stop start BMW 7 SERIES 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: 7 SERIES, Model: BMW 7 SERIES 2016Pages: 349, PDF Size: 5.97 MB
Page 154 of 349

ToetsStatusToets brandt groen: alle Intelligent
Safety-systemen zijn ingeschakeld.Toets brandt oranje: enkele Intelli‐
gent Safety-systemen zijn uitge‐
schakeld.Toets brandt niet: enkele Intelligent
Safety-systemen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing met remfunctie
Weergave
Als er een botsing met een waargenomen an‐
der persoon dreigt, wordt in het instrumenten‐
paneel en in het Head-Up Display een waar‐
schuwingssymbool weergegeven.
Rood symbool wordt weergegeven en
er klinkt een signaal.
Direct zelf ingrijpen door remmen of uitwijken.
Remingreep De waarschuwing is een dringend verzoek om
zelf in te grijpen. Tijdens een waarschuwing
wordt, bij het bedienen van de rem, de maxi‐
male remkracht toegepast. Voorwaarde voor
de ondersteuning van de rembekrachtiging is
het voldoende snel en krachtig indrukken van
het rempedaal.
Daarnaast kan het systeem bij botsingsgevaar
ondersteuning bieden door een remingreep.
De auto kan bij lage snelheid afgeremd worden
tot stilstand.
De remingreep wordt alleen uitgevoerd als de
dynamische stabiliteitscontrole DSC is inge‐
schakeld.
De remingreep kan door het indrukken van het
gaspedaal of door een actieve stuurbeweging
worden afgebroken.
Het herkennen van objecten kan beperkt zijn.
Houd rekening met de grenzen van het detec‐
tiegebied en de functionele beperkingen.
Grenzen van het systeem
Opmerking WAARSCHUWING
Het systeem kan in verband met de sys‐
teemgrenzen onjuist of niet reageren. Er be‐
staat kans op een ongeval of schade. De aan‐
wijzingen over de grenzen van het systeem in
acht nemen en eventueel actief ingrijpen.◀
Detectiegebied
Het detectievermogen van de camera is be‐
perkt.
Daarom kan het gebeuren dat er niet of te laat
wordt gewaarschuwd.
Het volgende wordt bijv. mogelijkerwijs niet
herkend:▷Deels niet-zichtbare voetgangers.▷Voetgangers die wegens de gezichtshoek
of contour niet als zodanig herkend wor‐
den.▷Voetgangers buiten het detectiegebied.▷Voetgangers kleiner dan ca. 80 cm.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij deactivering van de rijstabiliteitsregel‐
systemen, bijv. DSC OFF.▷Wanneer het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vervuild of afgedekt is.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.Seite 154BedieningVeiligheid154
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 172 of 349

RijstabiliteitsregelsystemenUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Antiblokkeersysteem ABS ABS voorkomt het blokkeren van de wielen tij‐
dens het remmen.
De bestuurbaarheid blijft ook bij noodstops be‐
houden, daardoor wordt de actieve veiligheid
verhoogd.
Het ABS is na het starten van de motor be‐
drijfsklaar.
Remassistent
Bij snel intrappen van het rempedaal veroor‐
zaakt dit systeem automatisch een zo hoog
mogelijke rembekrachtiging. De remweg wordt
bij noodstops derhalve zo kort mogelijk gehou‐
den. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt
van de voordelen van het ABS.
Het rempedaal ingetrapt houden zolang rem‐
men noodzakelijk is.
Adaptieve remassistent In combinatie met de actieve snelheidsregeling
zorgt dit systeem ervoor, dat de rem bij het af‐remmen in kritieke situaties nog sneller rea‐
geert.
Wegrijassistent Principe
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
Wegrijden met wegrij-assistent1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Na bediening van het gaspedaal wordt de auto
op zijn plaats gehouden, totdat wordt wegge‐
reden.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Dynamische
stabiliteitscontrole DSC
Principe
De dynamische stabiliteitscontrole herkent
bijv. de volgende instabiele rijtoestanden:
▷Uitbreken van de achterzijde van de auto,
wat tot oversturen kan leiden.▷Gripverlies van de voorwielen, wat tot on‐
dersturen kan leiden.
Binnen hetgeen volgens de wetten van de na‐
tuurkunde mogelijk is helpt het systeem door
vermindering van het motorvermogen en re‐
mingrepen aan de afzonderlijke wielen de
koersstabiliteit van auto te handhaven.
Seite 172BedieningRijstabiliteitsregelsystemen172
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 206 of 349

