TOYOTA CAMRY 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 371 of 514

• Gebruik een 12V-accu met een
handgreep. Als u een 12V-accu zonder
handgreep gebruikt, zal het
verwijderen moeilijker gaan.
• Bevestig, na vervanging, de volgende
onderdelen stevig aan de
uitlaatopening van de 12V-accu.
– Gebruik de uitlaatslang die vóór
vervanging aan de 12V-accu was
bevestigd en controleer of deze
goed in de opening van de auto is
bevestigd.
– Gebruik de plug van de
uitlaatopening die bij de
vervangende 12V-accu hoort of die
van de vervangen 12V-accu.
(Afhankelijk van de te vervangen
12V-accu is de uitlaatopening
mogelijk afgesloten.)
1Plug uitlaatopening
2Uitlaatopening
3Uitlaatslang
4Opening in de auto
Neem voor meer informatie contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het losnemen van de
12V-accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de
12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
369
7
Bij problemen

Page 372 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
WAARSCHUWING!
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de 12V-accu verouderd raakt en
nog wordt gebruikt, kan een
onwelriekend gas worden uitgestoten.
Dit kan schadelijk zijn voor de
gezondheid van de passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
Bevestig, na vervanging, de
uitlaatslang en de plug van de
uitlaatopening stevig op de
uitlaatopening van de vervangende
12V-accu. Wanneer deze niet goed
worden geplaatst, kunnen gassen
(waterstof ) in het interieur van de auto
terechtkomen en kan het gas
ontbranden en ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of de
ventilatorriem.
Voorkomen van beschadiging van de
auto
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.10 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 78) komt in het rode gebied of
u merkt dat het hybridesysteem
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
370

Page 373 of 514

Correctieprocedures
Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode
gebied komt of “Engine Coolant Temp High
Stop in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Koelvloeistoftemperatuur te hoog. Breng
auto op veilige plaats tot stilstand.
Zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes F en L
bevindt.
1Reservoir
2Streepje F
3Streepje L
4Radiateurdop
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait
en of er geen koelvloeistof lekt uit de
radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen

Page 374 of 514

of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning
nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet
bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilator werkt: Laat de auto
nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2KoelventilatorNeem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372

Page 375 of 514

hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de melding niet wordt
weergegeven: De temperatuur van
het hybridesysteem is gedaald en er
kan normaal met de auto gereden
worden.
Neem echter contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de melding
weer herhaaldelijk wordt
weergegeven.
WAARSCHUWING!
Een ongeval of letsel voorkomen bij
controles in de motorruimte van uw
auto
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel, zoals brandwonden, tot gevolg
hebben.
• Als er stoom onder de motorkap
vandaan komt, open de motorkap
dan niet voordat de stoom is
verdwenen. De motorruimte kan zeer
heet zijn.
• Controleer nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld of
het controlelampje READY uit is.
Als het hybridesysteem in werking is,
kan de benzinemotor automatisch
worden gestart of kan de
koelventilator automatisch aanslaan,
ook nadat de benzinemotor is
uitgeschakeld. Kom niet in de buurt
van bewegende delen zoals de
ventilator en raak ze niet aan. Als uw
vingers of kledingstukken (stropdas,
sjaal) ertussen komen, kan ernstig
letsel het gevolg zijn.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Draai de radiateurdop en de dop van
het koelvloeistofreservoir niet los als
het hybridesysteem en de radiateur
heet zijn. Er kan hete stoom of
koelvloeistof uit spuiten.
OPMERKING
Bijvullen van koelvloeistof
motor/vermogensregeleenheid
Wacht totdat het hybridesysteem is
afgekoeld alvorens koelvloeistof voor de
motor/vermogensregeleenheid bij te
vullen.
Vul het systeem langzaam met
koelvloeistof. Het te snel bijvullen van
koude koelvloeistof bij een heet
hybridesysteem kan schade aan het
hybridesysteem veroorzaken.
Voorkomen van beschadigingen aan
het koelsysteem
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen:
• Zorg dat de koelvloeistof niet
verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met
zand of stof ).
• Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7.2.11 Als de auto vast komt te
zitten
Voer de volgende procedures uit als de
banden doorslippen of als de auto vastzit
in modder, sneeuw, enz.:
1. Schakel het hybridesysteem uit.
Activeer de parkeerrem en zet de
selectiehendel in stand P.
2. Verwijder modder, sneeuw of zand
rond de voorwielen.
3. Leg een stuk hout, stenen of ander
materiaal onder de voorwielen om de
wielen grip te geven.
4. Schakel het hybridesysteem weer in.
5. Zet de selectiehendel in stand D of R
en deactiveer de parkeerrem. Trap
vervolgens voorzichtig het gaspedaal
in.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
373
7
Bij problemen

Page 376 of 514

Wanneer u de auto moeilijk los kunt
krijgen
Druk op
om de TRC uit te schakelen.
WAARSCHUWING!
Bij het vrij proberen te krijgen van
een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen
door te “schommelen”, controleer dan
eerst of er in de omgeving van de auto
geen andere auto's, objecten of
personen aanwezig zijn die geraakt
zouden kunnen worden als de auto
plotseling in beweging komt. De auto
kan ook een plotselinge beweging
maken als de wielen weer grip krijgen.
Neem de grootst mogelijke
voorzichtigheid in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als u dat wel doet, kan de
auto onverwacht snel accelereren. Dit
kan leiden tot een ongeval met dodelijk
of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Beschadiging van de transmissie en
andere componenten voorkomen
• Vermijd dat de voorwielen
doorslippen en dat u het gaspedaal
verder dan noodzakelijk intrapt.
• Als de auto na deze pogingen nog
steeds vastzit, moet deze door een
ander voertuig worden losgetrokken.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
374

