Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 211 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
VOORZICHTIG
Bij automatische uitschakeling wegens sto-
ringen v
an het systeem wordt de snelheids-
begrenzer om veiligheidsredenen enkel volle-
dig uitgeschakeld wanneer de bestuurder op
een bepaald moment het gaspedaal niet lan-
ger intrapt of het systeem bewust uitzet. Adaptive Cruise Control ACC
(automati
s
che afstandsrege-
ling)*
Inleiding tot thema Afb. 175
Detectiegebied.
››› T
ab. op pag. 2
De automatische afstandsregeling (ACC) is
een uitbreiding van het snelheidsregelsys-
teem van de wagen (GRA) ››› .Met de ACC-functie kan de bestuurder een
k
rui
ss
nelheid instellen tussen 30 en 210
km/u (18 en 150 mph) en ook de gewenste
tijdelijke afstand t.o.v. de voorligger. De ACC-
functie past de kruissnelheid van de wagen
op elk ogenblik aan en houdt een veilig-
heidsafstand t.o.v. de voorligger.
De ACC-functie is gebaseerd op een radarsen-
sor die het mogelijk maakt de afstand tot de
voorliggers te meten.
Als de wagen uitgerust is met automatische
versnellingsbak, kan de ACC deze afremmen
en volledig tot stilstand brengen bij een
voertuig dat tot stilstand gebracht wordt.
Oproep tot ingreep door bestuurder
Tijdens het rijden kent de ACC een aantal be-
perkingen eigen aan het systeem. Dit bete-
kent dat de bestuurder onder bepaalde om-
standigheden zelf de snelheid en de afstand
tot andere wagens moet regelen.
In dit geval zal het display van het instrumen-
tenpaneel hem aangeven in te grijpen door
het rempedaal in te trappen en klinkt een
akoestische waarschuwing ››› pag. 210. ATTENTIE
De intelligente techniek van de ACC kan de
door het sys t
eem bepaalde grenzen noch de
natuurkundige grenzen overwinnen. Indien
het systeem nalatig of onbedoeld gebruikt
wordt, kunnen ongevallen en ernstige letsels veroorzaakt worden. Ondanks het systeem
moet de bes
t
uurder te allen tijde opmerk-
zaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● ACC niet gebruiken bij slecht zicht, op
steil
e hellingen, met veel bochten of op glad-
de wegen zoals bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs,
regen of losse steentjes, noch op overstroom-
de wegen.
● ACC ook nooit dwars door het veld of op on-
verharde w
egen gebruiken. ACC is enkel be-
stemd voor gebruik op verharde wegen.
● ACC reageert niet bij het naderen van een
vast
e hindernis, zoals bijvoorbeeld het einde
van een file, een wagen met pech of een voer-
tuig dat stilstaat voor een verkeerslicht.
● De ACC reageert enkel bij personen indien
het syst
eem voor detectie van voetgangers
beschikbaar is. Het systeem reageert ook niet
bij dieren of voertuigen die kruisen of in te-
gengestelde richting over dezelfde rijstrook
komen.
● Indien de ACC de snelheid niet voldoende
vermindert, rem d
an de wagen onmiddellijk
met het rempedaal.
● Bij het rijden met noodreservewiel wordt
het ACC
-systeem mogelijk automatisch uitge-
schakeld tijdens de rit. Schakel het systeem
uit wanneer u begint te rijden.
● Indien de wagen zich onbedoeld blijft ver-
plaatsen n
a de oproep tot ingreep door de » 209
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 212 of 348

Bedienen
bestuurder, rem dan de wagen met het rem-
pedaal
.
● Indien op het
display van het instrumenten-
paneel een opr
oep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenblik
te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
def ect i s, s
chakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Werkt de A C
C niet zoals in dit hoofdstuk
beschreven wordt, gebruik ze dan niet tot ze
in een gespecialiseerde werkplaats nageke-
ken werd. Om die reden beveelt SEAT aan om
naar een SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC bedr
aagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorbaar
zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. Aanwijzingen op het scherm, contro-
l
e- en w
aars
chuwingslampjes Afb. 176
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A C
C tijdelijk inactief, voorlig-
ger gedetecteerd, tijdelijke afstand ingesteld.
(B) ACC actief, voorligger gedetecteerd, tijde-
lijke afstand wordt ingesteld. Statusweergave op het display
W
eer
gav
e op het display ››› afb. 176:
Voorligger, ACC is inactief.
1 Geselecteerde afstandsbereik, ACC is in-
actief
.
