleen uit het contact trekken als de
keuzehendel in stand "P" (parkeervergrende-
ling) staat. Vervolgens blijft de keuzehendel
geblokkeerd. Motor afzetten met sleutel
Motor afzetten
– De wagen tot stilstand brengen.
– Contactsleutel in stand 1
› ›
› afb . 163
dr

aaien.
Stuurwiel blokkeren
Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
– Draai de contactsleutel in stand 1
› ›
› afb .
163

››› .
– Draai het stuurwiel en luister of dit vergren-
delt .
E en g e

blokkeerd stuurwiel maakt diefstal
moeilijker. »
175
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 178 of 348

Bedienen
ATTENTIE
● Nooit de motor afz ett
en voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wag
en in beweging is. Het stuurslot
zou de stuurinrichting kunnen blokkeren en u
bent dan niet meer in staat het stuurwiel te
draaien - gevaar op ongelukken!
● Neem altijd de sleutel mee wanneer u de
wagen v
erlaat. Dit is vooral van belang indien
kinderen in de wagen blijven, want deze zou-
den de motor kunnen starten of elektrische
uitrustingen (bijv. elektrische ruitbediening)
kunnen bedienen - gevaar voor ongelukken! VOORZICHTIG
Nadat de motor langere tijd zwaar is belast,
ontst aat

warmte-ophoping in de motorruimte
als de motor is uitgezet – gevaar voor schade
aan de motor! Daarom de motor nog ca. 2 mi-
nuten stationair laten draaien voordat u deze
uitzet. Let op
● Nadat de mot

or is uitgezet, kan de koel-
luchtventilator - ook bij uitgeschakeld con- tact - nog maximaal tien minuten blijven
draaien. Het i
s

ook mogelijk dat deze op-
nieuw inschakelt wanneer de koelvloeistof-
temperatuur stijgt als gevolg van de opge-
hoopte warmte onder de motorruimte of dat
deze warmer wordt als gevolg van een lang-
durige blootstelling aan zonnestraling.
● Zodra u stopt en het start/stop-systeem*
de motor afzet, blijf
t het contact ingescha-
keld. Controleer of het contact is uitgescha- keld voordat u de wagen verlaat, om te voor-
komen dat de accu wordt ontladen. Startknop*
Afb. 164
Onder in de middenconsole: start-
knop . De motor van de auto kan in werking gesteld
w
or
den met een s

tartknop (Press & Drive).
Daarvoor moet er een passende autosleutel
in het interieur zijn aan de stoelen vooraan of
achteraan. In auto's met Keyless Access-systeem
››› p
ag.
117 kan de motor ook worden gestart als de
sleutel zich in de bagageruimte bevindt.
Door het bestuurdersportier te openen wan-
neer u de auto verlaat , wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld.
Het contact handmatig in- of uitschakelen
Druk de startknop één keer kort in zonder
daarbij het koppelings- of rempedaal in te
trappen ››› .
Z o
w el

in wagens met schakelbak als met au-
tomatische versnellingsbak knippert de tekst
van de startknop START ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h ar

t wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Automatisch uitschakelen van het contact
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact na
enige tijd automatisch uitgeschakeld. Indien
op dat moment het dimlicht brandde, zal het
stadslicht blijven branden gedurende ca. 30
minuten. Het stadslicht kan worden uitgezet
door de auto te blokkeren ››› pag. 117 of
handmatig ›››
pag. 137.
176

Page 179 of 348

Rijden
Noodstopfunctie
A l
s er in de w
agen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de batterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken van de s
tartknop altijd bij de stuurkolom.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en z
o nodig slaat de motor aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk de s
tartknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot or w

eer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven. Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een pas

sende sleutel in de wagen ge-
start worden.
Automatisch uitschakelen van het contact in
wagens met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is v
astgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt.
Indien na het autom
atisch uitschakelen van
het contact het dimlicht  brandt, blijft het
stadslicht branden gedurende ca. 30 minu-
ten (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns tig l

etsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het r
em- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sleut el

s kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autosl
eutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voord at

u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Als de wagen lange tijd blijft stilstaan met
inges
chakeld contact, kan de accu leeg raken
en kan de motor mogelijk niet meer gestart
worden.
● Voor wagens met dieselmotor kan het even
duren voor
dat de motor aanslaat als hij moet
voorverwarmen.
● Als u tijdens de STOP-fase drukt op de
drukknop START ENGINE

STOP , wordt het contact
uitge s
chakeld en knippert de knop.
● Als de aanwijzing verschijnt op het scherm
van het ins
trumentenpaneel "Start-stopsys-
teem uitgeschakeld: motor handmatig star-
ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-
peren. 177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 180 of 348

Bedienen
Motor starten 3 Geldig voor wagens: met Keyless AccessStapMotor in werking stellen met de start-
knop
››› pag. 176 (Press & Drive).
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: trap het koppelingspedaal volledig
in en houd het ingetrapt totdat de motor aan-
slaat.
2.Zet de versnellingshendel in neutrale stand of
zet de keuzehendel in stand P of N.
3.
Druk de startknop ››› afb. 164 kort in zonder
het gaspedaal in te trappen. Om de motor te
kunnen starten moet er een passende sleutel
in de wagen aanwezig zijn.
Na het starten van de motor blijft het licht van
de drukknop START ENGINE STOP
permanent
branden om aan te geven dat de motor gestart
is.
4.
Indien de motor niet begint te draaien, onder-
breekt u de poging en herhaalt u het na onge-
veer 1 minuut. Voer indien nodig een noodstop
uit ››› pag. 177.
5.Schakel de elektronische parkeerrem uit wan-
neer u met de wagen wilt gaan rijden ››› pag.
179. ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl de motor
draait, v oor

al wanneer een versnelling of rijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots
in bewegin
g k

omen of er kan iets onver-
wachts gebeuren, met schade, brand of ern-
stige letsels tot gevolg. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een plot selin

ge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor koud starten. VOORZICHTIG
● De st ar

tmotor of motor kan beschadigd ra-
ken indien u tijdens het rijden probeert de
motor te starten of de motor meteen na het
uitzetten opnieuw in werking stelt.
● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-
rental
len, hoge belasting en plotse versnel-
lingen.
● Start de motor niet terwijl de wagen wordt
geduwd of g
esleept. Onverbrande benzine
zou in de katalysator kunnen komen en deze
beschadigen. Let op
● Wacht niet

tot de motor warm is bij stil-
staande wagen; als u een goed zicht hebt
door de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-
den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijn
bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. ●
Bij het st ar

ten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Bij het koud starten van de motor kan het
geluid kort
toenemen. Dit is normaal en geen
reden om u zorgen te maken.
● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+5°C (+41°F), kan er z
ich bij een dieselmotor
rook vormen onder de wagen als de koelvloei-
stofverwarmer met werking op brandstof is
ingeschakeld. Motor afzetten
3 Geldig voor wagens: met Keyless Access
StapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 176.
1.De wagen volledig stilzetten ››› .
2.Rempedaal intrappen en ingetrapt houden tot
de wagen tot stilstand is gekomen 4.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische
versnellingsbak, plaatst u de keuzehendel in
stand P.
4.Schakel de elektronisch parkeerrem in ››› pag.
179.
5.
Druk de startknop kort in ››› afb. 164. De knop
START ENGINE STOP knippert opnieuw. Als de
motor niet stopt, voer dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 177. 178

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 350 next >