afstand bediend in- en uitgeparkeerd worden,
zie pagina 210.
Aanwijzingen Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Bestanddeel van het systeem is de Park Dis‐
tance Control PDC, zie pagina 191.
Luide geluidsbronnen buiten en binnen de
auto kunnen de PDC-signaaltoon overstem‐
men.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.Overzicht
Toets in de auto
Parkeerassistent
Ultrasone sensoren
Met de vier ultrasone sensoren aan de zijkant,
pijl, en de ultrasone sensoren van de PDC in de
bumpers worden de parkeerruimten opgeme‐
ten en de afstanden tot obstakels bepaald.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden, zie pa‐
gina 320.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minimaal 30 cm op de
sensoren spuiten.▷Niets op de sensoren plakken.
Voorwaarden
Voor het opmeten van parkeerruimten
▷Recht vooruitrijden tot ca. 35 km/h.▷Maximale afstand tot de rij geparkeerde
auto's: 1,5 m.Seite 206BedieningRijhulpsystemen206
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 212 of 349

▷Afstand tot de parkeerruimte, max. 2 m,
pijl 2.▷De bestuurder bevindt zich met de
BMW displaysleutel bij het op afstand be‐
diend parkeren buiten de auto.
Maximale afstand tot de auto:▷Achter de auto, ca. 3–4 m, pijl 3.▷Opzij van de auto, ca. 1,5 m, pijl 4.▷Helling max. 5 %.▷Geen duplexgarages.
Vooruit inparkeren Bij het vooruitrijden voert het systeem eventu‐
eel geringe stuurcorrecties uit.
1.Vooruit, in het midden en recht naar de
parkeerruimte toerijden en op een afstand
van ten hoogste 2 m stoppen.2.Parkeerrem inschakelen en rijden-stand-
by met de start-stop-toets uitschakelen.3.Alle inzittenden uitstappen laten en de por‐
tieren sluiten.4.Evt. display van BMW displaysleutel in‐
schakelen en displayvergrendeling ophef‐
fen, zie pagina 56.
Op de BMW displaysleutel omschakelen
naar het menu: "Afstandsbest. parker."5. De toets aan de zijkant van de BMW dis‐
playsleutel gedurende de hele inparkeer‐
procedure ingedrukt houden.6.Wachten tot rijden-stand-by op het display
weergegeven wordt. Eventueel tekstmel‐
dingen in acht nemen.7."Engine Start": button aanraken. De motor
wordt gestart.8.Om de inparkeerprocedure te starten: op
het display het pijlsymbool voor vooruitrij‐
den aanraken of het autosymbool lang‐
zaam naar voren slepen.
Toets ingedrukt houden: de auto ver‐
plaatst zich zolang de toets wordt inge‐
drukt. De toets bij obstakels in het rijg‐
edeelte loslaten, om de auto te kunnen
stoppen.
Voor manoeuvreerbewegingen: pijlsym‐
bool voor achteruitrijden aanraken of auto‐
symbool langzaam naar achteren slepen.9.Als het inparkeren is voltooid de toets aan
de zijkant van de BMW displaysleutel losla‐
ten of de betreffende button op het display
aanraken. De auto stopt.
Auto vergrendelen.
De parkeerrem wordt ingeschakeld en de
gereedheid uitgeschakeld.
Parkeerprocedure afbreken,
onderbreken, voortzetten
Parkeerprocedure afbreken of onderbreken:
de toets loslaten. De auto stopt met een
noodstop.
Parkeerprocedure voortzetten:
de toets bin‐
nen 30 seconden opnieuw indrukken.
Achteruit uitparkeren Bij het achteruitrijden rijdt de auto rechtuit,
zonder te sturen, naar achteren.
1.Evt. display van BMW displaysleutel in‐
schakelen en displayvergrendeling ophef‐
fen, zie pagina 56.2.Auto ontgrendelen.3.Op de BMW displaysleutel omschakelen
naar het menu: "Afstandsbest. parker."4. De toets aan de zijkant van de BMW dis‐
playsleutel gedurende de hele uitparkeer‐
procedure ingedrukt houden.5.Wachten tot rijden-stand-by op het display
weergegeven wordt. Eventueel tekstmel‐
dingen in acht nemen.6."Engine Start": button aanraken. De motor
wordt gestart.7.Om de uitparkeerprocedure te starten: op
het display het pijlsymbool voor achteruit‐
rijden aanraken of het autosymbool lang‐
zaam naar achteren slepen.Seite 212BedieningRijhulpsystemen212
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 219 of 349

