CITROEN C-ZERO 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ZERO, Model: CITROEN C-ZERO 2017Pages: 174, PDF Size: 4.54 MB
Page 91 of 174

89
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, zet de
selectiehendel in de stand P en zet het
contact uit.
Vrijzetten
F Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Als dit controlelampje tijdens
het rijden brandt, geeft dit aan
dat de parkeerrem nog (iets) is
aangetrokken.
6
Rijden
Page 92 of 174

90
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
P. Parking (Parkeerstand).
De auto kan in deze stand worden gestart.
Trap het rempedaal in als u de selectiehendel
in een andere stand dan de stand P wilt zetten.
R. Reverse (Achteruitversnelling).
N. Neutral (Neutraalstand).
D. Drive (Vooruitversnelling).
Selectiehendel
Standen van de selectiehendel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt
het desbetreffende pictogram op het
instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Als de motor gebruiksklaar is, wordt P
weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
T
rap het rempedaal in om een andere
stand dan de stand P te selecteren.
F
Sel
ecteer de vooruitversnelling ( D) of de
achteruitversnelling ( R).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
L
aat het rempedaal los. De auto zet zich nu
langzaam in beweging, wat gemakkelijk is
bij bijvoorbeeld parkeermanoeuvres.
F
T
rap het gaspedaal in om sneller vooruit of
achteruit te rijden.
F
O
p het display van het instrumentenpaneel
wordt "D" of "R" weergegeven.
Starten van de auto
Rijden
Page 93 of 174

91
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als uw auto gesleept moet worden,
moet de selectiehendel in de stand N
staan.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het slepen
van de auto.
Stilzetten van de auto
Selecteer de stand P om de motor af te zetten.
U moet altijd de parkeerrem aantrekken om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
De sleutel kan alleen uit het contactslot worden
gehaald als de selectiehendel in de stand P
staat.
6
Rijden
Page 94 of 174

92
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Dit systeem controleert automatisch en
permanent de spanning van de vier banden
zodra het contact is aangezet.
In het ventiel van elke band is een druksensor
gemonteerd.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
zodra het een daling van de spanning van
een of meer banden ten opzichte van de in
het systeem opgeslagen referentiespanning
detecteert. Deze referentiespanning moet
worden gereset als de spanning van een band
is aangepast of een wiel is verwisseld.
Het systeem functioneert als de
identificatiecodes van de sensoren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats in het systeem zijn opgeslagen.
U kunt twee sets banden in het geheugen
van het systeem laten opslaan (bijvoorbeeld:
wielen met zomerbanden en wielen met
winterbanden).Het bandenspanningscontrolesysteem
is een hulpsysteem; de bestuurder moet
altijd waakzaam blijven. Ondanks de aanwezigheid van dit
systeem dient u maandelijks en voor
elke lange reis de bandenspanning
handmatig te controleren.
Een te lage bandenspanning heeft
een negatief effect op de wegligging,
verlengt de remweg en versnelt de
bandenslijtage, met name onder zware
omstandigheden (zware belading, hoge
snelheid, lange rit).
Een te lage bandenspanning leidt ook
tot een hoger brandstofverbruik. De door de fabrikant voor uw auto
aanbevolen bandenspanning staat
vermeld op de bandenspanningssticker.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie
van de auto.
De bandenspanning moet bij "koude"
banden worden gecontroleerd (auto
die langer dan 1 uur heeft stilgestaan
of na een traject van maximaal 10 km
met gematigde snelheid). Is dit niet het
geval, verhoog dan de op de sticker
vermelde waarden met 0,3 bar.
Rijden
Page 95 of 174

93
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning
brandt dit verklikkerlampje
permanent.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat.
Controleer voordat u het systeem
reset of de spanning van de vier
banden is aangepast aan de
gebruiksomstandigheden van de auto
en overeenkomt met de voorgeschreven
waarden die zijn vermeld op de
bandenspanningssticker.
Het bandenspanningscontrolesysteem
waarschuwt niet als de spanning op het
moment van resetten onjuist is.
Een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band. Beperk u daarom niet alleen tot
een visuele controle.
De waarschuwing wordt weergegeven
totdat de referentiespanning, na het
op spanning brengen, repareren of
vervangen van de band(en), is gereset.
Als een band of meerdere banden is/
zijn gerepareerd of vervangen, moeten
de identificatiecodes van de sensoren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden
opgeslagen.
F
C ontroleer de spanning van de vier banden
(bij koude banden) met de compressor van
de bandenreparatieset.
R
ijd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band de
bandenreparatieset.
Resetten van de
referentiespanning
Elke keer dat de spanning van een of meer
banden is aangepast of een of meer wielen zijn
gewisseld, moet het systeem worden gereset.
6
Rijden
Page 96 of 174

94
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
De waarschuwing voor een te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar
als het systeem wordt gereset op het
moment dat de vier banden de juiste
spanning hebben.Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
U kunt het systeem resetten via het display van
het instrumentenpaneel, bij aangezet contact
en stilstaande auto.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop A minimaal
3 seconden ingedrukt om het
bandenspanningscontrolesysteem te
resetten.
Het knipperen van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het systeem
wordt gereset.
Als u vervolgens ongeveer 100 meter hebt
gereden, dooft het verklikkerlampje.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning"
knippert en vervolgens permanent brandt, duidt
dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als:
-
e
en of meer wielen niet zijn voorzien van
een sensor,
-
d
raadloze apparatuur die gebruikmaakt
van dezelfde golflengte zich in de buurt van
de auto bevindt,
-
s
neeuw of ijs zich heeft opgehoopt in de
wielkasten of op de velgen,
-
d
e spanning van de batterij van het
bandenspanningscontrolesysteem
onvoldoende is,
-
d
e identificatiecodes van de druksensoren
van de velgen niet zijn opgeslagen door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer de tweede in het systeem
opgeslagen set banden is gemonteerd,
wordt de waarschuwing voor een
storing weergegeven zolang de tweede
set niet in het configuratiemenu is
geselecteerd.
Rijden
Page 97 of 174

