display CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 39 of 306

37
Vergrendelen met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier naar de achterzijde van
de auto om deze te vergrendelen.
Controleer of de portieren en het
kofferdeksel goed zijn gesloten.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand
lokaliseren, wat vooral praktisch is bij weinig
licht. Uw auto moet zijn vergrendeld. F
D
ruk op de afstandsbediening
op de knop met het gesloten
hangslot.
Hierna zullen gedurende enkele seconden
de plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Storing in de afstandsbediening
Bij een storing in de afstandsbediening kan
de auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd
worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Synchroniseren
F Zet het contact uit en ver wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op
het gesloten hangslot.
F
D
raai de sleutel terug in de stand 2
( contact A AN ).
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Batterij vervangen
Referentie: CR2032 / 3 V. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk als de storing niet is verholpen.
of Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is,
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje, een geluidssignaal
en een melding op het display. F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste
richting.
F
D
ruk het deksel vast.
2
Toegang tot de auto
Page 43 of 306

41
Portieren
Openen
Van buitenafVan binnenuit
Sluiten
F Ontgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep. F
T rek aan de portierbediening aan de
binnenzijde. Hierdoor ontgrendelt de
gehele auto. Als een portier niet goed is gesloten:
- gaat
bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
- gaat
tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10 km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
2
Toegang tot de auto
Page 45 of 306

43
Bagageruimte
Openen
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel met
de afstandsbediening
F Houd de middelste knop van de afstandsbediening langer dan 1
seconde ingedrukt.
Het kofferdeksel van binnenuit
openen Openen van het kofferdeksel
F Beweeg het kofferdeksel omhoog tot het
volledig is geopend.
Sluiten
F Trek het kofferdeksel omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de binnenzijde.
F
D
uw vervolgens op het kofferdeksel om het
te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten:
-
gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
F
D
ruk links op het dashboard op de knop
voor het openen van het kofferdeksel.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 306

52
Verwarming / ventilatie
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
1Regeling van de temperatuur.
2 Regeling van de luchtopbrengst.
3 Regeling van de luchtverdeling.
4 Toevoer van buitenlucht / Luchtrecirculatie
Handbediende airconditioning
(zonder display)
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
1Regeling van de temperatuur.
2 Regeling van de luchtopbrengst.
3 Regeling van de luchtverdeling.
4 Toevoer van buitenlucht / Luchtrecirculatie
5 Airconditioning.
Comforttemperatuur
F Draai de rolknop naar blauw
(koel) of rood (warm) om de
temperatuur naar wens in te
stellen.
Luchtopbrengstregeling
F Draai de rolknop om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.Uitschakelen
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling
in de stand 0 staat, wordt het thermische
comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Ergonomie en comfort
Page 56 of 306

54
Automatische airconditioning (met display)
Dit systeem werkt alleen bij draaiende motor.
1Toevoer van buitenlucht / Luchtrecirculatie
2 Regeling van de temperatuur.
3 Airconditioning.
4 Maximumstand airconditioning.
5 Regeling van de luchtverdeling.
6 Regeling van de luchtopbrengst.
Toevoer van buitenlucht /
Luchtrecirculatie
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Schakel deze functie zodra de omstandigheden
het toelaten weer uit om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit vermindert en de ruiten beslaan.
F
D
ruk op de toets om de toevoer
van buitenlucht af te sluiten en
de lucht in het interieur te laten
circuleren. Dit wordt bevestigd
door de indicator die op het
display verschijnt. F
D
ruk nogmaals op de toets
om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Dit wordt
bevestigd door het verdwijnen
van de indicator op het display.
Comforttemperatuur
F Druk op deze toetsen (rood voor warm en blauw voor koud) om
de temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Er verschijnen of verdwijnen geleidelijk
temperatuurbalkjes op het display.
Ergonomie en comfort
Page 57 of 306

