YAMAHA TMAX 2004 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 92
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
2
3
4
56
7
8
9
DAU16760
Wegrijden
OPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.
1. Houd met uw linkerhand de ach-
terremhendel ingedrukt, houd met
uw rechterhand de rechterhand-
greep vast en duw de scooter van
de middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten
en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend
verkeer en draai voorzichtig aan
de gasgreep (rechts) om weg te rij-den.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien.
Draai de gasgreep richting (a) om snel-
ler te gaan rijden. Draai de gasgreep
richting (b) om langzamer te gaan rij-
den.
1. Handgreep
1
(a)(b)
Page 42 of 92
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU16791
Remmen
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
VoorAchter
WAARSCHUWING
DWA10300
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of om-
vallen.
Spoorwegovergangen, tram-
rails, ijzeren platen gebruikt in
de wegenbouw en putdeksels
worden in natte toestand zeer
glad. U dient deze obstakels
daarom met aangepaste snel-
heid te naderen en voorzichtig
te passeren.
Onthoud dat remmen op een natwegdek veel moeilijker is.
Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
Page 43 of 92
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
2
3
4
56
7
8
9
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhan-
kelijk van uw rijstijl. Hierna volgen en-
kele tips om het brandstofverbruik te
verlagen:
Voer het motortoerental tijdens ac-
celereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op
terwijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig statio-
nair draaien maar zet hem af (bij-
voorbeeld in files, bij stoplichten of
bij spoorwegovergangen).
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levens-
duur van het motorblok is de tijd tussen
0 en 1600 km (1000 mi). Lees daarom
de volgende informatie aandachtig
door.
Omdat het motorblok gloednieuw is,
mag dit de eerste 1600 km (1000 mi)
niet te zwaar worden belast. De ver-
schillende onderdelen van de motor
slijten op elkaar in totdat de juiste be-
drijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens
deze periode nooit langdurig volgas en
vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen lei-
den.
DAU17021
0–1000 km (0–600 mi)
Rijd niet langdurig met de gasgreep
meer dan 1/3 opengedraaid.
1000–1600 km (600–1000 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voor-
bij halverwege opengedraaid.
LET OP:
DCA11281
Na de eerste 1000 km (600 mi) moetde motorolie worden ververst en de
oliefilterpatroon of het oliefilterele-
ment worden vervangen.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden
gebruikt.
LET OP:
DCA10270
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
Page 44 of 92
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17211
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en
neem dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10310
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, par-
keer dus op een plek waar voet-
gangers of kinderen niet
gemakkelijk met deze onderde-
len in aanraking kunnen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de ma-
chine zou dan kunnen omvallen.
LET OP:
DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar spra-
ke is van brandgevaar, zoals op
droog gras of nabij ander ontvlam-
baar materiaal.
Page 45 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-1
2
3
4
5
67
8
9
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale
veiligheid te waarborgen. Door perio-
diek inspecties, afstellingen en smeer-
beurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en
efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijk-
ste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het pe-
riodiek smeer- en onderhoudsschema
moeten worden beschouwd als een al-
gemene richtlijn onder normale rijcon-
dities Het is echter mogelijk dat de
INTERVALPERIODEN VOOR ON-
DERHOUD MOETEN WORDEN VER-
KORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRA-
FISCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL
GEBRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hier-
mee niet echt vertrouwd bent.
WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde we-
gen. Wanneer deze scooter wordt
gebruikt in een abnormaal stoffige,
modderige of vochtige omgeving,
dient het luchtfilterelement vaker te
worden gereinigd of te worden ver-
vangen om snelle slijtage van de
motor te voorkomen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAU17390
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden
onder het rijderzadel. (Zie
pagina 3-15.)
De onderhoudsinformatie in deze
handleiding en het gereedschap in de
boordgereedschapsset zijn bedoeld
om u te ondersteunen bij het uitvoeren
van preventief onderhoud en kleinere
reparaties. Het gebruik van extra ge-
reedschap zoals een momentsleutel
kan echter nodig zijn om bepaalde on-
derhoudswerkzaamheden correct uit te
voeren.