Overzicht
Camera
De camera bevindt zich bij de binnenspiegel.
Voorruit voor de binnenspiegel schoon en vrij
houden.
Algemeen
Het systeem is tot een snelheid van 140 km/h
acief.
Grenzen van het systeem
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt of niet beschikbaar zijn:
▷Bij dichte mist en hevige regen, opspat‐
tend water of sneeuwval.▷In scherpe bochten.▷Bij snelle stuuruitslagen.▷Bij dicht achter het voorliggende voertuig
rijden.▷Tot 10 seconden na het starten van de mo‐
tor via de start-/stopknop.▷Tijdens de kalibratieprocedure van de ca‐
mera direct na aflevering van de auto.▷Wanneer het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vervuild of afgedekt is.▷Bij aanhoudende verblindende werking
door tegenlicht, bijv. door laaghangende
zon.▷In het donker.Storing
Bij een storing van de camera wordt een
Check-Control-melding weergegeven. De
dichtstbijzijnde Service Partner van de fabri‐
kant of een andere gekwalificeerde Service
Partner of een specialist opzoeken.
Actieve stabilisatie tegen
overhellen
Principe Het systeem reduceert het overhellen van de
carrosserie, zoals dat optreedt bij snel rijden in
bochten of bij snelle uitwijkmanoeuvres.
Het overhellen van de auto wordt tegengegaan
door permanente aanpassing van de instelling
bij de voor- en achteras. De auto wordt daar‐
door voortdurend gestabiliseerd.
Wendbaarheid en rijcomfort worden in alle rij‐
omstandigheden verbeterd.
Algemeen
Het systeem biedt verschillende afstemmin‐
gen.
Deze zijn gekoppeld aan de verschillende rij‐
modi van de rijbelevingsschakelaar, zie pa‐
gina 115.
AfstemmingRijmodusAfstemmingCOMFORT/COMFORT PLUSComfortabelSPORTStugSeite 219RijcomfortBediening219
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 228 of 349

Via iDriveHet systeem man via iDrive worden in- of uit‐
geschakeld.1."Mijn auto"2."Auto instellingen"3."Klimaatcomfort"4."Ventilatie in stilstand" of "Verwarming/
ventilatie in stilstand"5."Meteen activeren"
Via BMW displaysleutel
Het systeem kan via de BMW displaysleutel
worden in- of uitgeschakeld.
Direct inschakelen
1.Display van de BMW displaysleutel inscha‐
kelen.2."Instelling klimaat"3. , Symbool aantippen.4."Onm. activeren"5."Start"
Direct uitschakelen
1.Display van de BMW displaysleutel inscha‐
kelen.2."Instelling klimaat"3. , Symbool aantippen.4."Stoppen"
Vertrektijd
Om al bij het begin van de rit voor een aange‐
name temperatuur in het interieur van de auto
te zorgen, kunnen verschillende vertrektijden
worden ingesteld.
▷Eenmalige vertrektijd: de tijd kan worden
ingesteld.
Het systeem wordt één keer op de gewen‐
ste tijd ingeschakeld.▷Vertrektijd op weekdag: tijd en dag van de
week kunnen worden ingesteld.Het systeem wordt steeds opnieuw op de
gewenste tijd en dag van de week inge‐
schakeld.
Het selecteren van de vertrektijd bestaat uit
twee stappen:
▷Vertrektijd instellen.▷Vertrektijd activeren.
Vertrektijd instellen
Via iDrive
1."Mijn auto"2."Klimaatcomfort"3."Ventilatie in stilstand" of "Verwarming/
ventilatie in stilstand"4.Gewenste vertrektijd selecteren.5.Vertrektijd instellen.6.Evt. dag van de week selecteren.
Via BMW displaysleutel
1.Display van de BMW displaysleutel inscha‐
kelen.2."Instelling klimaat"3. , Symbool aantippen.4.Gewenste vertrektijd selecteren.5.Vertrektijd instellen.6.Evt. dag van de week selecteren.7."OK"
Vertrektijd activeren
Als een vertrektijd het inschakelen van de inte‐
rieurvoorverwarming/-ventilatie moet beïnvloe‐
den, moet de betreffende vertrektijd eerst wor‐ den geactiveerd.
Via iDrive
1."Mijn auto"2."Klimaatcomfort"3."Verwarming/ventilatie in stilstand"4."Op vertrektijd"Seite 228BedieningKlimaatregeling228
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 260 of 349

