TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 261 of 610

– Als er (geverfde) patronen vóór uwauto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
– Bij het passeren van een signaleerbaar object dat van
rijstrook wisselt of links of rechts
afslaat
– Bij het passeren van een signaleerbaar object dat stilstaat
om links of rechts af te slaan
– Als een signaleerbaar object stopt net voordat het zich in de rijrichting
van uw auto bevindt
– Wanneer wordt gereden op plaatsen met een constructie boven
de weg (verkeersbord, reclamebord,
enz.) – Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open- en
dichtgaat
– Als bij het afslaan naar links of rechts een tegenligger of
voetganger de auto van voren
nadert
– Bij het afslaan naar links of rechts voor een tegenligger of voetganger
langs
– Wanneer u links/rechts afslaat en een tegemoetkomend voertuig of
tegemoetkomende voetganger
stopt direct voordat hij/zij binnen
de koers van de auto komt
– Als bij het afslaan naar links of rechts een tegenligger ook links of
rechts afslaat voor uw auto
– Als het stuurwiel wordt bewogen in de richting van de baan van een
tegenligger
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
5
Rijden

Page 262 of 610

Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Onder bepaalde omstandigheden,zoals de volgende, kan een
signaleerbaar object mogelijk niet
worden gedetecteerd door de voorste
sensoren, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:– Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een signaleerbaar object een
slingerende beweging maakt
– Als een signaleerbaar object een abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
– Bij het plotseling opdoemen van een signaleerbaar object
– Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur,
hek, vangrail, putdeksel, stalen
rijplaat of een andere auto bevindt
– Als het signaleerbare object zich onder een bepaalde constructie
bevindt
– Als het signaleerbare object deels verborgen is achter een ander
voorwerp (grote koffer, paraplu,
vangrail, enz.)
– Als meerdere signaleerbare objecten elkaar overlappen
– Als een helder licht, zoals van de zon, wordt gereflecteerd door het
signaleerbare object
– Wanneer een signaleerbaar object wit is en er extreem licht uitziet
– Als het signaleerbare object vanwege de kleur of helderheid niet
goed opvalt
– Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling
opduikt voor uw auto
– Bij het naderen van een auto onder een hoek
– Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets
met iemand achterop of een fiets
met een bijzondere vorm (fiets met
een kinderzitje, tandem, enz.) is – Als de voetganger of fiets kleiner is
dan ongeveer 1 m of langer dan
ongeveer 2 m
– Als het silhouet van een voetganger of fietser onduidelijk is
(bijvoorbeeld door het dragen van
een regenjas of lange rok)
– Als een voetganger of fietser vooroverbuigt of gehurkt zit
– Als een voetganger of fietser een hoge snelheid heeft
– Als een voetganger een wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Als een signaleerbaar object niet goed opvalt, zoals tijdens de
schemering, of 's nachts of in een
tunnel
– Als de auto een poosje heeft stilgestaan nadat het EV-systeem is
gestart
– Tijdens of enkele seconden na het afslaan naar links of rechts
– Tijdens of enkele seconden na het rijden in een bocht
– Wanneer u links/rechts afslaat en een tegemoetkomend voertuig op
een rijstrook die 3 of meer rijstroken
van de auto verwijderd is
– Wanneer u links/rechts afslaat en de koers van de auto sterk afwijkt
van de richting van het
tegemoetkomende verkeer
– Wanneer u links/rechts afslaat en een voetganger nadert die in
dezelfde richting als de auto liep en
rechtdoor blijft lopen
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
260

