YAMAHA TZR50 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 88

10. Sluit de koelvloeistofreservoirslang
aan.
11. Giet de aanbevolen koelvloeistof in
de radiator totdat deze vol is.
12. Breng de radiatorvuldop weer aan.
13. Laat de motor een paar minuten
lopen. Zet de motor af en controleer
het koelvloeistofniveau in de radiator.
Als dit laag staat, vul dan koelvloeis-
tof bij tot aan de rand van de radiator.
14. Monteer de radiatorvuldop, de bor-
ging voor de radiatorvuldop en de
borgbout voor de radiatorvuldop.15. Vul het koelvloeistofreservoir tot het
maximumniveau met koelvloeistof.
16. Installeer de reservoirdop en contro-
leer op lekkage van koelvloeistof.OPMERKING
Als lekkage wordt gevonden, vraag dan
een Yamaha dealer om het koelsysteem te
inspecteren.
17. Breng het stroomlijnpaneel en het
framepaneel aan.
DAU40371
Luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd of vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema. Vraag een Yama-
ha dealer het luchtfilterelement te reinigen
of te vervangen.
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:

Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol
antivries met corrosieremmers
voor aluminium motoren
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle
leidingen):
0,70 L (0,74 US qt, 0,62 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,29 L (0,31 US qt, 0,26 Imp.qt)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:48 Página 51

Page 52 of 88

DAU21280
Afstellen van de carburateur
De carburateur vormt een belangrijk
onderdeel van de motor en moet zeer pre-
cies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afste-
lling die in het volgende hoofdstuk is
beschreven, wordt echter als onderdeel
van het routineonderhoud beschouwd en
kan wel door de eigenaar worden uitgevo-
erd.
DCA10550
De carburateur werd op de Yamaha
fabriek ingesteld en uitgebreid getest.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische ken-
nis aanwezig is, kan de werking van de
motor achteruitgaan of wordt de motor
beschadigd.
DAU33482
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt
worden gecontroleerd en eventueel afges-
teld volgens de intervalperioden vermeld
in het periodieke smeer- en onderhoudss-
chema.
De motor moet warm zijn om deze afste-
lling te verrichten.
1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-8).
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de spe-
cificatie af door de stationair stelsch-
roef te verdraaien. Draai de schroef in
de richting (a) om het stationair toe-
rental te verhogen. Draai de schroef
in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
1. Stationair stelschroef
OPMERKING
Als het voorgeschreven stationair toeren-
tal niet haalbaar is volgens de hierboven
beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
3. Monteer het paneel.
Stationair toerental:
1250–1350 tpm
LET OP
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:48 Página 52

Page 53 of 88

DAU21370
Speling van de gaskabel
afstellen
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
4,0–6,0 mm (0,16–0,24 in) te bedragen bij
de gasgreep. Controleer de vrije slag van
de gaskabel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
OPMERKING
Het stationair toerental moet correct zijn
afgesteld voordat de gaskabelspeling
wordt gecontroleerd en afgesteld.
1. Draai de borgmoer los.
2. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder gaska-
belspeling.
1. Borgmoer
2. Stelmoer
3. Draai de borgmoer aan.
DAU21562
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optima-
le prestatie, levensduur en veilige werking
van uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10501
Rijden met deze machine met een
onjuiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk
ernstig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld terwijl
de banden koud zijn (wanneer de
temperatuur van de banden gelijk
is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder, pas-
sagier, bagage en accessoires dat
voor dit model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:48 Página 53

Page 54 of 88

DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermelde
limiet heeft bereikt, de band spijkers of
stukjes glas bevat of wanneer de wang
van de band scheurtjes vertoont, moet de
band onmiddellijk door een Yamaha dea-
ler worden vervangen.
OPMERKING
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem
altijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwie-
len en tubeless banden.
DWA10461
Monteer altijd voor- en achterbanden
van hetzelfde merk en type. Verschi-
llende banden kunnen het weggedrag
van de machine veranderen, wat kan
leiden tot een ongeval.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieron-
der vermelde banden voor dit model
goedgekeurd door Yamaha Motor Espa-
ña, S.A.
WAARSCHUWING
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1,6 mm (0,06 in)
1
2
ZAUM0054
WAARSCHUWING
Bandenspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
180 kPa (1,80 kgf/cm
2,
26 psi, 1,80 bar)
Achter:
200 kPa (2,00 kgf/cm
2,
29 psi, 2,00 bar)
90–196 kg (198–432 lb):
Voor:
190 kPa (1,90 kgf/cm
2,
28 psi, 1,90 bar)
Achter:
230 kPa (2,30 kgf/cm
2,
33 psi, 2,30 bar)
Maximale belasting*:
196 kg (432 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder,
passagier, bagage en accessoires
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:48 Página 54

