YAMAHA TMAX 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2005, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2005Pages: 96, PDF Size: 2.76 MB
Page 11 of 96
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aëro-
dynamische effecten. Accessoi-
res aan het stuur of nabij de
voorvork moeten zo licht moge-
lijk zijn en tot een minimum wor-
den beperkt.
Omvangrijke accessoires kun-
nen door hun aërodynamisch ef-
fect van invloed zijn op de
rijstabiliteit van de scooter. De
scooter kan door rijwind worden
opgetild of bij zijwind instabiel
worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt
of door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodza-
ken de bestuurder om een an-
dere dan de normale zitpositie in
te nemen. Zo’n verkeerde zitpo-
sitie beperkt de bewegingsvrij-
heid van de bestuurder en kan
een comfortabele bediening hin-deren, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbren-
gen van elektrische accessoires.
Als elektrische accessoires de ca-
paciteit van het elektrisch systeem
van de scooter te boven gaan, kan
zich een gevaarlijke elektrische
storing voordoen waardoor de ver-
lichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKE-
LIJK ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzi-
ne tankt.
Pas op en mors tijdens het tan-
ken geen benzine op de motor
of op het uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de
nabijheid bent van open vuur.
Start de motor nooit in een afge-
sloten ruimte en laat hem dan niet
draaien. De uitlaatgassen zijn gif-
tig en kunnen al heel snel bewus-
teloosheid of dodelijk letsel
veroorzaken. Start de motor alleenin de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de
scooter onbeheerd achterlaat en
neem de sleutel uit het contactslot.
Let op het volgende als u de scoo-
ter gaat parkeren:
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen heet zijn, dus parkeer
de scooter op een plek waar
voetgangers of kinderen hiervan
geen hinder hebben.
Parkeer de scooter niet op een
helling of op een zachte onder-
grond, om omvallen te voorko-
men.
Parkeer de scooter niet nabij
een brandend toestel(bijv. een
petroleumkachel) of bij open
vuur, hij zou zo vlam kunnen
vatten.
Roep onmiddellijk medische hulp
in nadat u benzine heeft ingeslikt,
veel benzinedamp heeft ingea-
demd of benzine in uw ogen is te-
recht gekomen. Morst u benzine
Page 12 of 96
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
op uw huid of kleding, spoel de be-
wuste plek dan direct met zeepwa-
ter en trek andere kleding aan.
DAU10371
Andere aandachtspunten
voor veilig motorrijden
Geef duidelijk richting aan wan-
neer u een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen
uiterst lastig zijn. Vermijd te hard
remmen, de scooter zou kunnen
slippen. Bedien de remmen rustig
wanneer u op een nat wegdek wilt
stoppen.
Minder snelheid bij het naderen
van een bocht of een afslag. Trek
langzaam op nadat u de bocht
hebt genomen.
Wees voorzichtig bij het passeren
van geparkeerde auto’s. Een be-
stuurder merkt u mogelijk niet op
en kan het portier openslaan in uw
rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails,
ijzeren platen gebruikt in de we-
genbouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. Minder
snelheid en passeer ze voorzich-
tig. Houd de scooter recht, anders
kan hij gaan schuiven.
De remvoeringen kunnen nat wor-
den bij het wassen van de scooter.
Controleer de remmen na het was-
sen van de scooter, voordat u gaat
rijden.
Draag steeds een helm, hand-
schoenen, een lange broek (taps
toelopend bij de enkel/omslag, om
flapperen te voorkomen), en een
felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel
bagage. Een overbeladen scooter
is onstabiel.
Page 13 of 96
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-6
1
Page 14 of 96
2-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1
2
3
4
9
8
7
6
5
10
1. Tankdop (pagina 3-14)
2. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-18)
3. Helmbevestiging (pagina 3-18)
4. Handgreep (pagina 5-2)
5. Olievuldop kettingkast (pagina 6-14)
6. Olievuldop (pagina 6-11)
7. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (links)
8. Olieaftapplug (pagina 6-11)9. Kijkglas olieniveau (pagina 6-11)
10. Oliefilterpatroon (pagina 6-11)
Page 15 of 96
BESCHRIJVING
2-2
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1
3
4
5
7
6
8
92
1. Accu (pagina 6-29)
2. Zekeringen (pagina 6-31)
3. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
4. Voorste opbergcompartiment (pagina 3-18)
5. Luchtfilterelement (pagina 6-17)
6. Kijkglas koelvloeistofniveau (pagina 6-15)
7. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (rechts)
8. Middenbok (pagina 6-27)9. Voetsteun passagier
Page 16 of 96
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
5
4
2
3
6
7
8
1
109
1. Achterremhendel (pagina 3-12)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-10)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-12)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-5)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-6)
6. Toerenteller (pagina 3-5)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-10)
8. Voorremhendel (pagina 3-12)9. Gasgreep (pagina 6-19)
10. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
Page 17 of 96
3-1
2
34
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10972
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een start-
blokkeersysteem waarmee diefstal kan
worden bemoeilijkt door de codering
van de standaardsleutels te wijzigen.