Page 263 of 610

• PIn aanvulling op het voorgaandewerkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet:– Als een signaleerbaar object zich te dicht bij de auto bevindt
– Als er onvoldoende ruimte is voor een uitwijkmanoeuvre of als er een
obstakel is in de uitwijkrichting
– Bij tegemoetkomend verkeer
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem
• Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in- of uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen.
(→Blz. 509)
Het systeem wordt iedere keer
wanneer het contact AAN wordt gezet
ingeschakeld.
• Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwingslampje PCS
branden en wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
A“Pre-Collision System OFF”
(Pre-Crash Safety-systeem uit) • De instellingen van het Pre-Crash
Safety-systeem kunnen worden
gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• Als de timing van de Pre-Crash- waarschuwing wordt gewijzigd, wordt
dienovereenkomstig ook de timing
van de Emergency Steering Assist
(uitgezonderd de actieve besturing)
gewijzigd. Wanneer “Later” wordt
geselecteerd, werkt de Emergency
Steering Assist (uitgezonderd de
actieve besturing) in de meeste
gevallen niet.
• Auto's met een bestuurderscamera: Wanneer het systeem bepaalt dat de
bestuurder niet vooruit kijkt, zullen de
Pre-Crash-waarschuwing en de
Emergency Steering Assist qua timing
werken als bij de instelling “Earlier”
(eerder), ongeacht de instelling van de
gebruiker.
• Wanneer het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld, zal
de Pre-Crash-waarschuwing qua
timing werken als bij de instelling
“Earlier” (eerder), ongeacht de
instelling van de gebruiker.
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist)
LTA-functies
• Deze functie werkt op wegen metduidelijke belijning als het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem is
ingeschakeld. Met behulp van de
camera voor en de radarsensor
worden de rijstrookmarkeringen en
andere auto's in de omgeving
gesignaleerd en wordt het stuurwiel
bediend om de positie van de auto op
de rijstrook vast te houden.
Gebruik deze functie alleen op
snelwegen en autowegen.
Wanneer het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem niet in werking is,
werkt deze functie niet.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
5
Rijden

Page 264 of 610

In gevallen waarin de
rijstrookmarkeringen niet (goed)
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u in
een file staat, werkt deze functie op
basis van de positie van de auto's voor
en naast u.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet
stevig wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
display en wordt de functie tijdelijk
uitgeschakeld.
Pak het stuurwiel stevig vast om de
functie weer in te schakelen.
• Als de auto de rijstrook dreigt teverlaten terwijl het systeem in
werking is, wordt er een
waarschuwing getoond op het display
en klinkt er een zoemer.
Wanneer de zoemer klinkt, controleer
dan het gebied rondom de auto en stuur
de auto voorzichtig terug naar het
midden van de rijstrook.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het LTA-systeem. Het LTA-systeem biedt
geen automatische ondersteuning
tijdens het rijden en vermindert niet
de hoeveel aandacht die nodig is om
veilig te kunnen rijden. Als
bestuurder blijft u verantwoordelijk
voor de veiligheid door de omgeving
in de gaten te houden en het
stuurwiel te bedienen. Zorg ook voor
voldoende pauzes als u moe bent,
bijvoorbeeld als u langere tijd hebt
gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
• Schakel het LTA-systeem uit wanneer u het niet gebruikt.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
262

Page 265 of 610

Voorwaarden voor werking van de
functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het LTA-systeem signaleertrijstrookmarkeringen of de koers van
andere voertuigen in de buurt
(behalve bij kleine voertuigen, zoals
een motorfiets).
• Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem is ingeschakeld.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 3-4m.
• De richtingaanwijzer wordt niet bediend.
• De auto maakt geen scherpe bocht.
• De auto accelereert of decelereert niet meer dan een bepaalde waarde.
• Het stuurwiel wordt niet met grote kracht bediend.
• De waarschuwing handen van het stuurwiel (→blz. 263) is niet
geactiveerd.
• De auto rijdt in het midden van een rijstrook.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 263)
• Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan
terwijl de functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.
• De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurregeling van de
functie. Lane Departure Warning-functie bij
ingeschakelde LTA
• Zelfs als de waarschuwingsmethode
van de LDA is ingesteld op trillen van
het stuurwiel, zal de
waarschuwingszoemer klinken
wanneer de auto de rijstrook verlaat
terwijl de LTA is ingeschakeld.
• Als het stuurwiel voldoende wordt bediend om de koers van de auto te
herstellen, zal de waarschuwing niet
worden gegeven.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een melding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen het stuurwiel vast te houden.
Tevens wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Zodra het systeem signaleert dat het
stuurwiel wordt vastgehouden zal de
waarschuwing verdwijnen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
functie in werking is.
Als er gedurende een bepaalde tijd geen
handelingen worden gesignaleerd zal er
een zoemer klinken, wordt de
waarschuwing weergegeven en wordt
de functie tijdelijk uitgeschakeld. Deze
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
5
Rijden

