CITROEN C-ELYSÉE 2018 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2018, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2018Pages: 260, PDF Size: 8.46 MB
Page 81 of 260

79
Mechanisch kinderslot
Beide achterportieren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
Vergrendelen
Ontgrendelen
F Draai de rode knop een kwart omwenteling met de contactsleutel:
-
N
aar links bij het linker achterportier.
-
N
aar rechts bij het rechter achterportier.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
F
D
raai de rode knop een kwart omwenteling
met de contactsleutel:
-
N
aar rechts bij het linker achterportier.
-
N
aar links bij het rechter achterportier.
5
Veiligheid
Page 82 of 260

80
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto met
draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak
in de neutraalstand of in de stand N of P
,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers; -
s
chakel het Stop & Start-systeem uit;
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/u;
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 83 of 260

81
Starten – afzetten van de
motor
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een geheime code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem even nadat het
contact is afgezet en voorkomt zo het starten
door onbevoegden.Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk.
Contactslot
Contact aanzetten
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-modus
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft. Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Starten van de motor
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F
Z
et bij een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap ver volgens het
koppelingspedaal volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie de stand P en
trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F
S
teek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel
te draaien.
In bepaalde gevallen moet u flink aan
het stuur wiel draaien om de wielen vrij te
krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar
het trottoir zijn gestuurd).
Het contactslot heeft 3
standen:
-
stand 1
(Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2
(Contact) : stuurslot ontgrendeld,
contact ingeschakeld, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3
(Star ten) .
6
Rijden
Page 84 of 260

82
F Auto's met een benzinemotor: activeer de startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor is aangeslagen.
F
A
uto's met een dieselmotor: draai de sleutel
in de stand 2
(aanzetten van het contact)
om de motor te laten voorgloeien.
Activeer, zodra dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel is
gedoofd, de startmotor door de
sleutel in de stand 3
te houden
tot de motor is aangeslagen; geef
daarbij geen gas. Laat de sleutel los
zodra de motor is aangeslagen.
Onder winterse omstandigheden blijft
het waarschuwingslampje langer
branden. Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact uit. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet aanslaat, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd kunnen
raken. Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Kans op (dodelijke) vergiftiging.
Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23 °C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor
de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto,
motor en transmissie.
Afzetten van de motor
F Breng de auto tot stilstand. F
D
raai bij stationair toerental de sleutel naar
stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem
correct is aangetrokken, met
name als de auto op een helling
staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als
de motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over
de auto kunnen verliezen.
Rijden
Page 85 of 260

83
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de
stand 1
(Stop) staat, wordt bij het openen van het
bestuurdersportier een waarschuwingsmelding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact)
van het contactslot blijft staan, zal het contact na
een uur automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om
het contact weer aan te zetten.
Eco-modus (energiespaarstand)
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-modus .
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Parkeerrem
Aantrekken
Vrijzetten
F Trek de parkeerremhendel iets omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de
hendel geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, geeft
dit aan dat de parkeerrem nog (iets)
is aangetrokken.
F
T
rek de parkeerremhendel aan om uw auto
stil te zetten.
6
Rijden
Page 86 of 260

84
Handgeschakelde
versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trap het koppelingspedaal volledig in.Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Automatische transmissie
( E AT 6)
Bij deze automatische transmissie met zes
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, of voor handmatig
schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd, aangevuld
met het programma Sport voor een meer
dynamische rijstijl of het programma
Sneeuw voor gemakkelijker rijden op een
ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen : in deze stand kan
de bestuurder zelf sequentieel schakelen.
Bediening van de
transmissie Standen van de
selectiehendel
P.
Park (Parkeerstand).
-
S tilstaande auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto,
stationair draaiende motor.
N. Neutraalstand.
-
S
tilstaande auto, met
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische werking.
M + / -. Zelf sequentieel schakelen tussen de
zes versnellingen.
F
D
uw de selectiehendel even naar voren om
op te schakelen.
of
F
T
rek de selectiehendel even naar achteren
om terug te schakelen.
1
Selectiehendel.
2 To e t s " S" (Spor t) .
3 To e t s " T" (Sneeuw) .
F
B
eweeg de versnellingshendel helemaal
naar rechts en ver volgens naar achteren.
Rijden
Page 87 of 260

85
Weergave op het displayVoet op rempedaal
F Als dit verklikkerlampje gaat branden op het
instrumentenpaneel, trap dan
het rempedaal in (bijv.: starten
van de motor).
Starten van de auto
Automatische werking
F Selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel
van de weg en de belading van de auto.
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
S
electeer de stand P of N
.
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden is voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R
, D of M.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
Laat bij temperaturen onder -23 °C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor en
transmissie.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R , D
of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Wanneer u met de selectiehendel een stand
inschakelt, verschijnt het desbetreffende
pictogram op het instrumentenpaneel.
P.
Parkeren.
R. Achteruit.
N. Neutraalstand.
D. Rijden.
S. Programma Sport .
T . Programma Sneeuw
.
1
2
3
4
5
6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen.
6
Rijden
Page 88 of 260

86
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P
of R als de auto niet volledig stilstaat.
Achteruit
Als bij aangezet contact de achteruitversnelling
R wordt ingeschakeld, wordt automatisch de
parkeerhulp achter geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de parkeerhulp achter.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden, ...).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D, M of R is geselecteerd, zet de
auto zich langzaam in beweging zodra u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
F
D
ruk op de toets S als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding S .Programma Sneeuw T
F Druk op de toets "T" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat
u gemakkelijker kunt (weg)rijden op een
ondergrond met weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Om terug te keren naar de auto-adaptieve
stand kunt u het geselecteerde programma
op elk gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.
Handmatige instellingen
F Selecteer de stand M om sequentieel te
schakelen in de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool
+ om één versnelling op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool
- om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
Rijden
Page 89 of 260

87
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een waarschuwingsmelding op
het display, duidt dit op een storing
in de transmissie.
In dit geval werkt de versnellingsbak met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
waarnemen bij het selecteren van R vanuit
de stand P of R vanuit de stand N . Dit is niet
schadelijk voor de versnellingsbak.
De transmissie kan beschadigd raken:
-
a ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, wanneer de accu geen stroom
levert, de selectiehendel geforceerd in
de stand P of een andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met
draaiende motor (files, enz.), kunt
u, om brandstof te besparen, de
selectiehendel in de stand N zetten en
de parkeerrem aantrekken.
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(automatisch schakelen) naar de stand M
(handmatig schakelen) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
wordt automatisch de eerste versnelling
ingeschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw werken
niet in de handbediende stand. Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto tegen wegrollen te beschermen.
Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, verschijnt bij het openen van
het bestuurdersportier of ongeveer
45
seconden na het afzetten van het
contact een waarschuwingsmelding op het
display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ; de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een ondergelopen
weg rijdt of een beek doorkruist. Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 90 of 260

88
Schakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik te
verminderen.
Bij uitvoeringen met automatische transmissie
werkt dit systeem alleen in de handbediende stand.
WerkingAfhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen over te
slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Voorbeeld:
-
U r
ijdt in de derde versnelling.
-
U t
rapt het gaspedaal in. -
H
et systeem kan u adviseren een hogere
versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
Bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak
kan naast de pijl ook de geadviseerde
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen,
-
t
erug te schakelen.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand)
als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten. Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
12V-accu .
Rijden