CITROEN C-ELYSÉE 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2018Pages: 260, PDF Size: 8.46 MB
Page 61 of 260

59
* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoorwaarden,
die u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering",
"Assistance-pechhulpoproep met lokalisering" en
van de officiële landstaal die door de eigenaar van
de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem werkzaam
is en de lijst van beschikbare telematicadiensten
kunt u bij uw verkooppunt opvragen of op de
internetsite voor uw land bekijken.
"Urgence-noodoproep met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal**en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd door
de elektronische eenheid airbags, wordt
ongeacht of er airbags worden geactiveerd
automatisch een noodoproep verstuurd.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Citroën Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de internetsite voor uw land.Werking van het systeem
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer
werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur. Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering
Druk langer dan 2 seconden op
d eze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**. Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de aanvraag
geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking
van "Urgence-noodoproep met lokalisering"
en "Assistance-pechhulpoproep met
lokalisering" en van de officiële landstaal die
door de eigenaar van de auto is gekozen.
D
e lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op www.citroen.nl bekijken.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken
en ver volgens op "Oproep naar Assistance met
lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen nogmaals
gelijktijdig op de toetsen "Urgence-noodoproep
met lokalisering" en "Assistance-pechhulpoproep
met lokalisering" en vervolgens op "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" om te bevestigen.
5
Veiligheid
Page 62 of 260

60
Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
communicatiesysteem in de auto te
wijzigen.Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
de
noodremassistentie (BAS),
-
d
e antislipregeling (ASR),
-
d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Antislipregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen. Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Veiligheid
Page 63 of 260

61
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
Het branden van dit verklikkerlampje
en de STOP- en ABS-
verklikkerlampjes in combinatie met
een melding en een geluidssignaal
geeft aan dat er een storing
aanwezig is bij de elektronische
remdrukregelaar (EBD).
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt,
is dat merkbaar aan het trillen van het
rempedaal; dit is de normale werking.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Antispinregeling
(ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn deze systemen uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Schakel deze systemen weer in zodra er weer
voldoende grip is.
De normale remwerking van uw auto blijft
behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw
snelheid.
Neem snel contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Neem contact op met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats. Dit wordt aangegeven door
knipperen van dit verklikkerlampje in
het instrumentenpaneel.F
D
ruk op deze toets tot
het desbetreffende
symbool verschijnt op het
instrumentenpaneel.
Het verklikkerlampje van de toets gaat aan.
De systemen ASR en DSC grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het remsysteem
als de auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of als een snelheid van 50 km/h
wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
F
D
ruk nogmaals op deze toets
om het systeem handmatig weer
in te schakelen.
Het lampje van de toets gaat uit.
5
Veiligheid
Page 64 of 260

62
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
melding en een geluidssignaal, duidt
dit op een storing in de systemen.ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede van
de montageprocedures die door het
CITROËN-netwerk worden toegepast.
Voor een maximale effectiviteit van deze
systemen onder winterse omstandigheden
adviseren wij u winterbanden te
gebruiken.
Zorg er dan voor dat alle vier de
wielen zijn voorzien van hetzelfde
type winterband dat voor uw auto is
gehomologeerd.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming
van de bestuurder en passagier bij frontale en
zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor
dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
Voor een nog betere bescherming beperken de
spankrachtbegrenzers de kracht waarmee de
gordels tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Veiligheid
Page 65 of 260

63
Omdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel losgemaakt/
niet vastgemaakt
* Volgens land van bestemming.
F
T
rek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken. Dit verklikkerlampje gaat ook branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel
losmaakt tijdens het rijden. *
Als het contact wordt aangezet, gaat
dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden om aan
te geven dat de bestuurder zijn gordel
niet heeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het
v erklikkerlampje gedurende twee minuten in combinatie
met een steeds sterker wordend geluidssignaal. Na deze
twee minuten blijft het verklikkerlampje branden zolang de
bestuurder zijn gordel niet heeft vastgemaakt.
Veiligheidsgordels achter
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F H oud de gordel tijdens het oprollen vast.
De zitplaatsen links en rechts achter zijn
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste
zitplaats achter voorzien van een twee- of
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder
oprolautomaat.
5
Veiligheid
Page 66 of 260

64
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet
om; de gordels werken dan niet optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw. De
veiligheidsgordel wordt automatisch opgerold
als hij niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of
het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten,
zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd. Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner dan
1,50
m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het
rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, conform de voorschriften en met
het juiste gereedschap.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het CITROËN-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold. In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen,
afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding , vóór
en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het
afgaan van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een knal, als
gevolg van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het waarschuwingslampje
van de airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 67 of 260

65
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de
bescherming van de inzittenden van de
auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten.
-
b
ij een minder ernstige aanrijding, een
aanrijding van achteren of in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
gaan de airbags mogelijk niet af. In deze
situaties beschermen de veiligheidsgordels
de inzittenden.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen.
Detectiezones voor een
aanrijding
A Impactzone vóór.
B Impactzone opzij.
Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van
de activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of
meer airbags wordt geproduceerd, kan
het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag
aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld,
bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A) , in de
lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
5
Veiligheid
Page 68 of 260

66
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
moet u het systeem laten
controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Zijairbags
Activering
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, raadpleeg dan altijd
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden er geen
zijairbags geactiveerd.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de voorpassagier
en het dashboard om te verhinderen dat deze naar
voren wordt geslingerd.
De zijairbags beschermen de bestuurder en
voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel aan het
bovenlichaam te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde. De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone B opzij, loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbags zorgen er voor dat het
bovenlichaam van de bestuurder en
voorpassagier wordt beschermd.
Veiligheid
Page 69 of 260

67
Advies
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten enz.) en bevestig niets in de buurt
van de airbags of in het gebied waar de
airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het
afgaan van de airbag ver wonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp
van uw auto, vooral niet in de directe
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt ver volgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daar voor bestemde
openingen naar buiten stromen.Frontairbags
Houd het stuur wiel niet aan de spaken vast en
laat uw handen niet op het stuur wielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op het
stuur wiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
Schade aan het portier of het uitvoeren van
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties)
die niet aan de voorschriften voldoen, kan
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer
goed werken – In dat geval werken de zij-
airbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren
uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daar voor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het CITROËN-netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het
afgaan van de zij-airbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren van
de auto.
5
Veiligheid
Page 70 of 260

68
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
* De regelgeving met betrekking tot het ver voer van kinderen op de passagiersstoel
vóór is per land verschillend. Raadpleeg de
in uw land geldende regelgeving.
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun
veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
c
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd*.
-
d
e veiligste plaats voor het ver voeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto,
-
k
inderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
CITROËN adviseert u kinderen op de buitenste
zitplaatsen achter van uw auto te ver voeren:
-
T
ot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ".
-
V
anaf 3 jaar "met het gezicht in de
rijrichting ".
Kinderzitje achterin
"Met de rug in de rijrichting"
Schuif als u een kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" achterin plaatst de
voorstoel naar voren en zet de rugleuning
van de voorstoel rechtop, zodat het
kinderzitje de voorstoel niet raakt.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Controleer of de veiligheidsgordel goed is
aangetrokken. Controleer bij kinderzitjes
met een steun of deze steun stabiel op de
vloer staat.
Schuif als u een kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" op een zitplaats achter
plaatst
de voorstoel naar voren en zet de rugleuning
van de voorstoel rechtop, zodat de benen van
het kind de voorstoel niet raken.
Veiligheid