V oorlig g
er gedetecteerd. ACC is actief.
Afstelling van de tijdelijke afstand t.o.v.
de voorligger met een geprogrammeerde
snelheid.
Tijdelijke afstand afgesteld t.o.v. de voor-
ligger met een geprogrammeerde snel-
heid.
Waarschuwings- en controlelampjes
››› in Controle- en waarschuwingslampjes
op p ag. 112
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Het gebied aan het embleem van
SEAT aan de voorzijde nakijken
››› afb. 177 op vuil, ijs of
schok. Is hij nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een
gespecialiseerde werkplaats om het systeem na te kij-
ken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
2 3
4
5
210
Page 213 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
ACC is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
De ACC en snelheidsbegrenzer zijn actief.
De ACC en het snelheidsregelsysteem (GRA) zijn actief.
Gaat groen branden
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v an het
display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. Radarsensor
Afb. 177
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r a
darsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r a
darsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ›››
afb. 177.
Met deze sensor kunnen voorliggers herkend worden op een afstand tot ca. 120 m. Het zicht van de radarsensor kan belemmerd
worden door v
uil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Rei-
nig zo nodig het gebied aan het SEAT-em-
bleem ››› .
W anneer de r
ad
arsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed worden in geval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de bekleding
vooraan wordt gewijzigd, kunnen de werking
van de ACC beïnvloeden. Daarom dienen
structurele wijzigingen enkel door gespeciali-
seerde werkplaatsen te worden uitgevoerd. »
211
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 214 of 348

Bedienen
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
S EA
T-de
aler te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de ACC
beïnvloed. Daarom dienen reparatiewerk-
zaamheden alleen door gespecialiseerde
werkplaatsen te worden uitgevoerd. Om die
reden beveelt SEAT aan om naar een SEAT-
dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
besc h
adigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijvoorbeel
d bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ont
dooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van de Adaptive Cruise
C
ontr
ol
ACC (automatische afstands-
regeling) Afb. 178
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Afb. 179
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut om
ati
sche afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in g
eschakeld is, brandt op het instru- mentenpaneel het groene controlelampje
en wordt op het
display de geprogrammeer-
de snelheid en de toestand van de ACC
››› afb. 176 getoond.
Voorwaarden voor het activeren van de auto-
matische afstandsregeling ● De keuzehendel moet zich bevinden in
stand D
of S of in Tiptronic-schakelweg. Voor
de schakelbak moet een vooruitversnelling
ingeschakeld zijn, behalve de 1e versnelling.
● In wagens met schakelbak moet, indien er
geen snelheid gepr
ogrammeerd is, er gere-
den worden met minstens 30 km/u (18
mph).
Snelheidsregeling
Met ingeschakelde ACC, kan de snelheid wor-
den geprogrammeerd en ingesteld. De gepro-
grammeerde snelheid kan verschillen van de
snelheid waarmee de wagen werkelijk rijdt
indien op dat ogenblik de afstand geregeld
wordt.
Welke functies kunnen worden bediend?
Indien de automatische afstandsregeling ge-
activeerd wordt, kan de actuele snelheid wor-
den geprogrammeerd als "ingestelde snel-
heid".
Tijdens het rijden kan de instelling op elk
ogenblik onderbroken worden en de snelheid
gewijzigd worden.
212
Page 215 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bovendien kunnen onderstaande afstellin-
g en w
orden uit
gevoerd:
● Afstand.
● Rijprogramma.
● Rijmodus.
In-/uitsch
akelen
Elke snelheid 1)
tussen 30 en 210 km/u (19
en 150 mph) kan ingesteld worden.
De ACC activeren
● Bedieningshendel in stand 1
› ›
› afb . 178
tr
ekken. Op het display in het instrumenten-
paneel verschijnt ACC standby.
De snelheid programmeren en de instelling
activeren
● Om de snelheid te programmeren op toets
SET
› ›
› afb . 179 drukken.
● Aut
omatische versnellingsbak: om de rege-
ling te activer
en bij stilstaand voertuig, dient
u het rempedaal in te trappen.
De ACC deactiveren
● Hendel in stand 0 drukken, tot hij vast-
k likt
. W
eergave van de tekst ACC: off.Snelheid wijzigen
●
Voor het stap voor stap verhogen of verla-
gen van de s
nelheid, de hendel kort naar bo-
ven/beneden ››› afb. 179 drukken.
Elke wijziging van de geprogrammeerde snel-
heid wordt weergegeven linksonder op het
display van het instrumentenpaneel.
