YAMAHA WR 250R 2008 Instructieboekje (in Dutch)

Page 61 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
2
3
4
5
67
8
9
WAARSCHUWING

DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.

DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooithet voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.

Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.

Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.

Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.

Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:

De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
WAARSCHUWING

DWA10460

De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de ma-
chine mogelijk niet normaal.

Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
125 kPa (18 psi) (1.25 kgf/cm
2

)
Achter:
175 kPa (25 psi) (1.75 kgf/cm
2

)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
150 kPa (22 psi) (1.50 kgf/cm
2

)
Achter:
200 kPa (29 psi) (2.00 kgf/cm
2

)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
12

Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)

Page 62 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
1
2
3
4
5
6
7
8
9

model goedgekeurd door Yamaha
Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING

DWA10570

Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.

De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.

Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het nietanders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen
door een nieuwe band van goede
kwaliteit.
DAU21940
Spaakwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.

Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging of kromheid en de spaken
op losheid. Laat ingeval van schade
het wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.

Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitgebalan-
ceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel
zal mogelijk slecht functioneren, of kan
een slechte wegligging en een verkor-
te levensduur van de banden tot ge-
volg hebben.

Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
Voorband:
Maat:
80/100-21M/C 51P
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TW-301 F
Achterband:
Maat:
120/80-18M/C 62P
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/TW-302 F

Page 63 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
2
3
4
5
67
8
9

DAU22032
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
3. Als de voorgeschreven vrije slag vande koppelingshendel werd gehaald
zoals hierboven beschreven, zet dan
de borgmoer vast en sla de rest van de
afstelprocedure over; zo niet, ga dan
als volgt verder.
4. Draai de stelbout richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
5. Stel de borgmoer losser verder naar
beneden op de koppelingskabel.
6. Draai de stelmoer van de koppelings-
speling richting (a) voor meer vrije slag
van de koppelingshendel. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder vrije
slag van de koppelingshendel.
7. Zet beide borgmoeren vast.
DAU22093
Vrije slag van remhendel
afstellen
De vrije slag van de remhendel dient
5.0–8.0 mm (0.20–0.31 in) te bedragen, zo-
als weergegeven. Controleer de vrije slag
van de remhendel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelschroef voor de vrije slag
van de remhendel richting (a) voor
meer vrije slag van de remhendel.
Draai de stelschroef richting (b) voor
minder vrije slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer aan.
1. Vrije slag van koppelingshendel
2. Borgmoer (koppelingshendel)
3. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
(koppelingshendel)
3 2
1(a)(b)

1. Borgmoer (koppelingskabel)
2. Stelmoer voor vrije slag van de
koppelingshendel (koppelingskabel)
12
(a)
(b)

1. Borgmoer
2. Stelschroef vrije slag remhendel
3. Vrije slag remhendel
3
1
2
(b)
(a)

Page 64 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING

DWA10630

Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije slag
worden gecontroleerd, om zeker te
zijn dat de rem naar behoren werkt.

Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hy-
draulisch systeem zit, moet het sys-
teem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motor-
fiets wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een ne-
gatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een on-
geluk als gevolg.
DAU22271
Remlichtschakelaar afstellen
De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel in-
dien nodig de remlichtschakelaar als volgt
af.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer
1
2
(b)
(a)

1. Slijtage-indicatorgroef
11

Page 65 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
2
3
4
5
67
8
9

Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU45300
Remblokken achterrem
Elk achterremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicator, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te hoeven de-
monteren. Controleer, om de slijtage van
het remblok vast te stellen, of het remblok al
afgesleten is tot aan de slijtage-indicator.
Als een remblok is afgesleten tot de indica-
tor, vraag dan een Yamaha-dealer om de
remblokken als set te vervangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht hetremsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:

Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.

Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.

Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
1. Slijtage-indicator
1

1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
11

Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4

Page 66 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
1
2
3
4
5
6
7
8
9


Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.

Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.

Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-keerringen van de
hoofdremcilinders en de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lekken of zijn be-
schadigd.

Oliekeerringen: Vervang elke twee
jaar.

Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU22760
Spanning aandrijfketting
De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22773
Aandrijfketting controleren op spanning
1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.
OPMERKING:

Bij het controleren en instellen van de span-
ning van de aandrijfketting mag er geen ge-
wicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel door de motorfiets
te duwen en vind zo het strakste ge-
deelte in de aandrijfketting; meet nu de
spanning van de ketting zoals afge-
beeld.
Spanning aandrijfketting:
38.0–48.0 mm (1.50–1.89 in)

Page 67 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
2
3
4
5
67
8
9

4. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU22942
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
OPMERKING:

Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-terbrug, om zeker te zijn dat beide
stelmoeren dezelfde positie hebben.
LET OP:

DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-
ven bereik blijven.
3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
1. Spanning aandrijfketting
1

1. Wielasmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
1
23
(b)
(a)
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
125 Nm (12.5 m·kgf, 90.4 ft·lbf)

Page 68 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU23022
Reinigen en smeren van de
aandrijfketting
De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.
LET OP:

DCA10581
De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassen
of ermee in de regen is gereden.
1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.
LET OP:

DCA11120
Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreiniger
of hogedrukreiniger of met niet-geschik-
te ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor o-ring kettingen.
LET OP:

DCA11110
Gebruik geen motorolie of anderesmeermiddelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingen
die de o-ringen kunnen beschadigen.
DAU23100
Controleren en smeren van
kabels
De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te ver-
vangen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING

DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan de
goede werking van de kabel worden be-
lemmerd en kan de binnenkabel gaan
roesten. Vervang een beschadigde ka-
bel zo snel mogelijk om onveilige condi-
ties te voorkomen.Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie

Page 69 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-28
2
3
4
5
67
8
9

DAU23111
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
DAU44271
Controleren en smeren van rem-
en schakelpedalen
De werking van het rem- en het schakelpe-
daal moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en de pedaalscharnierpun-
ten moeten indien nodig worden gesmeerd.
DAU23142
Controleren en smeren van rem-
en koppelingshendels
Remhendel
Koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppe-
lingshendel moet voorafgaand aan elke
rit worden gecontroleerd en de hendel-
scharnierpunten moeten indien nodig
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet

Page 70 of 96


PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-29
1
2
3
4
5
6
7
8
9

worden gesmeerd.
DAU23201
Controleren en smeren van
zijstandaard
De werking van de zijstandaard moet voor-
afgaand aan elke rit worden gecontroleerd
en het scharnierpunt en de metaal-op-me-
taal contactvlakken moeten indien nodig
worden gesmeerd.
WAARSCHUWING

DWA10730
Als de zijstandaard niet soepel omhoog
en omlaag beweegt, vraag dan een
Yamaha dealer deze te controleren of te
repareren.
DAU23250
Smeren van de
achterwielophanging
De scharnierpunten in de achterwielophan-
ging moeten worden gesmeerd volgens de
intervalperioden voorgeschreven in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.
Aanbevolen smeermiddelen:
Remhendel:
Siliconenvet
Koppelingshendel:
Lithiumvet
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet

Page:   < prev 1-10 ... 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 100 next >