Page 266 of 610

waarschuwing kan ook worden gegeven
als de bestuurder het stuurwiel weinig
bedient gedurende een langere periode.
Afhankelijk van de omstandigheden, de
manier van bedienen en de conditie van
de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
In-/uitschakelen van het systeem
De LTA-functie wordt afwisselend in- en
uitgeschakeld, telkens wanneer de toets
LTA wordt ingedrukt.
Het controlelampje LTA gaat branden als
de LTA-functie wordt ingeschakeld.
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de functies mogelijk
niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als een voorligger van rijstrookwisselt (uw auto kan de voorligger
volgen en ook van rijstrook wisselen)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als een voorligger slingert (uw auto kan ook gaan slingeren en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger de rijstrook verlaat (uw auto kan de voorligger volgen en
ook de rijstrook verlaten)
• Als een voorligger dicht langs de rand van de rijstrook rijdt (uw auto
kan de voorligger volgen en mogelijk
de rijstrook verlaten)
• Als er een bewegend voorwerp in de buurt is (afhankelijk van de positie
van het voorwerp ten opzichte van
uw auto, gaat uw auto mogelijk
slingeren)
• Als de auto last heeft van zijwind of turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
• Wanneer het nodig is om het systeem uit te schakelen: →blz. 243
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
264

Page 267 of 610

Display werking van ondersteuning stuurwielbediening
De bedrijfsstatus van het LTA-systeem wordt aangegeven.
ControlelampjeWeergave
rijstrook Stuurwielicoon
Situatie
WitGrijsGrijsLCA staat stand-by
GroenGroenGroen LTA is in werking
Oranje knippe-
rendOranje knippe-rendGroen De auto verlaat de rijstrook aan de
zijde waar de weergave van de rij-
strook knippert
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert)
Basisfuncties
Het LDA-systeem waarschuwt de
bestuurder wanneer de auto de huidige
rijstrook of de rijbaan
*dreigt te verlaten.
Het systeem kan ook het stuurwiel
enigszins bedienen om te helpen
voorkomen dat de rijstrook of rijbaan
*
wordt verlaten.
De camera voor wordt gebruikt om de
rijstrookmarkering of rijbaan
*te
registreren.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Lane Departure Alert-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt een waarschuwing
weergegeven op een display en klinkt er
een waarschuwingszoemer of trilt het
stuurwiel om de bestuurder te
waarschuwen.
Controleer het gebied rondom de auto en
stuur de auto voorzichtig terug naar het
midden van de rijstrook of de rijbaan
*. Wanneer het systeem vaststelt dat de
kans op een aanrijding met een auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
Lane Departure Alert in werking, zelfs
wanneer de richtingaanwijzers zijn
ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
5
Rijden

Page 268 of 610

Stuurassistentie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt het stuurwiel bediend om
te helpen de koers van de auto te
herstellen.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel gedurende enige tijd niet is
bediend of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt er mogelijk
een waarschuwingsmelding
weergegeven en klinkt er mogelijk een
waarschuwingszoemer.
Wanneer het systeem vaststelt dat de
kans op een aanrijding met een auto in de
naastgelegen rijstrook groot is, treedt de
stuurassistentie in werking, zelfs wanneer
de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz. Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert wordt er een
boodschap weergegeven en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de bestuurder
aan te sporen om een rustpauze te
nemen.
WAARSCHUWING!
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet alleen op het
LDA-systeem. Het LDA-systeem
biedt automatische ondersteuning
tijdens het rijden. Het systeem
vermindert echter niet de hoeveel
aandacht die nodig is om veilig te
kunnen rijden. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te
bedienen. Zorg ook voor voldoende
pauzes als u moe bent, bijvoorbeeld
als u langere tijd hebt gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kan dit een ongeval
tot gevolg hebben.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
266

