YAMAHA XVS1100A 2002 Instructieboekje (in Dutch)

Page 51 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
6
DAU03685
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:_ 
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.

Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
_CP-03DNR. ONDERDEEL
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (×
1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
1
*Brandstofleiding
Controleer de brandstofslangen op scheuren of beschadiging.√√√√ √
2
*Brandstoffilter
Controleer de conditie.√√
3 Bougies
Controleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.√√
Vervangen.√√
4
*Kleppen
Klepspeling controleren.
Afstellen.√√√√
5 Luchtfilterelement
Reinigen.√√
Vervangen.√√
6 Koppeling
Werking controleren.
Afstellen.√√√√√
7
*Voorrem
Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren
op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)√√ √ √ √ √
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
8
*Achterrem
Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren
op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)√√ √ √ √ √
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
U5PBD1.book Page 2 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 52 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
9
*Remslangen
Controleren op scheuren of beschadiging.√√√√ √
Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Elke 4 jaar
10
*Wielen
Controleren op slingering, losse spaken en beschadigingen.
Spaken zo nodig vastzetten.√√√√
11
*Banden
Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
Zo nodig vervangen.
Bandspanning controleren.
Zo nodig corrigeren.√√√√ √
12
*Wiellagers
Lager controleren op losheid of schade.√√√√
13
*Swingarm
Controleren op werking en overmatige speling.√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50.000 km
14
*Balhoofdlagers
Controleren op lagerspeling en stroefheid in stuurbeweging.√√√√√
Smeren met lithiumvet. lke 20.000 km
15
*Framebevestigingen
Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
16 Zijstandaard
Werking controleren.
Smeren.√√√√ √
17
*Zijstandaardschakelaar
Werking controleren.√√√√√ √
18
*Voorvork
Controleren op werking en olielekkage.√√√√
19
*Schokdemperunit
Controleren op werking en schokdemper op olielekkage.√√√√
20
*Carburateurs
Chokebediening controleren.
Stationair motortoerental afstellen en carburateurs
synchroniseren.√√√√√ √
21 Motorolie
Verversen.√√√√√ √
Olieniveau controleren en machine inspecteren op olielekkage.√√√√√ √
22 Oliefilterelement
Vervangen.√√√
NR. ONDERDEEL
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (×
1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
U5PBD1.book Page 3 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 53 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
DAU03884
OPMERKING:_ 
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.

Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
_ 23 Cardanolie
Olieniveau controleren en machine inspecteren op olielekkage.√√ √
Verversen.√√√
24
*Remlichtschakelaars
voor- en achterrem
Werking controleren.√√√√√ √
25Bewegende delen en
kabels
Smeren.√√√√ √
26
*Verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Werking controleren.
Richthoek koplamplichtbundel afstellen.√√√√√ √
NR. ONDERDEEL
INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (×
1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
U5PBD1.book Page 4 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 54 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU01777
Het stroomlijnpaneel
verwijderen en aanbrengen Het hierboven afgebeelde paneel moet
worden verwijderd om sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk uit te kunnen voeren. Neem deze
paragraaf door telkens wanneer het
stroomlijnpaneel moet worden verwijderd of
aangebracht.
DAU00491
Paneel A
Verwijderen van het paneelVerwijder de bout en trek het paneel los zo-
als getoond.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bout aan.
1. Paneel A
1. Bout
U5PBD1.book Page 5 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 55 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU01673
Controleren van de bougies De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. De conditie van de bougies
kan daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Trek de betreffende bougiekap
(rechtsachter of linksvoor) los zoals
getoond.
2. Verwijder de bougiedop.3. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met de
machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:_ De motor is misschien defect als een van
de bougies een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw motor-
fiets nakijken door een Yamaha dealer. _3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang als dat nodig is.
1. Bougiekap
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
BPR7ES (NGK) of
W22EPR-U (DENSO)
U5PBD1.book Page 6 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 56 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:_ Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaal-
moment ongeveer correct als een kwart-
slag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid. _4. Installeer de bougiedop.
5. Plaats de bougiekap in de oorspron-
kelijke positie.
DAU04213*
Motorolie Voor iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de motorfiets iets schuin staat, kan het
koelvloeistofniveau al foutief worden afge-
lezen. _2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
a. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0,7–0,8 mm
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2,0 m·kgf)
U5PBD1.book Page 7 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 57 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder
in het carter.OPMERKING:_ De motorolie moet tussen de merkstrepen
voor minimum- en maximumniveau staan. _4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.4. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
5. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motoro-
lie, monteer dan de olievuldop en zet
deze vast.1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
1. Aftapplug motorolieAanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kgf)
U5PBD1.book Page 8 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 58 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
DC000072*
LET OP:_ 
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient im-
mers ook voor smering van de kop-
peling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toe-
gevoegd of oliën worden gebruikt
met een hogere kwaliteitsaandui-
ding dan “CD”. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.

Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_
6. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.OPMERKING:_ Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan als het
olieniveau correct is. _
DC000067
LET OP:_ Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer. _7. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer zo nodig.OPMERKING:_ Vraag een Yamaha dealer het oliefilterele-
ment te vervangen zodra dat nodig is. _
DAU04083
Cardanolie Vóór elke rit moet het cardanhuis worden
gecontroleerd op olielekkage. Laat de mo-
torfiets controleren en repareren door een
Yamaha dealer als er lekkage wordt aange-
troffen. Controleer verder als volgt het ni-
veau van de cardanolie en ververs de olie
volgens de intervaltijden vermeld in het pe-
riodieke smeer- en onderhoudsschema.
DW000066
WAARSCHUWING
_ 
Zorg ervoor dat geen verontreini-
gingen het cardanhuis kunnen bin-
nendringen.

Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
_
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Periodieke olieverversing:
3,0 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,6 L
U5PBD1.book Page 9 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 59 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on-
dergrond en houd hem verticaal.OPMERKING:_ 
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.

Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het motorolieni-
veau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het koelvloeistofni-
veau al foutief worden afgelezen.
_2. Verwijder de olievulplug en controleer
het olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING:_ Het olieniveau moet bij de rand van de vulo-
pening staan. _3. Als de olie onder de rand van de vulo-
pening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correc-
te niveau.
Verversen van de cardanolie
1. Plaats een oliecarter onder het car-
danhuis om de gebruikte olie op te
vangen.
2. Verwijder de olievulplug en de aftap-
plug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
3. Breng de olieaftapplug voor het car-
danhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
4. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot
aan de rand van de vulopening.
OPMERKING:_ GL4 is een kwaliteitsaanduiding. Een car-
danolie met de aanduiding GL5 of GL6 mag
ook worden gebruikt. _5. Breng de vulplug aan en zet hem vast.
6. Controleer het cardanhuis op olielek-
kage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
1. Aftapplug cardanolie
2. Vulplug cardanolie
3. Correct olieniveau
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kgf)
Aanbevolen cardanolie:
SAE 80 cardanolie (API GL4)
of multi-grade SAE 80W-90
cardanolie
Oliehoeveelheid:
0,2 L
U5PBD1.book Page 10 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page 60 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
DAU03195*
Reinigen van het
luchtfilterelement Het luchtfilterelement moet als volgt worden
gereinigd volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Reinig het luchtfilterelement
vaker als u in zeer stoffige of vochtige ge-
bieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement los.3. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil-
terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil-
terelement als dit beschadigd is.4. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis zoals in de afbeelding.
DC000082*
LET OP:_ 
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.

Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilin-
ders.
_5. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (× 3)
1. Luchtfilterelement
2. Uitsteeksel
3. Sleuf
U5PBD1.book Page 11 Tuesday, August 28, 2001 8:59 AM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 110 next >