Het afstandsniveau instellen
De afstand afhankelijk van de snelheid t.o.v.
de voorligger kan worden ingesteld in het Ea-
sy Connect-systeem in 5 niveaus ›››
pag.
27.
Bij nat wegdek altijd een grotere afstand tot
de voorgaande wagen kiezen dan bij droog
wegdek.
Onderstaande afstanden kunnen vooraf wor-
den ingesteld:
● Heel kort
● Kort
● Media
● Middellang
● Heel lang
In het Easy
Connect-systeem kan het af-
standsniveau aangepast worden dat moet zijn ingesteld bij het inschakelen van de ACC
met toets
en de functietoetsen
Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 27.
Rijpr ogr
amma instellen
Voor wagens met selectie van de rijstijl (SEAT
Drive Profile), kan het geselecteerde profiel
het acceleratiegedrag beïnvloeden ››› pag.
238.
Onderstaande rijprogramma's kunnen wor-
den geselecteerd:
● Normal
● Sport
● Eco
● Comfort
Voor wagen
s zonder selectiefunctie van de
rijstijl kan het acceleratiegedrag worden be-
invloed door een rijprogramma te kiezen in
het Easy Connect-systeem met toets en
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag. 27.
Onder
staande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld. »1)
De snelheidsbeperkingen zijn van kracht voor elk
land en z ijn afh
ankelijk van de eenheid die op de
snelheidsmeter aangegeven wordt. 213
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 216 of 348

Bedienen
● Al
s de E
SC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet omge
gespt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektrisc
h vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph). ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terkant, w anneer de minimum
afstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties corr
ect kan herkennen.
● De voet op het gaspedaal "zetten" kan tot
gevol
g hebben dat de ACC niet ingrijpt om te
remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik te r
emmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht betr
effende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits c
hakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of het
inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 113), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitge
schakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Wagens met automatische versnel-
lin
g
sb
ak Als de wagen voorzien is van automatische
v
er
snel
lingsbak, kan de automatische af-
standsregeling (ACC) de wagen remmen en
volledig stilzetten indien de voorligger stopt.
De ACC blijft gedurende enkele ogenblikken
beschikbaar. De wagen vertrekt zelfstandig
indien de voorligger zich verplaatst (assistent
voor fileverkeer).
Criteria voor uitschakeling
De ACC wordt uitgeschakeld wanneer de be-
stuurder het rempedaal intrapt of het be-
stuurdersportier geopend wordt. Opnieuw vertrekken met de ACC handmatig
inges
teld
De ACC kan opnieuw ingeschakeld worden
door de hendel te trekken in stand 2
› ››
afb
.
180 . VOORZICHTIG
● Indien uw wag en met
ACC niet start zoals
verwacht, kan het rijden ingezet worden door
kort het gaspedaal in te trappen.
● Het start-stopsysteem grijpt op de gebrui-
kelijke wijz
e in bij het rijden met ACC. De regeling onderbreken
Afb. 180
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Voorwaarde: ACC is actief.
214
Page 217 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De regeling tijdens het rijden onderbreken
● Hendel in stand 3 trekken. De aanwijzing
v oor de be
st
uurder ACC standby wordt weer-
gegeven. of
● Rem!
● Om de geprogrammeerde snelheid op-
nieuw te activer
en, de hendel in stand 2verplaatsen.
D
e r
eg
eling met stilstaande wagen onderbre-
ken
Geldt voor wagens met automatische versnel-
lingsbak:
● Hendel in stand 3 trekken. De aanwijzing
v oor de be
st
uurder ACC standby wordt weer-
gegeven.
● Om de regeling opnieuw te activeren, het
rempedaal intr
appen en de handel in stand
2 plaatsen.
ATTENTIE
Het is gevaarlijk de regeling in te schakelen
en de geprogr ammeer
de snelheid opnieuw te
activeren, als de omstandigheden van de rij-
baan, het verkeer of het weer dit niet toela-
ten. Gevaar voor ongevallen! Afstand instellen
Afb. 181
Bedieningshendel: afstand instellen. ●
Om de momenteel geprogrammeerde af-
s t
and aan t e duiden, k
ort op de tuimelscha-
kelaar ››› afb. 181 drukken.
● Om de afstand een niveau te verhogen/ver-
lagen, de tuimel
schakelaar opnieuw naar
rechts/links drukken. Op het display van het
instrumentenpaneel wordt de afstand tussen
beide wagens gewijzigd.
