TOYOTA PROACE CITY 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Page 101 of 272
101
Rijden
6
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en
de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de koelventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg. Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken.
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde zijwindgevoeligheid van uw auto.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan
worden gestart.
Page 102 of 272
102
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Uw auto kan dan niet gestart worden. Neem zo snel mogelijk contact op met een TOYOTA-dealer.
Starten/uitzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn geactiveerd.
► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor start.► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.
Met de mechanische sleutel / Met de
sleutel met afstandsbediening
1.Stand Stop.
2.Stand Contact AAN.
3.Stand Start.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.► Ontgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het stuurwiel en aan de contactsleutel te draaien.
NOTIC E
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen te bewegen (bijvoorbeeld als de wielen tegen het trottoir staan).
► Draai de sleutel in de stand 2, contact AAN, om de motor te laten voorgloeien.► Activeer, zodra dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel is gedoofd, de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te houden
tot de motor is aangeslagen; geef daarbij geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij sommige weersomstandigheden moeten de volgende adviezen worden opgevolgd:– Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien.– Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1.300 omw/min, afhankelijk van de behoefte aan koeling.– Wacht onder winterse omstandigheden na het aanzetten van het contact met starten tot het lampje voorgloeien uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de componenten van de auto, de motor en de versnellingsbak.Laat de motor nooit draaien in een onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
Page 103 of 272
103
Rijden
6
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
WARNI NG
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.Wacht een paar seconden voordat u de motor opnieuw start. Als de motor na enkele startpogingen nog steeds niet start, probeer dan niet langer de motor te starten: de startmotor of de motor zou beschadigd kunnen raken.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– gebruik alleen matten die geschikt zijn voor de bevestigingen die al aanwezig zijn in de auto. Deze bevestigingen moeten worden gebruikt;– Leg nooit twee matten op elkaar.
Het gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan de bediening van de pedalen hinderen en de werking van de cruise control/snelheidsbegrenzer belemmeren.De door TOYOTA goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Met de Keyless entry and
start-afstandsbediening
► Zorg dat de afstandsbediening zich in het detectiegebied in de auto bevindt.► Druk op de knop “START/STOP”.
Bij een handgeschakelde transmissie wordt de stuurkolom ontgrendeld en wordt de motor vrijwel direct gestart.Bij de automatische transmissie EAT8 wordt de motor vrijwel direct gestart.
NOTIC E
Het waarschuwingslampje gaat niet branden als de motor al op bedrijfstemperatuur is. Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen de volgende voorschriften te volgen:– Laat de motor bij gematigde temperaturen niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg zonder de motor veel toeren te laten draaien. Afhankelijk van de uitvoering: als de airconditioning is ingeschakeld en de buitentemperatuur hoger is dan 35°C, kan het stationair toerental oplopen tot 1300 omw/min, afhankelijk van de airconditioningbehoeften.– Onder winterse omstandigheden kan nadat het contact AAN is gezet het controlelampje voorgloeien langer blijven branden. Wacht met het starten van de motor tot het controlelampje uit is.– Laat onder extreem koude omstandigheden (temperatuur lager dan -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit garandeert een optimale werking en levensduur van de componenten van de auto, de motor en de versnellingsbak.Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten ruimte: verbrandingsmotoren stoten gevaarlijke uitlaatgassen zoals koolmonoxide uit. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
NOTIC E
Bij een benzinemotor kan na een koude start het voorverwarmen van de katalysator 2
Page 104 of 272
104
minuten lang duidelijk voelbare motortrillingen veroorzaken wanneer de motor stationair draait (bij verhoogd stationair toerental).
WARNI NG
Bij een dieselmotor kan bij een buitentemperatuur beneden het vriespunt de motor pas worden gestart als het controlelampje voorgloeien uit is.
Als dit lampje gaat branden nadat u op de knop “START/STOP” hebt gedrukt, moet u zonder nogmaals op de knop “START/STOP” te drukken het rem- of koppelingspedaal ingetrapt houden tot het lampje dooft en de motor wordt gestart en draait.
NOTIC E
De afstandsbediening van het “Keyless entry and start”-systeem moet zich in het detectiegebied bevinden.Laat de afstandsbediening zolang de motor draait altijd in de auto.Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt, wordt een melding weergegeven.Zorg dat de afstandsbediening zich in het
detectiegebied bevindt zodat u de motor kunt starten.
