YAMAHA TMAX 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 51 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
2
3
4
5
67
8
9
DAU18670
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en
de remvloeistof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
23
*
Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
24
Kettingkastolie
Controleer de machine op olielekkage.
Verversen.
√√√√
25
*
V-snaar
Vervangen.Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert
(elke 20000 km)
26
*
Voor- en achterremscha-
kelaar
Controleer de werking.
√√√√√ √
27
Bewegende delen en
kabels
Smeren.
√√√√ √
28
*
Gaskabelhuis en gaska-
bel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√√√√ √
29
*
Lampen, richtingaanwij-
zers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAAR-
LIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 52 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf door
wanneer een stroomlijn- of framepa-
neel moet worden verwijderd of aange-
bracht.
DAU33422
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de achteruitkijkspiegels
door de moeren los te halen.2. Verwijder de schroeven in het
stroomlijnpaneel.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven aan.
2. Monteer de achteruitkijkspiegels
door de moeren aan te brengen.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder de panelen C en E. (Zie
pagina 6-7.)
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Stroomlijnpaneel A
4
3
1 2
1. Paneel D
2. Stroomlijnpaneel B
3. Paneel E
4. Stroomlijnpaneel C
5. Paneel F1
23
4
5
1. Schroef
2. Moer
2(×4)
1
2
Page 53 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
2
3
4
5
67
8
9
2. Verwijder de schroeven en bouten
van het stroomlijnpaneel.
3. Haak het stroomlijnpaneel los uit
de houder onderaan.
4. Haak de voorzijde van het stroom-
lijnpaneel los door dit omhoog te
drukken en trek dan het stroomlijn-
paneel naar buiten.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven en bouten aan.2. Breng de panelen C en E aan.
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de accukap door de
schroeven los te halen.
2. Verwijder de bouten in het stroom-lijnpaneel en trek dan het stroom-
lijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng
dan de schroeven aan.
2. Monteer de accukap door de
schroeven aan te brengen.
DAU33431
Panelen A en D
Om een van de panelen te verwijderen
1. Verwijder paneel C (rechterkant)
of paneel E (linkerkant).
2. Verwijder de paneelschroeven.
3. Trek de voorzijde van het paneel
naar buiten.
1. Bout
2. Schroef
1(×2)2(×2)
1. Bout
2. Schroef
1
2
1. Schroef
1(x6)
1
Page 54 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de paneelschroeven en trek
de afgebeelde gedeelten naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
Panelen C en E
Om een van de panelen te verwijderenTrek de voetplaatmat los en verwijder
dan de paneelschroeven.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke
positie, breng de schroeven aan en leg
dan de voetplaatmat terug.
Paneel F
Verwijderen van het paneelVerwijder de paneelschroeven.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
1. Schroef
1
1
1. Schroef
1(×4)
1. Schroef
1
Page 55 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
2
3
4
5
67
8
9
DAU19592
Controleren van de bougies
De bougies zijn belangrijke onderdelen
van de motor die gemakkelijk kunnen
worden gecontroleerd. Omdat door
verhitting en neerslag bougies altijd
langzaam slijten, moeten de bougies
worden verwijderd en gecontroleerd
volgens de tijden genoemd in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de con-
ditie van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B.
(Zie pagina 6-6.)
2. Verwijder de bougieafdekkap door
deze zoals afgebeeld naar buiten
te trekken.3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals weerge-
geven met behulp van de bougies-
leutel in de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porselei-
nen isolator rond de centrale elek-
trode licht tot gemiddeld bruin
verkleurd is (de ideale kleur als
normaal met de machine wordt ge-
reden).
2. Controleer of alle bougies in de
motor dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:
Wanneer een bougie een heel andere
kleur vertoont, is de motor mogelijk de-
fect. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daar-
van uw motorfiets nakijken door een
1. Bougiekap
1. Bougiedop1
1
1. Bougiesleutel
1
Page 56 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Yamaha dealer.