Als de wagen een andere stilstaande voorlig-
ger nadert, vermindert de ACC de snelheid
tot op de snelheid van de voorligger en regelt
nadien de ingestelde afstand. Wanneer de
herkende voorligger accelereert, zorgt de ACC
ervoor dat maximaal tot de ingestelde snel-
heid wordt geaccelereerd.
Hoe hoger de snelheid des te groter de af-
stand in meter ››› . We bevelen de instelling
Af s
tand 3
aan. ATTENTIE
Bij het instellen van de afstand is de bestuur-
der ver antw
oordelijk voor het opvolgen van
de nationale landspecifieke wettelijke voor-
schriften. Aanwijzingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het sy s
teem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
ACC en Front Assist: momenteel niet be-
schikbaar. Sensor zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Reinig het SEAT-em-
bleem ›››
afb. 177.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Helling
te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van »
215
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 218 of 348

Bedienen
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
k an niet
wor
den geactiveerd.
ACC: enkel beschikbaar in D, S of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren.
ACC: parkeerrem vastgezet
De ACC wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Ingreep
stabiliteitscontrole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld.
ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen.
ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u w
enst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij
snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)
wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-
keld.
ACC: beschikbaar vanaf de 2e versnelling
De ACC is actief vanaf de 2e versnelling
(schakelbak).
ACC: motortoerental
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, wanneer de ACC ver-
snelt of remt, de bestuurder niet op tijd een
hogere of lagere versnelling inschakelt. Dit
houdt in dat het toegestane toerental wordt
overschreden of niet wordt bereikt. De ACC
wordt uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven
door een gong.
ACC: koppelingspedaal ingetrapt
Wagens met handgeschakelde versnellings-
bak: door het koppelingspedaal langer in te
trappen wordt de regeling verlaten.
Portier geopend
Wagens met automatische versnellingsbak:
met stilstaande wagen en geopend portier
kan de ACC niet worden geactiveerd. Automatische afstandsregeling (ACC)
onder bepaalde oms
tandigheden tij-
delijk uitschakelen In onderstaande omstandigheden moet de
automati
s
che afstandsregeling (ACC) uitge-
schakeld worden wegens beperkingen van
het systeem ››› :
● Bij het wisselen van rijstrook, in scherpe
bochten, op r ot
ondes, op invoeg- en uitvoeg-
stroken op de autobaan of bij wegwerkzaam-
heden om te vermijden dat onbedoeld ver-
sneld zou worden om de geprogrammeerde
snelheid te bereiken.
● Bij het rijden door een tunnel, aangezien
de werkin g
zou kunnen worden beïnvloed.
● Op wegen met verschillende rijstroken,
wanneer andere wag
ens langzamer rijden op
de inhaalstrook. In dit geval zouden wagens
die langzamer rijden op de andere rijstroken
rechts voorbijgestoken worden.
● Bij hevige regenval, sneeuw of dichte nevel
is het mog
elijk dat de voorligger niet correct
herkend zou worden of, onder bepaalde om-
standigheden, helemaal niet herkend zou
worden. ATTENTIE
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
ges c
hakeld wordt, kunnen ongevallen en ern-
stige letsels optreden. 216
Page 219 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
Schak el
de ACC altijd uit in kritische situ-
aties. Let op
Als de ACC in de beschreven situaties niet uit-
g es c
hakeld wordt, kunnen wettelijke overtre-
dingen begaan worden. Bijzondere rijsituaties
Afb. 182
(A) Wagen in een bocht. (B) Motorrij-
der die v
oor u rijdt, b uit
en de actieradius van
de radarsensor. Afb. 183
(C) Een wagen wisselt van rijstrook.
(D) W
ag en die dr
aait en een andere die stil-
staat. De automatische afstandsregeling (ACC)
heef
t
bep aal
de fysieke beperkingen die ei-
gen zijn aan het systeem. Sommige reacties
van de ACC kunnen onder bepaalde omstan-
digheden onverwacht lijken of slecht geti-
med uitgevoerd worden vanuit het standpunt
van de bestuurder. Daarom moet de bestuur-
der altijd aandachtig zijn om in te grijpen
waar nodig.
Volledige aandacht is bijvoorbeeld vereist in
onderstaande verkeerssituaties: Starten na een stopfase (enkel wagens met
automatis
che versnellingsbak)
Na een stopfase kan de ACC de wagen auto-
matisch doen vertrekken zodra de voorligger
opnieuw in beweging gezet wordt.