Page 269 of 610

Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane DepartureAlert-functie/stuurassistentie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger. Het systeem werkt al vanaf
een rijsnelheid van ongeveer
40 km/h of hoger wanneer er auto's,
motorfietsen, fietsen of
voetgangers in de buurt van de
rijstrook worden gesignaleerd.
– Het systeem herkent een rijstrook of rijbaan
*. (Wanneer de rijstrook of
rijbaan slechts aan één zijde wordt
herkend, werkt het systeem
uitsluitend voor de herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
– De richtingaanwijzer wordt niet bediend. (Ook wanneer de
richtingaanwijzer wel wordt
bediend, maar er in de
desbetreffende richting een
voertuig wordt gesignaleerd.)
– De auto maakt geen scherpe bocht.
– De auto accelereert of decelereert niet meer dan een bepaalde waarde.
– Het stuurwiel wordt niet voldoende bediend voor een wisseling van
rijstrook.
*Grens tussen weg en berm,
stoeprand, vangrail, enz.
• Suggestie rustpauze bestuurder Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 m of meer.
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 267)
Werking van de Lane Departure
Alert-functie/stuurassistentie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
omstandigheden op de weg, de hoek
waarmee de rijstrook wordt verlaten,
enz. wordt de werking van de functie
mogelijk niet opgemerkt of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• Onder bepaalde omstandigheden kan de waarschuwingszoemer klinken
ondanks dat er voor trillen is gekozen
in de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie of de
stuurassistentie mogelijk niet.
• De Lane Departure Alert-functie of de stuurassistentie werkt mogelijk niet
als het systeem oordeelt dat het
stuurwiel met opzet wordt bediend
om een voetganger of een geparkeerd
voertuig te ontwijken.
• Het systeem kan mogelijk niet vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit ten
opzichte van de stuurassistentie.
*Grens tussen weg en berm, stoeprand,
vangrail, enz.
Werking van waarschuwing handen
van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt er een
melding weergegeven om de bestuurder
aan te sporen het stuurwiel vast te
houden en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen. Houd bij
gebruik van het systeem het stuurwiel
altijd goed vast, ook als de
waarschuwing niet wordt weergegeven.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
267
5
Rijden

Page 270 of 610

• Wanneer het systeem signaleert datde bestuurder het stuurwiel niet
stevig vasthoudt of wanneer het
stuurwiel niet wordt bediend terwijl
de Lane Departure Alert in werking is
De waarschuwingszoemer klinkt langer
naarmate de stuurassistentie vaker
moet ingrijpen. Zelfs wanneer het
systeem merkt dat de bestuurder het
stuurwiel bedient, zal de
waarschuwingszoemer klinken.
Suggestie rustpauze bestuurder
Als de auto slingert wordt er een
boodschap weergegeven en klinkt er
een waarschuwingszoemer om de
bestuurder aan te sporen om een
rustpauze te nemen.
Afhankelijk van de omstandigheden en
de conditie van de weg, werkt deze
functie mogelijk niet. Wijzigen van LDA-instellingen
• Het LDA-systeem kan worden in- of
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
• De instellingen van de LDA worden gewijzigd via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. (→Blz. 509)
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de LDA beter niet
gebruikt kan worden
Schakel in de volgende situaties het
LDA-systeem uit. Anders kan zich een
ongeval voordoen.
• Wanneer het nodig is om hetsysteem uit te schakelen: →blz. 243
Situaties waarin het systeem
mogelijk niet goed werkt
In de volgende situaties werkt het
systeem mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Vertrouw niet te veel op deze
functies. Als bestuurder blijft u
verantwoordelijk voor de veiligheid
door de omgeving in de gaten te
houden en het stuurwiel te bedienen.
• Als de grens tussen weg en berm, stoeprand, vangrail, enz. onduidelijk
of onregelmatig is.
• Als de auto last heeft van zijwind of turbulentie van passerende auto's
• Situaties waarin de rijstrook mogelijk niet wordt gesignaleerd: →blz. 250
• Situaties waarin de sensoren mogelijk niet goed werken:
→blz. 248
• Situaties waarin bepaalde functies of alle functies van het systeem niet
werken: →blz. 250
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
268

Page:   < prev 1-10 ... 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 ... 610 next >