display CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 80 of 306

78
Antispinregeling (ASR) / Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Heractiveer het systeem wanneer de
gripomstandigheden dit toelaten.F
D
ruk op deze toets links
onder op het dashboard
(bestuurderszijde) tot het
desbetreffende symbool
verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje van de toets gaat branden.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor.
In dat geval gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
Veiligheid
Page 104 of 306

102
Starten – afzetten van de motor
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak. of Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-
netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3 (Star ten) .
Contact aanzetten
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de sleutel
of de afstandsbediening: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voor werpen bij
het activeren van de airbag vóór ernstige
verwondingen veroorzaken.
Rijden
Page 107 of 306

105
Parkeerrem
VergrendelenOntgrendelen
F Trek de parkeerremhefboom licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op een
helling de wielen vast tegen het trottoir,
trek de parkeerrem aan, schakel een
versnelling in en zet het contact uit.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje
en het verklikkerlampje STOP branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal in.
F
B
eweeg de versnellingshendel helemaal
naar rechts en vervolgens naar achteren.
F
T
rek de hendel van de parkeerrem aan om
uw auto stil te zetten.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
6
Rijden
Page 108 of 306

106
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
Bij de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
bedieningsmogelijkheden:
- een automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
een handmatige stand om zelf sequentieel
te schakelen met behulp van de
selectiehendel.
Selectiehendel Weergave op het displayStanden van de selectiehendel
N.
Neutraalstand.
R. Achteruit.
1 2 3 4 5. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO. Verschijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt
weer als de handbediende stand
wordt geselecteerd.
F
T
rap het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
R.
Achteruit.
F
T
rap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar voren om
deze stand te selecteren. N.
Neutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en
selecteer deze stand om de motor
te kunnen starten.
A. Automatisch schakelprogramma.
F
D
uw de selectiehendel naar
achteren om deze stand te
selecteren.
M + / -. Handmatig, sequentieel schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar
achteren en vervolgens naar links
om deze stand te selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort
naar voren om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel
kort naar achteren om terug te
schakelen.
Rijden
Page 111 of 306

109
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
of
-
e
en versnelling ingeschakeld laten. In dat
geval kan de auto niet worden verplaatst.
U dient bij het parkeren echter altijd de
parkeerrem aan te trekken .
Als de auto enige tijd moet stilstaan met
draaiende motor, selecteer dan altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N staat
en de parkeerrem is aangetrokken.
Synchroniseren
Na het loskoppelen en weer aansluiten van de
accu moet de versnellingsbak worden gereset.
F
Z
et het contact aan.De aanduidingen AUTO
en – verschijnen op het
instrumentenpaneel.
F
S
electeer de stand N .
F
T
rap het rempedaal volledig in.
F
W
acht ongeveer 30 seconden tot op het
instrumentenpaneel de aanduiding N of de
ingeschakelde versnelling verschijnt.
F
B
eweeg de selectiehendel naar de stand A
en vervolgens naar de stand N .
F
S
tart, ter wijl u het rempedaal nog steeds
ingetrapt houdt, de motor.
De versnellingsbak werkt dan weer normaal. In uitzonderlijke gevallen kan het
noodzakelijk zijn om de automatische
transmissie te resetten: in dat geval kan
de auto niet worden gestart en schakelt de
transmissie niet.
Storing
of
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO
gaat
knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat ze controleren door het
CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De aanduidingen AUTO
en – verschijnen op het
instrumentenpaneel.
Volg de hierboven beschreven procedure.
6
Rijden
Page 113 of 306

111
Starten van de auto
F Trek de parkeerrem aan.
F S electeer de stand P of N .
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden is voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden. Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental en zet de
selectiehendel in de stand D alvorens het
gaspedaal weer in te trappen.
Laat bij temperaturen onder -23 °C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor en
transmissie.
Weergave op het display
Wanneer u met de selectiehendel een stand
inschakelt, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
P. Parkeren.
R. Achteruit.
N. Neutraalstand.
D. Rijden.
S. Programma Sport .
T . Programma Sneeuw
.
1 2 3 4 5 6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen.
Voet op rempedaal
F Als dit verklikkerlampje
gaat branden op het
instrumentenpaneel, trap dan
het rempedaal in (bijv.: starten
van de motor).
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R, D
of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
6
Rijden
Page 116 of 306

114
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto stil te zetten.Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, verschijnt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een waarschuwingsmelding
op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Storing
of Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding op
het display, duidt dit op een storing
in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P , of R vanuit de stand N . Dit is niet
gevaarlijk voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen stroom
levert, de selectiehendel geforceerd in
de stand P of een andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de parkeerrem aantrekken.
Rijden
Page 121 of 306

119
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de
bestuurder ingestelde snelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het geleidelijk dieper intrappen van het
gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal met kracht in te trappen
kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.Stuurkolomschakelaars
De bediening van de snelheidsregelaar is
ondergebracht in de hendel A .
1 Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2 Toets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid
3 Toets voor het verhogen van de
ingestelde snelheid
4 Toets voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
Weergave op het display
De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt
weergegeven op het display van het instrumentenpaneel.
5Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
6 Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
7 Ingestelde snelheid.
6
Rijden
Page 122 of 306

120
Instellingen
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.Pauze
F Draai de rolknop 1 in de stand LIMIT: de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
F
S
tel de snelheid in door op de toets 2 of 3
te drukken (bijv. 90
km/h). F
U
itschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk op de toets 4 : het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (PAUSE).
F
W
eer inschakelen van de
snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens
wijzigen met de toetsen 2 en 3
:
-
+
/- 1 km = kort indrukken.
-
+
/- 5 km = lang indrukken.
-
+
/- in stappen van 5 km = ingedrukt
houden.
F
In
schakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk op de toets 4 .
Rijden
Page 123 of 306

121
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt,
wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal
echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het
zware punt , wordt de snelheid wel verhoogd.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de op het display
weergegeven ingestelde snelheid
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal.
Het knipperen van de ingestelde snelheid
in combinatie met het geluidssignaal stopt
automatisch als het gaspedaal wordt
losgelaten.
Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer Storing
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat ze controleren door het
CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
l
eg nooit meerdere matten op elkaar.
F
D
raai de knop 1 in de stand 0: de selectie
van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt. Op het display wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
6
Rijden