Page 377 of 514

8.1 Specificaties...............376
8.1.1 Onderhoudsgegevens (brandstof,
oliepeil, enz.)............376
8.1.2 Informatie over brandstof.....382
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen . . .383
8.2.1 Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke
voorkeursinstellingen.......383
8.3 Initialisatie...............388
8.3.1 Te initialiseren onderdelen.....388
SPECIFICATIES8
375

Page 378 of 514

8.1 Specificaties
8.1.1 Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil, enz.)
Afmetingen
Totale lengte 4.885 mm (192,3 in.)
Totale breedte 1.840 mm (72,4 in.)
Totale hoogte
*11.445 mm (56,8 in.)*2
1.455 mm (57,3 in.)*3
Wielbasis 2.825 mm (111,2 in.)
Spoor-
breedte
*1
Voor17 inch
banden1.590 mm (62,6 in.)
*2
1.585 mm (62,4 in.)*3
18 inch
banden1.580 mm (62,2 in.)*2
1.575 mm (62,0 in.)*3
Achter17 inch
banden1.600 mm (63,0 in.)
*2
1.595 mm (62,8 in.)*3
18 inch
banden1.590 mm (62,6 in.)*2
1.585 mm (62,4 in.)*3
*1: Ongeladen auto's
*2: Behalve Oekraïne, Azerbeidzjan en Georgië
*3: Oekraïne, Azerbeidzjan en Georgië
Identificatie van de auto
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is
het wettelijke identificatienummer van
uw auto. Dit is het belangrijkste
identificatienummer van uw Toyota. Het
wordt gebruikt voor het op naam zetten
van de auto.
Bij sommige uitvoeringen is dit nummer
links boven op het dashboard ingeslagen.Dit nummer staat ook op het typeplaatje.
Dit nummer is ook onder de voorstoel
rechts aangebracht.
8.1 Specificaties
376

Page 379 of 514

Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven
plaats ingeslagen in het motorblok.
Motor
Uitvoering A25A-FXS, A25B-FXS
Type 4-cilinder lijnmotor, 4-takt benzinemotor
Boring x slag 87,5 × 103,4 mm (3,44 × 4,07 in.)
Cilinderinhoud 2.487 cm
3(151,8 cu.in.)
Klepspeling Automatische afstelling
Brandstof
BrandstofsoortAls u dit soort labels aantreft bij het tankstation, gebruik
dan alleen brandstof met een van de onderstaande labels.
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese norm
EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal 95 of hoger
Inhoud brandstoftank
(Referentie)50 l (13,2 gal., 11,0 Imp. gal.)
Elektromotor (tractiemotor)
Type Synchroonmotor met permanente magneet
Maximaal vermogen 88 kW
Maximaal koppel 202 Nm (20,6 kgm, 149 ftlbf )
8.1 Specificaties
377
8
SPECIFICATIES

Page 380 of 514

Batterijpakket (tractiebatterij)
Type Nikkel-metaalhydride batterij
Spanning 7,2 V/module
Inhoud 6,5 Ah (3HR)
Aantal 34 modules
Nominale spanning 244,8 V
Smeersysteem
Oliehoeveelheid (verversen [bij
benadering
*])
Met filter 4,5 l (4,8 qt., 4,0 Imp. qt.)
Zonder filter 4,2 l (4,4 qt., 3,7 Imp. qt.)
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie
is een referentiehoeveelheid voor het
verversen van de motorolie. Breng de
motor op bedrijfstemperatuur en schakel
het hybridesysteem uit, wacht ten minste
5 minuten en controleer het oliepeil met
de peilstok.
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met
originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele
Toyota-motorolie aan. Er kan ook andere
motorolie van gelijkwaardige kwaliteit
worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-16:
API grade SN “Resource-Conserving”, SN
PLUS “Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6B
multigrade-motorolie
0W-20 en 5W-30:
API SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving”, SN PLUS
“Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6A
multigrade-motorolieAanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van SAE
0W-16. Deze motorolie is de beste keuze
voor uw auto vanwege een laag
brandstofverbruik en goede
starteigenschappen bij koud weer.
U kunt de viscositeit SAE 0W-
20 gebruiken als SAE 0W-16 niet
beschikbaar is. Deze dient echter bij de
volgende verversing vervangen te
worden door SAE 0W-16.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier
0W-16 gebruikt):
• Het gedeelte 0W in 0W-16 geeft aan
dat de olie ervoor zorgt dat de motor
goed start bij koud weer. Olie met een
lage waarde voor de W zorgt dat de
motor goed start bij koud weer.
• Het gedeelte 16 in 0W-16 geeft de
viscositeit van de olie weer als de olie
een hoge temperatuur heeft. Olie met
een hogere viscositeit (hogere
waarde) is mogelijk beter geschikt
wanneer met hoge snelheden of met
veel belading wordt gereden.
8.1 Specificaties
378

Page:   < prev 1-10 ... 331-340 341-350 351-360 361-370 371-380 381-390 391-400 401-410 411-420 ... 520 next >