YAMAHA MT-01 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18760
Het stroomlijnpaneel verwijderen
en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moet het hierboven afgebeelde
stroomlijnpaneel worden verwijderd. Neem
deze paragraaf door telkens wanneer het
stroomlijnpaneel moet worden verwijderd of
aangebracht.
DAU36831
Stroomlijnpaneel
Verwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de bouten en trek het stroomlijn-
paneel dan los zoals getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
OPMERKINGControleer of het doorvoerrubber over het
uitsteeksel valt.
1. Stroomlijnpaneel
1. Stroomlijnpaneel
2. Bout
1. Stroomlijnpaneel
2. Bout
1. Stroomlijnpaneel
2. Uitsteeksel
3. Doorvoer
U5YUD5D0.book Page 8 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 52 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
DAU19642
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
Voorgeschreven bougie:
NGK/DPR7EA-9
DENSO/X22EPR-U9
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.8–0.9 mm (0.031–0.035 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.7 ft·lbf)
U5YUD5D0.book Page 9 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 53 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
DAU36809
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor en laat warmdraaien tot
de motorolie op een normale tempera-
tuur van 60 °C (140 °F) is; laat de mo-
tor dan nog tien seconden stationair
draaien en zet hem uit.OPMERKINGOm de juiste motorolietemperatuur te berei-
ken voor een precieze aflezing van het olie-
niveau, moet de motor eerst volledig zijn
afgekoeld en daarna weer een paar minu-
ten lang zijn opgewarmd tot de normale be-
drijfstemperatuur.3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steekdeze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKIN
G
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.OPMERKINGLet bij het bijvullen van motorolie op dat het
oliereservoir niet wordt overvuld; vanaf de
niveaustreep halverwege de peilstok zal het
olieniveau sneller stijgen.5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
1. Olievuldop
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
3. Motoroliepeilstok
U5YUD5D0.book Page 10 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 54 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
LET OP
DCA10900
Controleer of de olievuldop stevig vast-
zit, anders kan de olie wegsijpelen terwijl
de motor draait.Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijderen van het stroomlijnpaneel.
(Zie pagina 6-8.)
3. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
4. Zet een olieopvangbak onder het olie-
reservoir om de oude olie op te van-
gen.
5. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het oliereservoir te
laten stromen.6. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
7. Verwijder de olieaftapplug om de olie
uit het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 8–12 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.8. Verwijder de gelijkrichter/spanningsre-
gelaar door de bouten te verwijderen.
9. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
1. Olieaftapplug (oliereservoir)
1. Olieaftapplug (carter)
1. Gelijkrichter/spanningsregelaar
2. Bout
U5YUD5D0.book Page 11 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 55 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
OPMERKINGDe Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.10. Smeer een dun laagje schone motoro-
lie op de O-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKIN
G
Zorg dat de o-ring correct aanligt.11. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.12. Monteer de gelijkrichter/spanningsre-
gelaar door de bouten te plaatsen en
deze met het voorgeschreven aan-
haalmoment vast te draaien.
13. Breng de olieaftappluggen aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
14. Giet niet meer dan 2.5 L (2.6 US qt,
2.2 Imp.qt) van de voorgeschreven
hoeveelheid van de gespecificeerde
oliesoort in de vulopening, steek de
peilstok in en draai dan de olievuldop
vast.
15. Start de motor, draai het gas een paar
keer open en zet dan uit.
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Bout gelijkrichter/spanningsregelaar:
7 Nm (0.7 m·kgf, 5.1 ft·lbf)
Aanhaalmomenten:
Olieaftapplug (carter):
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Olieaftapplug (oliereservoir):
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
U5YUD5D0.book Page 12 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 56 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
16. Verwijder de olievuldop en voeg aan
het oliereservoir dan geleidelijk de res-
terende oliehoeveelheid toe terwijl nu
en dan met de peilstok het olieniveau
wordt gecontroleerd.OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA15080
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen olie met
een “CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie met
een “ENERGY CONSERVING II”- of
hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het oliereservoir terechtkomen.
17. Breng de olievuldop aan.
18. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
19. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
20. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU36762
Luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vraag een Yamaha dealer het luchtfil-
terelement te vervangen.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
3.70 L (3.91 US qt, 3.26 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
4.10 L (4.33 US qt, 3.61 Imp.qt)
U5YUD5D0.book Page 13 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 57 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient 3.0–5.0
mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21772
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
1. Vrije slag gaskabel
U5YUD5D0.book Page 14 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 58 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
90–196 kg (198–432 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*:
196 kg (432 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U5YUD5D0.book Page 15 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 59 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10481
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17 M/C (58W)
Fabrikant/model:
PIRELLI/DIABLO ROSSO
Achterband:
Maat:
190/50 ZR17 M/C (73W)
Fabrikant/model:
PIRELLI/DIABLO ROSSO
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U5YUD5D0.book Page 16 Monday, March 16, 2009 8:23 PM
Page 60 of 90
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
DAU21960
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU42850
Koppelingshendel Omdat dit model is uitgerust met een hy-
draulische koppelingsbediening, hoeft de
vrije slag van de koppelingshendel niet te
worden afgesteld. Het is echter wel nodig
het hydraulisch systeem vóór elke rit op lek-
kage te controleren. Misschien zit er lucht in
het koppelingssysteem als de koppe-
lingshendel te veel vrije slag heeft en scha-
kelen moeizaam gaat, of als de koppeling
slipt en de machine slecht accelereert. Als
er lucht in het hydraulisch systeem zit, moet
het systeem door een Yamaha dealer wor-
den ontlucht voordat de motorfiets wordt
gebruikt.
DAU22272
Remlichtschakelaar afstellen Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal, moet oplichten nét voordat de
remmen aangrijpen. Stel indien nodig de
remlichtschakelaar als volgt af.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
U5YUD5D0.book Page 17 Monday, March 16, 2009 8:23 PM