Kogelkop draait naar binnen. LED in de
toets knippert groen.3.Wachten tot de kogelkop de eindpositie
bereikt heeft.
Automatische onderbreking uit- en indraaien
Het naar buiten of binnen draaien wordt auto‐
matisch onderbroken of niet uitgevoerd als de
stroomlimietwaarde overschreden wordt, bijv.
bij zeer lage temperaturen of mechanische
weerstanden.
LED in de toets brandt rood:
Toets ingedrukt houden tot de kogelkop
de eindpositie heeft bereikt.
LED in de toets brandt groen:
Motor starten met de Start-/stopknop.
Toets in de bagageruimte indrukken.
Kogelkop draait naar buiten. LED in de
toets knippert groen.
Aanhangwagencontactdoos
De aanhangwagencontactdoos bevindt zich
aan de trekhaak.
Afdekking naar beneden klappen.
Oog voor borgkabel
Er bevindt zich een oog aan de trekhaak voor
het vergrendelen van de aanhanger-borgkabel.
Voor meer veiligheid de aanhanger-borgkabel
tijdens het rijden met aanhanger in het oog be‐
vestigen.
Seite 260RijtipsTrekken van een aanhanger260
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 262 of 349

Hoge motortoerentallen
vermijden
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
Evt. de schakelpuntindicator, zie pagina 125,
van de auto in acht nemen.
Afremmen op de motor Ga bij het naderen van een rood verkeerslicht
van het gaspedaal en laat de auto uitrollen.
Bij hellingafwaarts rijden het gaspedaal losla‐
ten en de auto laten uitrollen.
De brandstoftoevoer wordt bij vaart minderen
onderbroken.
Motor bij langer stoppen
afzetten
Motor bij langere stops, bijv. bij verkeerslich‐
ten, overwegen of in de file, afzetten.
Automatische start-stop-functie De automatische start-stop-functie van uw
auto zet de motor tijdens een stop automa‐
tisch af.
Indien de motor uitgezet en aansluitend op‐
nieuw gestart wordt, dalen het brandstofver‐
bruik en de uitstoot in vergelijking met een
continu draaiende motor. Al bij een motorstop
van enkele seconden zijn besparingen moge‐
lijk.
Het brandstofverbruik hangt bovendien af van
andere factoren zoals rijstijl, toestand van de
weg, onderhoud en omgevingsomstandighe‐
den.Schakel niet-gebruikte
functies uit
Functies als bijv. stoel- of achterruitverwar‐
ming vragen veel energie en verkleinen de ac‐
tieradius, met name in het stadsverkeer en bij
stilstaand en langzaamrijdend verkeer.
Deze functies uitschakelen wanneer zij niet
worden gebruikt.
De rijmodus ECO PRO ondersteunt het ener‐
giezuinige gebruik van comfortfuncties. Deze
functies worden automatisch gedeeltelijk of
volledig gedeactiveerd.
Onderhoud laten uitvoeren
Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. BMW adviseert onderhoudswerk‐
zaamheden door een BMW Service Partner te
laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 303, in acht nemen.
ECO PRO Principe
ECO PRO ondersteunt een rijstijl die het ver‐
bruik verbetert. Hiervoor worden de motorre‐
geling en comfortfuncties, zoals het vermogen
van de airconditioning, aangepast.
Onder bepaalde omstandigheden wordt in
keuzehendelstand D de motor van de trans‐
missie ontkoppeld. De auto rolt in dat geval
met stationair lopende motor uit om het ver‐
bruik te optimaliseren. De keuzehendelstand D
blijft daarbij ingeschakeld.
Bovendien kunnen afhankelijk van de situatie
aanwijzingen worden weergegeven, die helpen
met een optimaal verbruik te rijden.
De verkregen afstandswinst kan op het instru‐
mentenpaneel als bonusactieradius worden
weergegeven.Seite 262RijtipsBrandstof besparen262
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 265 of 349

