YAMAHA TMAX 2012 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
2
3
4
567
8
9
4. Verwijder de afdekkap over het koel-vloeistofreservoir door de schroef los
te halen.
5. Open de dop van het koelvloeistofre- servoir, vul koelvloeistof bij tot aan de
merkstreep voor maximumniveau, en
sluit dan de dop van het koelvloei-
stofreservoir weer.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
6. Monteer het koelvloeistofreservoir door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de linker- zijde in de oorspronkelijke positie en
druk deze omlaag vast.
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Schroef
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.27 L (0.29 US qt, 0.24 Imp.qt)
1
59C-9-D0.book 15 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 62 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU52030
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervangen1. Verwijder het paneel C. (Zie pagina 6-8.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit. 4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
DAU33482
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
1. Verwijder het paneel D. (Zie pagina 6-8.)
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1
1 2
1. Luchtfilterelement
1
1. Stationair stelschroef
1
(a)(b)
59C-9-D0.book 16 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 63 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
567
8
9
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.3. Monteer het paneel.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Stationair toerental:
1100–1300 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
59C-9-D0.book 17 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 64 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51970
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2, 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
90–198 kg (198–437 lb): Voor: 225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Achter: 280 kPa (2.80 kgf/cm2, 41 psi)
Maximale belasting*:
198 kg (437 lb)
* Totaal gewicht va n bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
1 2
59C-9-D0.book 18 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 65 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
2
3
4
567
8
9
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met gietwielen en tu-
beless banden met bandventielen.WAARSCHUWING
DWA16100
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type. Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om te voorkomen dat debanden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd. Voorband:
Maat:120/70R15 M/C 56H
Fabrikant/model:
DUNLOP/GPR-100F
BRIDGESTONE/BT011F
Bandventiel:
PVR59A
Luchtventielbuis: #9100 (origineel)
Achterband: Maat:160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model: DUNLOP/GPR-100L
BRIDGESTONE/BT012R
Bandventiel: TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
59C-9-D0.book 19 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 66 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51920
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Draai na reparatie of vervanging van
de voorband de ventielmoer en de
borgmoer vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
DAU50860
Vrije slag van voor- en
achterremhendel controleren Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
1. Ventielmoer
2. VentielborgmoerAanhaalmomenten:Ventielmoer:
2.0 Nm (0.20 m·kgf, 1.4 ft·lbf)
Borgmoer ventiel: 3.0 Nm (0.30 m·kgf, 2.2 ft·lbf)
1
2
1. Geen vrije slag remhendel
1. Geen vrije slag remhendel
1
1
59C-9-D0.book 20 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 67 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
2
3
4
567
8
9
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met eenongeluk als gevolg.
DAU53030
Achterremblokkeerkabel
afstellen Als de achterremblokkeerhendel niet goed
functioneert, moet mogelijkerwijs de achter-
remblokkeerkabel worden afgesteld. Als de
achterremblokkeerhendel niet wordt ge-
bruikt, moet de lengte van de achterrem-
blokkeerkabel bij de achterremklauw 43
mm–45 mm (1.69 in–1.77 in) bedragen.
Controleer de lengte van de achterremblok-
keerkabel regelmatig en stel deze indien
nodig als volgt bij.
Om de achterremblokkeerkabel langer te
maken draait u de stelmoer bij de achter-
remklauw in de richting (a). Om de achter-
remblokkeerkabel korter te maken draait u
de stelmoer in de richting (b). WAARSCHUWING! Vraag een Yamaha
dealer de afstelling te doen als de juiste
afstelling niet haalbaar is volgens de be-
schreven werkwijze.
[DWA16150]
Controleer dat de achterremblokkering is
ontgrendeld en control eer dat het achter-
wiel soepel ronddraait.
1. Stelmoer
2. Lengte achterremblokkeerkabel
1
2
(a)
(b)
59C-9-D0.book 21 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 68 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU52291
Achterremblokkering
controleren De achterremblokkering moet worden ge-
controleerd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.1. Achterremblokkeerkabel afstellen.
2. Bekrachtig de acht erremblokkering en
duw de machine dan iets vooruit om
de achterremblokkering goed te laten
aangrijpen.
3. De achterremblokkeerklauw is voor- zien van een slijtage-indicator die u in
staat stelt om de toestand van de ach-
terremblokkeerblokken te controleren.
Controleer om de achterremblokkeer-
blokken te controleren de positie van
de indicator terwijl u de achterremblok-
keerhendel bedient. Als de indicator
voorbij de slijtage-indicatorgroef be-
weegt, laat dan uw Yamaha dealer de
achterremblokkering controleren.
4. Controleer dat er geen scheuren en
barsten in de rubberen mof zitten.
DAU22311
Controleren van voor- en
achterremblokken Voorrem
Achterrem
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
1. Slijtage-indicatorgroef
2. Slijtage-indicator
3. Rubberen mof
1 2
3
1. Slijtage-indicator remblok
1. Slijtage-indicator remblok
1
1
59C-9-D0.book 22 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 69 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
2
3
4
567
8
9
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Elk remblok heeft een eigen
slijtage-indicator zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te de-
monteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijta-
ge-indicator de remschijf bijna raakt, vraag
dan een Yamaha dealer de remblokken als
set te vervangen.
DAU22581
Controleren van
remvloeistofniveau Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van het
reservoir horizontaal staat. Vul indien nodig
remvloeistof bij.
VoorremAchterrem
WAARSCHUWING
DWA15990
Onjuist uitgevoerd onderhoud kan resul-
teren in verlies van remvermogen. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
Bij een te laag remvloeistofniveau
kan lucht binnendringen in het rem-
systeem, waardoor de rempresta-
ties afnemen.
Reinig de reservoirdop alvorens
deze te verwijderen. Gebruik uitslui-
tend DOT 4 remvloeistof uit een on-
aangebroken verpakking.
Gebruik uitsluitend de aanbevolen
1. Merkstreep minimumniveau
1
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
59C-9-D0.book 23 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分
Page 70 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
1
2
3
4
56
7
8
9
remvloeistof, anders kunnen de
rubberafdichtingen beschadigd ra-
ken met lekkage tot gevolg.
Vul bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-belvorming kan optreden.
LET OP
DCA17640
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemor-ste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op
lekkage. Vraag als het remvloeistofniveau
plotseling sterk is gedaald een Yamaha
dealer om een inspectie alvorens verder te
rijden.
DAU22731
Remvloeistof verversen Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de oliekeerringen van de
hoofdremcilinders, de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lek of beschadigd
zijn.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU51990
Doorbuiging aandrijfriem De doorbuiging van de aandrijfriem moet
door een Yamaha dealer worden gecontro-
leerd en afgesteld volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer-en
onderhoudsschema.
59C-9-D0.book 24 ページ 2011年9月13日 火曜日 午後4時24分