Inhalen
Wanneer het knipperlicht gaat branden om
een inhaalmanoeuvre te starten, versnelt de
ACC de wagen automatisch en vermindert zo
de afstand tot de voorligger.
Wanneer gewisseld wordt naar de inhaal-
strook, zal de ACC indien geen voorligger her-
kend wordt, versnellen tot de geprogram-
meerde snelheid bereikt wordt en deze cons-
tant houden.
De versnelling van het systeem kan op elk
ogenblik onderbroken worden door het rem-
pedaal in te trappen of de derde hendel naar
achteren te duwen ››› pag. 212.
In de bochten
Bij het ingaan of verlaten van een bocht kan
het voorkomen dat de radarsensor de voor-
ligger niet meer herkent of dat hij reageert op
een wagen op een rijstrook naast de rijstrook
waarop u rijdt ››› afb. 182 A. In zulke omstan-
digheden is het mogelijk dat de wagen onno-
dig remt of niet meer reageert op de voorlig-
ger. In dat geval moet de bestuurder ingrij-
pen door te versnellen of het remproces on-
derbreken door het rempedaal in te trappen »
217
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 220 of 348

Bedienen
of de derde hendel naar achteren te duwen
› ›
›
p
ag. 212.
Rijden door tunnels
Bij het rijden door een tunnel, is het mogelijk
dat de radarsensor minder goed werkt. Scha-
kel de ACC uit in de tunnels.
Smalle voertuigen of voertuigen die uit de
lijn rijden
De radarsensor kan smalle voertuigen of
voertuigen die uit de lijn rijden enkel herken-
nen wanneer ze zich binnen zijn werkingsge-
bied ››› afb. 182 B bevinden. Dit geldt vooral
voor smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig.
Voertuigen met bijzondere ladingen en ac-
cessoires
Het is mogelijk dat de bijzondere lading en
accessoires van andere voertuigen die aan
de zijkanten, achteraan of bovenaan uitste-
ken, buiten het werkingsbereik van de ACC
vallen.
Schakel de ACC uit wanneer u achter voertui-
gen met bijzondere ladingen of accessoires
rijdt en ook bij het inhalen van zulke voertui-
gen. Rem in deze gevallen zelf indien nodig. Andere wagens die van rijstrook veranderen
Wagens
die naar de eigen rijstrook wisselen
op een korte afstand van de wagen kunnen
enkel worden herkend wanneer ze binnen het
bereik van de sensoren komen. Als gevolg
hiervan duurt het langer tot de ACC reageert
››› afb. 183 C. Rem in deze gevallen zelf in-
dien nodig.
Stilstaande voertuigen
De ACC herkent tijdens het rijden geen stil-
staande voorwerpen zoals bijvoorbeeld het
einde van een file of voertuigen met pech.
Als een voertuig herkend door de ACC draait
of opzij gaat en er zich voor dit voertuig een
stilstaand voertuig bevindt, zal de ACC hier
niet op reageren ››› afb. 183 D. Rem in deze
gevallen zelf indien nodig.
Voertuigen die rijden in tegengestelde rich-
ting en voertuigen die elkaar kruisen
De ACC reageert niet op voertuigen uit tegen-
gestelde richting die naderen noch op voer-
tuigen die elkaar kruisen.
Metalen voorwerpen
Metalen voorwerpen zoals bijvoorbeeld rails
op de rijbaan of platen gebruikt bij werk-
zaamheden, kunnen de radarsensor in ver-
warring brengen en verkeerde reacties van de
ACC veroorzaken. Factoren die de werking van de radarsensor
kunnen beïnvloeden
A
ls de werking van de radarsensor verstoord
zou zijn, bijv. wegens zware regenval, nevel,
sneeuw of modder, dan wordt de ACC tijdelijk
uitgeschakeld. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. Indien nodig het SEAT-embleem
reinigen ››› afb. 177.
Wanneer de radarsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
Bij sterke weerkaatsing van het signaal van
de radar, bijvoorbeeld in een gesloten par-
keerplaats, kan de werking van de ACC beïn-
vloed worden.
Rijden met een aanhangwagen
Bij het rijden met een aanhangwagen, is de
regeling van de ACC minder dynamisch.
Oververhitte remmen
Als de remmen overmatig verhitten, bijvoor-
beeld na plots remmen of op lange en zeer
steile afdalingen, kan de ACC tijdelijk uitge-
schakeld zijn. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt een waarschu-
wingstekst. In dit geval kan de cruise control
niet worden geactiveerd.
218