NOTIC E
Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan om de motor te kunnen starten, wordt een melding weergegeven op het instrumentenpaneel. In sommige omstandigheden moet u aan het stuurwiel draaien terwijl u de knop “START/STOP” ingedrukt houdt om de stuurkolom te ontgrendelen. Er wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.► Bij een handgeschakelde transmissie is het raadzaam de selectiehendel in de neutraalstand te zetten.► Bij een automatische transmissie is het raadzaam stand P te selecteren.
Met de mechanische sleutel/met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en verwijder hem uit het contact.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
NOTIC E
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor uit te zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is geactiveerd, met name als de auto op een helling staat.
WARNI NG
Zet nooit het contact uit voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de motor uit wordt gezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de
controle over de auto kunnen verliezen.
NOTIC E
Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.
NOTIC E
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
Sleutel zit nog in het contact
NOTIC E
Bij het openen van het bestuurdersportier wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal, om u eraan
Page 105 of 272
105
Rijden
6
te herinneren dat de sleutel nog in het contact zit en in stand 1 (Stop) staat.Als de sleutel in stand 2 (contact AAN) is blijven staan, wordt het contact na een uur automatisch UIT gezet.Draai de sleutel in stand 1 (Stop) en vervolgens weer in stand 2 (contact AAN) om het contact weer AAN te zetten.
Met Smart entry-systeem met startknop
► Druk op de knop “START/STOP” terwijl de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt.Bij een handgeschakelde transmissie wordt de motor uitgezet en het stuurslot vergrendeld.Bij een auto met de automatische transmissie EAT8 wordt de motor uitgezet.
NOTIC E
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet uitgezet.
Het contact aanzetten met
Keyless entry and start
Als de Keyless entry and start elektronische sleutel van het systeem zich in de auto bevindt, wordt met een druk op de knop “START/STOP” het contact AAN gezet wanneer er geen pedalen zijn ingetrapt.
► Druk nogmaals op deze knop om het contact uit te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodprocedure voor het
starten met Smart entry-
systeem met startknop
Als de auto de elektronische sleutel niet herkent in het detectiegebied doordat de batterij van de afstandsbediening leeg is, kan de noodsleutellezer links achter het stuurwiel worden gebruikt om de auto te starten.
► Houd de afstandsbediening tegen de noodsleutellezer. Vervolgens:► Zet bij een handgeschakelde transmissie de selectiehendel in de neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal
ingetrapt totdat de motor start.► Zet bij een automatische transmissie de selectiehendel in stand P en trap vervolgens het rempedaal in.► Druk daarna op de knop “START/STOP”.De motor start.
Geforceerd uitzetten van de
motor met Keyless entry and
start
Uitsluitend in noodgevallen kunt u de motor geforceerd uitzetten (ook tijdens het rijden).► Houd daarvoor de knop “START/STOP” ongeveer 3 seconden ingedrukt.In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld zodra de auto stilstaat.
Afstandsbediening niet
herkend met Smart entry-
systeem met startknop
Als de afstandsbediening zich niet meer in het detectiegebied bevindt, verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel als een portier wordt gesloten of bij een poging om de motor uit te zetten.► Houd de knop “START/STOP” ongeveer 3 seconden ingedrukt als u de motor geforceerd wilt uitzetten en neem vervolgens contact op met een
TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 106 of 272
106
Handmatig bediende
parkeerrem
Activeren
► Trap het rempedaal in en trek de parkeerremhendel aan om uw auto op de handrem te zetten.
Deactiveren op een vlakke
ondergrond
► Trap het rempedaal in, trek de parkeerremhendel iets aan, druk op de ontgrendelknop en duw de hendel helemaal naar beneden.Wanneer tijdens het rijden dit waarschuwingslampje gaat branden en er een geluidssignaal klinkt en een melding wordt weergegeven, betekent dit dat de parkeerrem nog steeds is geactiveerd of niet volledig is gedeactiveerd.
WARNI NG
Stuur met een zwaar beladen auto bij het parkeren op een helling de voorwielen in de richting van het trottoir en activeer vervolgens de parkeerrem.