Het systeem bestaat uit de volgende
onderdelen:
een codeersleutel (met een rood
bovendeel)
twee standaardsleutels (met een
zwart bovendeel) die opnieuw
kunnen worden gecodeerd
een transponder (die is geïnte-
greerd in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het start-
blokkeersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel
wordt gebruikt om de twee standaards-
leutels te coderen. Het wijzigen van de
codes is een ingewikkelde procedure.
Breng het voertuig daarom met alle drie
sleutels naar een Yamaha dealer om
deze opnieuw te laten coderen. Ge-
bruik de sleutel met het rode bovendeel
niet om met het voertuig te rijden. Deze
sleutel dient uitsluitend te worden ge-
bruikt voor het opnieuw coderen van de
standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig
te rijden.
LET OP:
DCA11820
BEWAAR DE CODEERSLEU-
TEL ZORGVULDIG! NEEM ON-
MIDDELLIJK CONTACT OP MET
UW DEALER ALS DE SLEUTEL
VERLOREN RAAKT! Als de co-
deersleutel verloren raakt, is het
niet meer mogelijk om de stan-
daardsleutels opnieuw te code-ren. De standaardsleutels
kunnen nog steeds worden ge-
bruikt om het voertuig te star-
ten, maar wanneer de
codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe stan-
daardsleutel wordt gemaakt of
alle sleutels verloren zijn ge-
raakt) moet het volledige start-
blokkeersysteem worden
vervangen. Het is daarom aan te
bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en
de codeersleutel te bewaren op
een veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan
extreem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt
van magneten (inclusief, maar
niet uitsluitend, producten zoals
luidsprekers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen
op de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slij-
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
Page 18 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9pen of de vorm ervan te veran-
deren.
Probeer niet het kunststof bo-
vendeel van de sleutels open te
maken.
Bevestig niet meer dan één
sleutel van hetzelfde startblok-
kersysteem aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en
sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van
de codeersleutel van dit voer-
tuig.
Houd sleutels van andere start-
blokkeersystemen uit de buurt
van het contactslot, deze kun-
nen signaalstoring veroorza-
ken.
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtings-
systemen bediend en wordt het stuur
vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart bo-
vendeel) voor het normale gebruik van
het voertuig. Bewaar de codeersleutel
(rood bovendeel) op een veilige plaats
om verlies te voorkomen en gebruik de
sleutel uitsluitend voor het opnieuw co-
deren van de standaardsleutels.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voor-
zien van stroom; de instrumentenver-
lichting, het achterlicht, de
kentekenverlichting en de parkeerlich-
ten gaan branden en de motor kan wor-
den gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:
De koplampen gaan automatisch bran-
den wanneer de motor wordt gestart en
blijven aan totdat de sleutel naar “OFF”
wordt gedraaid of de zijstandaard om-
laag wordt bewogen.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitge-
schakeld. De sleutel kan worden uitge-
nomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektri-
sche systemen zijn uitgeschakeld. De
sleutel kan worden uitgenomen.
Page 19 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
2
34
5
6
7
8
9
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand
in en draai hem dan naar de
“LOCK”-stand. Houd de sleutel
hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan
naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de ma-
chine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en moge-
lijk zult u zo de macht over het stuur
verliezen of een ongeval veroorza-
ken. Zorg altijd dat de machine stil-
staat voordat u de sleutel naar
“OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU33491
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en de achter-lichten en parkeerlichten branden. De
alarmverlichting en richtingaanwijzers
kunnen worden ingeschakeld, maar
alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
DAU11002
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knip-
pert terwijl de schakelaar voor richtin-
gaanwijzers naar de linker- of
rechterstand is gedrukt.
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje startblokkering “ ”
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
1
2
3
4
5
ABS
Page 20 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11480
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAU11551
ABS-waarschuwingslampje “”
(voor modellen met ABS)
LET OP:
DCA10830
Als het ABS-waarschuwingslampjetijdens het rijden gaat branden of
knippert, is het ABS-systeem mo-
gelijk defect. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit
te testen.
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door
de noodstopschakelaar op “” te zet-
ten en de sleutel naar “ON” te draaien.
Het waarschuwingslampje moet enke-
le seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het waarschuwingslampje niet op-
licht of blijft branden, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
controleren.
WAARSCHUWING
DWA11350
Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden brandt of knippert,
wordt alleen het conventionele rem-
systeem gebruikt. Wees dan voor-
zichtig en zorg dat de wielen tijdens
plotseling remmen niet blokkeren.
OPMERKING:
Het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden als de startknop wordt
ingedrukt en als gas wordt gegeven ter-
wijl de scooter op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een
storing.
DAU26872
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar se-
conden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, begint het controlelampje na 30
seconden te knipperen om aan te ge-
ven dat het startblokkeersysteem is in-
geschakeld. Het controlelampje stopt
na 24 uur met knipperen, maar het
startblokkeersysteem blijft ingescha-
keld.
ABS