Page 55 of 88

DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts
effect op de rijstabiliteit, waardoor
u de macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over
de nodige vakkundige kennis en
ervaring beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking
van uw voertuig.
Controleer de velgen voor iedere rit
op scheurtjes, verbuiging of krom-
trekken. Laat ingeval van schade het
wiel door een Yamaha dealer vervan-
gen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is
of haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgeba-
lanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden
tot gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandop-
pervlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigens-
chappen verkrijgt.
DAU22020
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
1. Vrije slag van koppelingshendel
2. Borgmoer
3. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
De vrije slag van de koppelingshendel
dient 10,0–15,0 mm (0,39–0,59 in) te
bedragen, zoals weergegeven. Controleer
de vrije slag van de koppelingshendel
regelmatig en stel indien nodig als volgt
af.
1. Draai de borgmoer bij de koppelings-
hendel los.
2. Draai de stelbout richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelings-
hendel. Draai de stelbout richting (b)
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.
Voorband:
Maat:
100/80 17 (52H)
Fabrikant/model:
Pirelli / Sport Demon
Continental / Conti-Twist SM
Achterband:
Maat:
130/70 17 (62H)
Fabrikant/model:
Pirelli / Sport Demon
Continental / Conti-Twist SM
WAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:48 Página 55

Page 56 of 88

3. Draai de borgmoer aan.
OPMERKING
Als de voorgeschreven vrije slag niet kan
worden gehaald op de hierboven besch-
reven wijze, vraag dan een Yamaha dealer
het inwendig koppelingsmechanisme te
controleren.
DAUT1221
Vrije slag van voorremhendel
controleren
1. Vrije slag voorremhendel
De vrije slag van de remhendel dient
2,0–5,0 mm (0,08–0,20 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije
slag van de remhendel regelmatig en laat
indien nodig een Yamaha dealer het
remsysteem controleren.
DWA10641
Als de vrije slag van de remhendel niet
normaal is, wijst dat op een serieus
defect in het remsysteem. Laat het
remsysteem vóór gebruik van het voer-
tuig nakijken of repareren door een
Yamaha dealer.
DAUM1353
Vrije slag van rempedaal
afstellen
1. Vrije slag rempedaal
De vrije slag van het rempedaal dient
5,0–10,0 mm (0,20–0,39 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije
slag van het rempedaal regelmatig en laat
deze indien nodig door een Yamaha dea-
ler afstellen.
DWAM1030
Als de vrije slag van het rempedaal niet
normaal is, wijst dat op een serieus
defect in het remsysteem. Laat het
remsysteem vóór gebruik van de
motorfiets nakijken of repareren door
een Yamaha dealer.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:49 Página 56

Page 57 of 88

DAUB1100
De stand van het
schakelpedaal afstellen
1. Afstand tussen schakelpedaal en voetsteun
De bovenzijde van het schakelpedaal
moet ca. 65 mm (2,56 in) onder de boven-
zijde van de voetsteun staan, zoals in de
afbeelding. Controleer de stand van het
schakelpedaal regelmatig en laat indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
DAU22272
Remlichtschakelaar afstellen
1. Stelmoer remlichtschakelaar
2. Remlichtschakelaar
Het remlicht, dat wordt geactiveerd door
het rempedaal, moet oplichten nét voor-
dat de remmen aangrijpen. Stel indien
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Verdraai de stelmoer van de achterste
remlichtschakelaar en houd daarbij de
remlichtschakelaar vast. Draai de stelmo-
er in de richting (a) om het remlicht eerder
te laten branden. Draai de stelmoer in de
richting (b) om het remlicht later te laten
branden.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-
indicatorgroeven, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-
indicatorgroeven om de remblokslijtage te
controleren. Wanneer een remblok zover
is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroe-
ven vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:49 Página 57