NOTIC E
Door het rempedaal in te trappen kan de handmatig bediende parkeerrem gemakkelijker worden geactiveerd en gedeactiveerd.
WARNI NG
Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in en zet het contact UIT.
WARNI NG
Zet bij een automatische transmissie de keuzeschakelaar in stand P en zet vervolgens het contact UIT.
Elektrisch bedienbare
parkeerrem
Wanneer de automatische werking is geactiveerd, zorgt dit systeem ervoor dat de parkeerrem automatisch wordt aangetrokken bij het uitzetten van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij het wegrijden.
Bij draaiende motor kunt u op elk moment:
► de parkeerrem activeren door kort aan de hendel te trekken;► de parkeerrem deactiveren door de hendel kort in te drukken terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt.Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat zowel op het instrumentenpaneel als op de bedieningshendel branden om te bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in combinatie met de weergave van de melding “Parkeerrem aangetrokken”.Het lampje gaat uit als de parkeerrem is gedeactiveerd.Dit controlelampje knippert op de bedieningshendel wanneer de parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of vrijgezet.
Page 107 of 272
107
Rijden
6
WARNI NG
In het geval van een lege accu werkt de bediening van de elektrisch bedienbare parkeerrem niet.Handgeschakelde transmissie: beveilig als de parkeerrem niet is aangetrokken de auto tegen wegrollen door een versnelling in te schakelen.Automatische transmissie: beveilig als de parkeerrem niet is aangetrokken de auto tegen wegrollen door de meegeleverde wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is geactiveerd: de lampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel en op de hendel moeten allebei permanent branden.Als de parkeerrem niet is geactiveerd, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven als het bestuurdersportier wordt geopend.
WARNI NG
Laat kinderen ooit alleen in de auto achter: ze
zouden de parkeerrem kunnen deactiveren.
WARNI NG
Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, op een steile helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar is beladen, dient u bij een auto met een handgeschakelde transmissie bij het parkeren de voorwielen naar het trottoir te sturen en een versnelling in te schakelen.Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, op een steile helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar is beladen, dient u bij een auto met een automatische transmissie bij het parkeren de voorwielen naar het trottoir te sturen en stand P te selecteren.Als een aanhangwagen achter uw auto
is gekoppeld, mag bij het parkeren het hellingspercentage niet hoger zijn dan 12%.
Handmatige bediening
Handmatig deactiveren
Contact AAN of draaiende motor:► Houd het rempedaal ingetrapt.► Druk terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt de bedieningshendel kort in.Als de parkeerrem volledig is gedeactiveerd, wordt dit bevestigd door het doven van het waarschuwingslampje remsysteem en het controlelampje P van de bedieningshendel in combinatie met de melding “Parkeerrem vrijgezet”.
NOTIC E
Als u de hendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt een melding weergegeven.
Handmatig activeren
Bij stilstaande auto:► Trek kort aan de bedieningshendel.Als de parkeerrem wordt geactiveerd, wordt dit bevestigd door het knipperen van het controlelampje van de bedieningshendel.Als de parkeerrem is geactiveerd, wordt dit bevestigd door het branden van het waarschuwingslampje remsysteem en het controlelampje P van de bedieningshendel in combinatie met de melding “Parkeerrem aangetrokken”.
Page 108 of 272
108
Automatische werking
Automatisch deactiveren
Controleer eerst of de motor draait en het bestuurdersportier goed is gesloten.De elektrisch bedienbare parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.Handgeschakelde transmissie► Trap het koppelingspedaal volledig in en schakel de eerste versnelling of de achteruitversnelling in.► Geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen.Automatische transmissie► Houd het rempedaal ingetrapt.► Selecteer stand D, M of R.► Laat het rempedaal los en geef gas.
NOTIC E
Als bij een auto met een automatische transmissie de parkeerrem niet automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of de voorportieren goed zijn gesloten.
WARNI NG
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem kan worden vrijgezet.
Automatisch activeren
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem automatisch aangetrokken als u de motor uitzet.Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd door het branden van het waarschuwingslampje remsysteem en het lampje P op de bedieningshendel in combinatie met de melding “Parkeerrem aangetrokken”.