1. Helmborgkabel
2. Boordgereedschapsset
2 1
Page 46 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud
verrichten als u niet beschikt over het
gereedschap of de ervaring die voor
bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door
Yamaha zijn goedgekeurd kan het
motorvermogen achteruitgaan of
de machine te onveilig worden om
nog te gebruiken Raadpleeg een
Yamaha dealer voordat u zelf wij-
zigingen aanbrengt.
Page 47 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
2
3
4
5
67
8
9
DAU17702
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een
onderhoudsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km, beginnend vanaf 10000 km.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe
speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
1*
Brandstofleiding
Controleer de brandstofslangen op scheurtjes of
beschadigingen.
√
√
√
√
√
2*
Brandstoffilter
Controleer de conditie.
√
√
3
Bougies
Controleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand afstellen.
√
√
Vervangen.
√
√
4*
Ventielen
Controleer de klepspeling.
Afstellen.Elke 40000 km
5
Luchtfilterelement
Reinigen.
√
√
Vervangen.
√
√
6*
Luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing
Reinigen.
√
√
Vervangen.
√
√
7*
Voorrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en con-
troleer de machine op vloeistoflekkage.
√
√
√
√
√
√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
8*
Achterrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en con-
troleer de machine op vloeistoflekkage.
√
√
√
√
√
√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
Page 48 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
9
Parkeerrem
Controleer de werking.
Afstellen.
√
√
√
√
√
√
10
*
Remslangen
Controleer op scheurtjes en beschadigingen.
√
√
√
√
√
Vervangen. Elke 4 jaar
11
*
Wielen
Controleer de speling en controleer op beschadigin-
gen.
√
√
√
√
12
*
Banden
Controleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
√
√
√
√
√
13
*
Wiellagers
Controleer op speling of beschadigingen.
√
√
√
√
14
*
Balhoofdlagers
Controleer de lagers op speling en oppervlakteruw-
heid.
√
√
√
√
√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15
*
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.
√
√
√
√
√
16
Zijstandaard, midden-
bok
Controleer de werking.
Smeren.
√
√
√
√
√
17
*
Zijstandaardschakelaar
Controleer de werking.
√
√
√
√
√
√
18
*
Voorvork
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√
√
√
√
19
*
Schokdemperunit
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√
√
√
√
20
*
Elektronisch brandsto-
finjectiesysteem
Stel het stationair toerental en de synchronisatie af.
√
√
√
√
√
√
21
Motorolie
Verversen. (Zie pagina’s 3-5 en 6-11.)
√
Wanneer de indicator olieverversing knippert
(elke 5000 km)
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.Elke 5000 km
√
22
Oliefilterpatroon
Vervangen.
√
√
√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 49 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
2
3
4
5
67
8
9
DAU18670
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en
de remvloeistof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
23
*
Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√
√
√
√
√
Verversen. Elke 3 jaar
24
Kettingkastolie
Controleer de machine op olielekkage.
Verversen.
√
√
√
√
25
*
V-snaar
Vervangen.Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert
(elke 20000 km)
26
*
Voor- en achterremscha-
kelaar
Controleer de werking.
√
√
√
√
√
√
27
Bewegende delen en
kabels
Smeren.
√
√
√
√
√
28
*
Gaskabelhuis en gaska-
bel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√
√
√
√
√
29
*
Lampen, richtingaanwij-
zers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√
√
√
√
√
√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 50 of 92
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepa-
neel moet worden verwijderd of aange-
bracht.
DAU33422
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de achteruitkijkspiegels
door de moeren los te halen.2. Verwijder de schroeven in het
stroomlijnpaneel.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven aan.
2. Monteer de achteruitkijkspiegels
door de moeren aan te brengen.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder de panelen C en E. (Zie
pagina 6-7.)
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Stroomlijnpaneel A
4
3
1 2
1. Paneel D
2. Stroomlijnpaneel B
3. Paneel E
4. Stroomlijnpaneel C
5. Paneel F1
23
4
5
1. Schroef
2. Moer
2(×4)
1
2