Page 58 of 88

Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU22480
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicatorgroef, zodat het remblok kan
worden gecontroleerd zonder de rem te
demonteren. Controleer de remblokslijta-
ge als volgt.
1. Verwijder de remklauwbout en kantel
dan de remklauw naar voren om de
slijtage-indicatorgroef te controleren.
Wanneer een remblok zover is afges-
leten dat de slijtage-indicatorgroef
vrijwel is verdwenen, vraag dan een
Yamaha-dealer de remblokken als
set te vervangen.
1. Remklauwbout1. Slijtage-indicatorgroef remblok
2. Breng de remklauwbout aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Achterrem
1. Minimumniveau
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:49 Página 58

Page 59 of 88

Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht
het remsysteem binnendringen, waarna
de remwerking mogelijk minder effectief
is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor
minimumniveau staat en vul indien nodig
bij. Een laag remvloeistofniveau wijst
mogelijk op verregaande remblokslijtage
en/of lekkage in het remsysteem. Als het
remvloeistofniveau laag is, controleer dan
de remblokken op slijtage en het remsys-
teem op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloeis-
tofniveau moet het bovenvlak van
het remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders
kunnen de rubber afdichtingen vers-
lechteren en zo lekkage en slechte
remwerking teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeis-
tof. Bij vermengen van verschillende
typen remvloeistof kunnen schadelij-
ke chemische reacties optreden en
kan de remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aan-
zienlijk verlagen zodat dampbelvor-
ming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunsts-
tof onderdelen aantasten. Veeg
gemorste remvloeistof steeds direct
af.
Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau geleidelijk
verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling
sterk is gedaald.
DAU22731
Remvloeistof verversen
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in
het periodieke smeer- en onderhoudss-
chema. Laat bovendien de oliekeerringen
van de hoofdremcilinders, de remklauwen
en de remslangen vervangen volgens de
intervalperioden of wanneer ze lek of bes-
chadigd zijn.
Vloeistofafdichtingen: Vervang elke
twee jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:49 Página 59

Page 60 of 88

DAU22760
Spanning aandrijfketting
De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecon-
troleerd en indien nodig worden bijges-
teld.
DAU22783
Aandrijfketting controleren op
spanning
1. Spanning aandrijfketting
1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.
OPMERKING
Bij het controleren en instellen van de
spanning van de aandrijfketting mag er
geen gewicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de
vrijstand.3. Draai het achterwiel door de motor-
fiets te duwen en vind zo het straks-
te gedeelte in de aandrijfketting;
meet nu de spanning van de ketting
zoals afgebeeld.
4. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
OPMERKING
Bij het controleren van de spanning van
de aandrijfketting mag de kettingspanner
de aandrijfketting niet raken.
DAU22921
Om de spanning van de aandrijfketting
af te stellen
1. Verwijder de splitpen uit de wielas-
moer, en draai de wielasmoer daarna
los.
2. Draai de borgmoer los op de ket-
tingspanner, op beide uiteinden van
de achterbrug.
3. Draai om de aandrijfketting strakker
te stellen de stelbout aan beide
uiteinden van de achterbrug in de
richting (a). Stel de ketting losser
door de stelbout aan beide uiteindenvan de achterbrug in de richting (b) te
draaien en dan het achterwiel naar
voren te drukken. LET OP: Een
onjuiste kettingspanning leidt tot
overbelasting van de motor en
andere essentiëIe onderdelen van
de machine en kan resulteren in
overslaan of breken van de ket-
ting. Houd om dit te voorkomen de
kettingspanning binnen de gespe-
cificeerde waarden.
[DCA10571]
OPMERKING
Gebruik voor een goede wieluitlijning de
uitlijnmerktekens aan beide zijden van de
achterbrug, om zeker te zijn dat beide
stelmoeren dezelfde positie hebben.
1. Stelbout spanning aandrijfketting
2. Borgmoer kettingspanner
3. Uitlijnmerktekens
Spanning aandrijfketting:
20,0–25,0 mm (0,79–0,98 in)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-24
6
5WX-F819D-D3:5WX-F819D-D3 24/11/08 14:49 Página 60

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 90 next >