55
Airconditioning
Inschakelen
F Druk op deze toets. De desbetreffende indicator
verschijnt op het display.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. De indicator verdwijnt.
Als de airconditioning wordt uitgeschakeld,
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld (vocht, beslagen ruiten).
Maximumstand airconditioning
Met deze toets wordt de lucht in het interieur
snel gekoeld.
Inschakelen
F Druk op deze toets. De desbetreffende indicator
verschijnt op het display.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. De indicator verdwijnt.
Luchtverdeling
F Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen
naar hetzij:
-
d
e voorruit en de zijruiten
(ontwasemen of ontdooien),
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
ventilatieroosters,
-
d
e voorruit, de zijruiten,
de ventilatieroosters en de
voetenruimten,
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
-
d
e voetenruimten,
-
d
e ventilatieroosters en de
voetenruimten,
-
d
e ventilatieroosters.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 306

56
Luchtopbrengstregeling
F Druk op deze toets om de luchtopbrengst te verhogen .
Er verschijnen geleidelijk balkjes van de
luchtopbrengst. F
D
ruk op deze toets om de
luchtopbrengst te verlagen .
De balkjes van de luchtopbrengst verdwijnen
geleidelijk.
Uitschakelen van het systeem
Rijd niet te lang met een uitgeschakeld
airconditioningssysteem (kans op beslaan
van de ruiten en vermindering van de
luchtkwaliteit).
F Druk op deze toets (van de luchtopbrengstregeling) tot alle
balkjes op het display zijn verdwenen.
Hiermee worden alle functies van de
airconditioning uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind nog wel een
kleine luchtstroom gehandhaafd.
Als u nogmaals op deze toets (van
de luchtopbrengstregeling) drukt,
wordt de functie weer ingeschakeld.
Ergonomie en comfort
Page 59 of 306

57
Ontwasemen – Ontdooien voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen
of te ontdooien.
Met verwarmings-/
ventilatiesysteem
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht" (knop naar
rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit".
Met handbediende
airconditioning (zonder
display)
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling
in de met de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
Z
et de knop van de luchttoevoer in de
stand "Toevoer van buitenlucht" (knop naar
rechts geschoven).
F
Z
et de knop van de luchtverdeling in de
stand "Voorruit".
F
S
chakel de airconditioning in door de
desbetreffende toets in te drukken; het
lampje van de desbetreffende draaiknop
gaat branden.
Uitvoeringen met
automatische
airconditioning (met display)
F Druk op deze toets.
Het lampje van de toets gaat
branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets
om de functie uit te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit.
3
Ergonomie en comfort
Page 64 of 306

62
USB-aansluiting
Op de middenconsole bevindt zich een USB-
aansluiting.
Hierop kunt u draagbare apparatuur, zoals een
digitale audiospeler (bijvoorbeeld een iPod
®) of
een USB-stick, aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u de audiobestanden
op uw draagbare apparatuur beluisteren via de
luidsprekers van het audiosysteem.
U kunt deze bestanden beheren via het
bedieningspaneel van het audiosysteem van de
auto en ze weergeven op het display.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting kan
de draagbare apparatuur automatisch worden
opgeladen.
Tijdens het opladen wordt een melding
weergegeven als het stroomverbruik van het
externe apparaat groter is dan de door de auto
geleverde stroomsterkte.
Aansteker / 12V-aansluiting
F Druk, wanneer u de aansteker wilt gebruiken, deze in en wacht enkele
seconden tot de aansteker uit zichzelf naar
buiten springt.
F
V
er wijder de aansteker en sluit een
geschikte adapter aan als u een
12V-accessoire (maximaal vermogen:
120
W) wilt aansluiten.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik direct de aansteker terug. Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door
CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Ergonomie en comfort
Page 76 of 306

74
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.Waarschuwing te lage bandenspanning
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage,
vooral onder zware omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, een lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto .
Controle van de bandenspanning
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de
auto staat langer dan een uur stil of er is minder
dan 10 km gereden met een beperkte snelheid).
Onder andere omstandigheden moet de
bandenspanning ten opzichte van de op de sticker
vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Deze waarschuwing bestaat uit het
permanent branden van het lampje,
een geluidssignaal en een melding
op het display.
F
V
erminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien. Een visuele controle
is dus niet voldoende.
F
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld. Rijd
voorzichtig verder als het niet mogelijk is
om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem is gereset.
Veiligheid