Weergaven op het Control DisplayEfficientDynamics-info weergeven De momentele werking van de ECO PRO sys‐
temen kan op het Control Display worden
weergegeven.1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3. "EfficientDynamics"
De volgende systemen worden weergegeven:
▷Automatische start-stop-functie.▷Energieterugwinning.▷Uitrollen.
Verbruiksgeschiedenis weergeven
Het gemiddelde verbruik, de bij het uitrollen af‐
gelegde afstand en de tijdsduur sinds de auto‐
matische start-stop-functie de motor heeft af‐
gezet kan worden weergegeven.
1."Mijn auto"2."Techniek beleven"3. "EfficientDynamics"
Verticale balken tonen het verbruik tijdens de
gekozen afstand.
Routelengte selecteren
1. Toets indrukken.2.Gewenste routelengte of schaalindeling
selecteren.
Verbruiksgeschiedenis resetten
1. Toets indrukken.2."Verbruiksgegevens terugzetten"
Anticipeerhulp
Principe Het systeem helpt om brandstof te besparenen bevordert een anticiperende rijstijl. Aan de
hand van de gegevens van het navigatiesys‐
teem kan het bepaalde naderende routege‐
deeltes vroegtijdig signaleren en de bestuur‐ der opmerkzaam op maken.
De gesignaleerde routegedeeltes zoals een
naderende bebouwde kom of afslag vereisen
snelheidsvermindering.
Algemeen
De aanwijzing wordt gegeven zelfs als het na‐
derende routegedeelte bij het rijden nog niet
kan worden waargenomen.
De aanwijzing wordt weergegeven totdat het
routegedeelte is bereikt.
Bij een aanwijzing kan de snelheid verbruiks‐
vriendelijk worden verminderd door het gas te‐
rug te nemen en de auto te laten uitrollen tot
het bereiken van het traject.
Afhankelijk van de situatie maakt het systeem
automatisch gebruik van de motorrem door het
onderbreken van de functie uitrollen, zie pa‐
gina 266.
Voorwaarden voor een correcte
werking
De functie is beschikbaar in de rijmodus ECO
PRO.
Het systeem is afhankelijk van de actualiteit en
kwaliteit van de navigatiegegevens.
De navigatiegegevens kunnen worden geac‐
tualiseerd.
Weergave
Weergave op het instrumentenpaneel De aanwijzing voor een naderend rou‐
tegedeelte wordt gegeven als aanbe‐
veling om de auto te laten uitrollen.
Een extra symbool geeft het herkende route‐
gedeelte aan:Seite 265Brandstof besparenRijtips265
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15
Page 274 of 349

BrandstofUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Brandstofkwaliteit Algemeen
Afhankelijk van de regio wordt bij diverse tank‐
stations brandstof verkocht die is aangepast
aan het winter- of zomerseizoen. Brandstof die
in de winter wordt aangeboden vereenvoudigt
bijv. de koude start.
Opmerking ATTENTIE
Ook brandstoffen die voldoen aan de
specificaties kunnen een lagere kwaliteit heb‐
ben. Dit kan motorproblemen tot gevolg heb‐
ben, zoals slecht starten, verslechterde rij-ei‐
genschappen of verminderde rijprestaties. Er
bestaat gevaar voor schade. Bij motorproble‐
men een ander tankstation kiezen of merk‐
brandstof met een hoger octaangetal tanken.◀
BenzineDe benzine moet voor een optimaal brandstof‐
verbruik zwavelvrij of in ieder geval zwavelarm
zijn.Brandstoffen die bij de brandstofpomp als me‐
taalhoudend zijn aangegeven, mogen niet wor‐
den gebruikt.
ATTENTIE
Al kleine hoeveelheden van de verkeerde
brandstof of verkeerde brandstofadditieven
kunnen het brandstofsysteem en de motor be‐
schadigen. Bovendien wordt de katalysator
blijvend beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Bij benzinemotoren het volgende niet
tanken of aan de brandstof toevoegen:▷Loodhoudende benzine.▷Metaalachtige toevoegingen, bijv. man‐
gaan of ijzer.
Na het tanken van de verkeerde brandstof niet
de start-stop-toets indrukken. Contact opne‐
men met een Service Partner van de fabrikant
of een andere gekwalificeerde Service Partner
of specialist.◀
Er kunnen brandstoffen met een maximaal
ethanolgehalte van 25 %, bijv. E10 of E25,
worden getankt.
ATTENTIE
Verkeerde brandstoffen kunnen het
brandstofsysteem en de motor beschadigen.
Er bestaat gevaar voor schade. Geen brand‐
stoffen met een hoger dan aanbevolen etha‐
nolgehalte tanken en geen methanolhoudende
brandstoffen tanken, bijv. M5 tot M100.◀
De motor heeft een pingelregeling. Vandaar
dat verschillende benzinekwaliteiten kunnen
worden getankt.
Benzinekwaliteit
Superbenzine met RON 95.
Minimumkwaliteit
Loodvrije benzine met RON 91.
Seite 274MobiliteitBrandstof274
Online Edition for Part no. 0140 2 966 463 - X/15