WARNI NG
Als de motor is afgeslagen of de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd, wordt de parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
NOTIC E
Als de automatische werking is geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de bedieningshendel.
Bijzonderheden
Stilzetten van de auto bij draaiende
motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor kort aan de bedieningshendel.Als de parkeerrem is geactiveerd, wordt dit bevestigd door het branden van het
waarschuwingslampje remsysteem en het controlelampje P van de bedieningshendel in combinatie met de melding “Parkeerrem aangetrokken”.
Parkeren van de auto met
gedeactiveerde parkeerrem
WARNI NG
Onder zeer koude weersomstandigheden (vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet te gebruiken.Schakel om te voorkomen dat de auto wegrolt een versnelling in of plaats de wielblokken tegen een van de wielen.
NOTIC E
Bij een automatische transmissie wordt automatisch stand P geselecteerd als het contact UIT wordt gezet. Dit blokkeert de aangedreven wielen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het in de vrijloop zetten van de auto.
NOTIC E
Als bij een automatische transmissie stand N is geselecteerd, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier een geluidssignaal. Dit stopt
Page 109 of 272
109
Rijden
6
zodra het bestuurdersportier weer wordt gesloten.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij zeer koud weer, bij het trekken van een aanhangwagen of bij slepen (in het geval van autopech), kan het noodzakelijk zijn om de automatische werking van het systeem uit te schakelen.► Start de motor.► Activeer met de bedieningshendel de parkeerrem als deze is gedeactiveerd.► Laat het rempedaal volledig los.► Houd de bedieningshendel 10 tot 15 seconden in de stand voor het deactiveren.► Laat de bedieningshendel los.► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.► Houd de bedieningshendel gedurende 2 seconden in de stand voor het activeren.Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel.► Laat de bedieningshendel en het rempedaal los.Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen handmatig met behulp van de bedieningshendel worden geactiveerd en gedeactiveerd.Herhaal deze procedure om de automatische werking weer in te schakelen (dit wordt bevestigd door het doven van het lampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of in uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de bestuurder onwel wordt), kan de auto worden afgeremd door aan de hendel te trekken en deze vast te houden. De auto wordt afgeremd zolang aan de hendel wordt getrokken en het remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.De systemen ABS en DSC zorgen ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.In geval van een storing aan het systeem van de noodremfunctie verschijnt de melding “Storing parkeerrem” op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de systemen ABS en DCS, aangegeven door het branden van een van of allebei deze lampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de auto niet meer worden gegarandeerd.In dat geval moet de bestuurder er zelf voor zorgen
dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de hendel te trekken en deze weer los te laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Dit systeem is alleen actief als:– de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt,– aan bepaalde hellingcondities is voldaan,– het bestuurdersportier is gesloten.
WARNI NG
Verlaat de auto niet terwijl deze door de Hill Start Assist op zijn plaats wordt gehouden.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, activeer dan handmatig de parkeerrem. Controleer vervolgens of het controlelampje van de parkeerrem en het controlelampje P op de bedieningshendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem permanent branden.
WARNI NG
De Hill Start Assist-functie kan niet worden uitgeschakeld. Maar gebruik van de parkeerrem om de auto vast te zetten onderbreekt de werking ervan.
Page 110 of 272
11 0
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat.– Bij een auto met een handgeschakelde transmissie: als de eerste versnelling is ingeschakeld of als de versnellingsbak in de neutraalstand staat.– Bij een auto met een automatische transmissie: als de stand D of M is geselecteerd.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de
auto even op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes branden.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Handgeschakelde
transmissie met 5
versnellingen
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de selectiehendel in de neutraalstand.
► Beweeg de selectiehendel naar rechts en vervolgens naar achteren.
WARNI NG
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait.
NOTIC E
Uit veiligheidsoverwegingen en om het starten van de motor te vergemakkelijken:– zet de selectiehendel altijd in de neutraalstand,– trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
transmissie met 6
versnellingen
Inschakelen van de 5e of 6e
versnelling
► Beweeg de selectiehendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5e of 6e versnelling in te schakelen.
WARNI NG
Doet u dit niet, dan kan de versnellingsbak zwaar beschadigd raken (per ongeluk inschakelen van de 3e of 4e versnelling).