3. Controleer bij elke bougie of de
elektroden zijn afgesleten en let op
overmatige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de af-
stand indien nodig af volgens de
specificatie.2. Reinig het oppervlak van de bou-
giepakking en het pasvlak en ver-
wijder eventueel vuil uit de
schroefdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng de bougieafdekkap aan op
de oorspronkelijke plaats (zie af-
beelding) en monteer dan het
stroomlijnpaneel.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
1. Bougiekap
1
Page 57 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
2
3
4
5
67
8
9
DAU19853
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieni-
veau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst en de
oliefilterpatroon worden vervangen vol-
gens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te contro-
leren
1. Zet de machine op de middenbok.
LET OP:
DCA11290
Om het olieniveau te controleren
moet de motor koud zijn, anders
wordt het niveau verkeerd aangege-
ven.
OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het motorolieni-
veau. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat hem twee mi-
nuten warmdraaien en zet hemdan uit.
3. Wacht een paar minuten tot de olie
tot rust is gekomen en controleer
dan het olieniveau via het kijkglas
linksonder in het carter.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van
de aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met
of zonder vervanging van oliefilter-
patroon)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug om de olie uit het carter te
laten stromen.
1. Kijkglas olieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau1
32
1. Olievuldop
1
Page 58 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Sla de stappen 4–6 over als de oliefil-
terpatroon niet wordt vervangen.
4. Verwijder de oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel.
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefilter-
sleutel leveren.
5. Smeer een dun laagje motorolie
op de o-ring van de nieuwe oliefil-
terpatroon.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon
en zet deze dan met een moment-
sleutel vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
8. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
1. Olieaftapplug
1
1. Oliefiltersleutel
2. Oliefilterpatroon
2
1
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12.3 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31.1 ft·lbf)
1
Page 59 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
2
3
4
5
67
8
9
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppe-
ling te voorkomen (de motorolie
smeert immers ook de koppe-
ling) mogen geen chemische
additieven worden toegevoegd.
Gebruik geen olieën met een
“CD” dieselspecificatie of
olëeen met een hogere kwaliteit
dan gespecificeerd. Gebruik
ook geen oliën met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en con-troleer daarbij op olielekkage. Als
er sprake is van olielekkage, zet
de motor dan direct af en zoek de
oorzaak.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien no-
dig.
11. Stel de indicator olieverversing op
de volgende wijze terug.
Terugstellen van de indicator olie-
verversing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop in-
gedrukt voor twee tot acht secon-
den.
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los,de indicator olieverversing zal nu
uitgaan.
OPMERKING:
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. Volg de
hierboven beschreven werkwijze om
de indicator olieverversing terug te stel-
len voordat de olieverversingstermijn is
verstreken, maar kijk wel of de indicator
ca. 1,4 seconde brandt nadat de “OIL
CHANGE”-knop is losgelaten; zo niet,
herhaal dan de procedure.
Aanbevolen motorolie:
SAE 10W-30 of SAE 10W-40
(API SE, SF, SG of hoger)
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt) (2.55 Imp.qt)
1. “OIL CHANGE”-knop
1
Page 60 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU19993
Kettingkastolie
De kettingkastolie moet als volgt wor-
den ververst op de tijdstippen aange-
geven in het periodieke onderhouds-
en smeerschema.
1. Verwijder het paneel F. (Zie
pagina 6-6.)
2. Zet een oliecarter onder de aan-
drijfkettingkast om de gebruikte
olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de af-
tapplug om de olie uit de ketting-
kast af te tappen.
4. Installeer de aftapbout in de ket-
tingkast en draai deze dan vastmet het voorgeschreven aanhaal-
moment.
5. Voeg de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen ketttingkastolie
toe.
6. Veeg de peilstok schoon, steek
deze in de vulopening (zonder vast
te draaien) en verwijder hem dan
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het kettingkast-olieniveau moet tussen
de merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau liggen.7. Als het kettingkast-olieniveau be-
neden de merkstreep voor mini-
mumniveau ligt, vul dan voldoende
olie, van de aanbevolen soort, bij
tot het correcte niveau.
8. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
LET OP:
DCA15010
Zorg dat er geen verontreinigin-
gen in aandrijfkettingkast te-
rechtkomen.
Zorg dat er geen olie op de ban-
den of wielen terechtkomt.
9. Controleer de aandrijfkettingkast
1. Olievuldop kettingkast
2. Aftapbout kettingkastolie
1
2
Aanhaalmoment:
Aftapbout kettingkastolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Voorgeschreven kettingkastolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.70 L (0.74 US qt) (0.62 Imp.qt)
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2