95
C-Zero_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Selecteren van de set
banden
Via het display van het instrumentenpaneel
kunt u, bij aangezet contact en stilstaande auto,
de desbetreffende set banden selecteren.
Controleer na de montage van de
nieuwe set banden of de banden de
juiste spanning hebben (vermeld op
de bandenspanningssticker). Breng
de banden indien nodig op de juiste
spanning.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
identificatie van de auto. De spanning van de banden van de nieuwe
set wordt door het systeem automatisch
als referentiespanning opgeslagen (het
verklikkerlampje te lage bandenspanning
knippert tijdens deze bewerking).
Als u een tweede set banden in het systeem
hebt laten opslaan door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats, moet u
elke keer dat een set banden (winterbanden
bijvoorbeeld) is gewisseld, de set die zojuist
is gemonteerd in het configuratiemenu
selecteren.
F
D
ruk op de knop A om de functie te
selecteren.
F
H
oud vervolgens de knop A langer dan
10 seconden ingedrukt om in plaats van
de set banden nummer 1 de set banden
nummer 2 te selecteren, of omgekeerd.
6
Rijden
Page 98 of 174

96
TOTAL & CITROËN
TOTAL en CITROËN bundelen voortdurend
hun talenten om zo efficiënt mogelijk met
energie om te gaan en daarbij zo veel mogelijk
het milieu te ontzien.
De samenwerking tussen beide groepen, een
van internationale omvang, beperkt zich niet
tot de verkoop en het onderhoud van auto’s
bestemd voor het grote publiek: in onze posities
van leading producenten staan wij, nu en in de
toekomst, ook voor uitdagingen op milieugebied.
Iedereen de garantie bieden op
milieuverantwoorde wijze auto te rijden is niet
slechts een wens van ons: het is onze passie!
Innovatie is onder weg, onze toekomst
hangt er van af, samen spelen wij hierop in.
verkiest
PARTNERS MET HET OOG OP
DE TOEKOMST VAN DE AUTO
Praktische informatie
Page 99 of 174

97
Laden van de tractiebatterij
Normaal laden
Tijdens het laden: als u
een pacemaker of andere
elektrische medische F
Z et de selectiehendel in stand P en trek de
parkeerrem stevig aan.
F
S
chakel alle verbruikers uit en zet het
contact van uw auto in de stand "LOCK" .
In de meeste Europese landen
is CITROËN een samenwerking
aangegaan met professionele bedrijven
die uw elektrische installatie kunnen
controleren. Neem voor meer informatie
contact op met het CITROËN-netwerk. Als het laadsnoer of het controlepaneel
beschadigd is, gebruik deze dan niet.
Neem in dat geval of bij twijfel contact
op met het CITROËN-netwerk om de
desbetreffende onderdelen eventueel te
laten vervangen.Gebruik uitsluitend een origineel
laadsnoer van CITROËN.
Alvorens u de laadstekker aansluit,
dient u te controleren of het stopcontact
dat u wilt gebruiken conform is* en
geschikt is voor de stroomsterkte van
uw controlepaneel.
Neem bij twijfel contact op met een
elektricien.
Er bestaan stopcontacten die speciaal
zijn ontwikkeld voor het opladen van
elektrische voertuigen.
Raadpleeg voor stopcontacten die
speciaal zijn ontwikkeld voor het
opladen van elektrische voertuigen de
desbetreffende installatievoorschriften.
Het is in alle gevallen verplicht uw
installatie vooraf en vervolgens
periodiek door een specialist te laten
controleren.
*
(Bijvoorbeeld voor Frankrijk: norm NF C 15 -100). apparatuur draagt, is het raadzaam
niet in of in de nabijheid van de auto,
het laadsnoer, de regeleenheid of het
laadpunt te blijven.
Neem in dat geval daarnaast contact op
met uw behandelend arts voor adviezen
en volg deze op.
Er zijn twee mogelijkheden voor het opladen:
normaal of snel.
Het normaal laden verdient de voorkeur; dit
kunt u doen via een stopcontact bij u thuis.
Voor het snelladen is een speciale
voedingsbron nodig.
7
Praktische informatie
Page 100 of 174

98
F Trek aan de hendel 1 aan de linkerzijde onder het dashboard om het klepje van
de aansluiting voor het normaal laden
(rechterzijde van de auto) te openen.
F
N
eem het snoer uit het meegeleverde
tasje. Dit snoer heeft een speciale
stekkeraansluiting met een controlepaneeltje.
F
Steek het ene uiteinde van het laadsnoer in
een stopcontact dat aan de gestelde eisen
voldoet. Tijdens het aansluiten gaan de
3 verklikkerlampjes POWER , FA U LT en
CHARGING op het controlepaneel een ogenblik
gelijktijdig branden. Vervolgens blijft alleen het
groene verklikkerlampje POWER branden.
Als de buitenluchttemperatuur lager
is dan -25°C, is het laden wellicht niet
mogelijk. Raak de metalen uiteinden van het
stopcontact en van het laadsnoer
niet aan (kans op elektrocutie en/of
storingen).
F
D
ruk de borglip 2 opzij om de afdekkap van
de stekkeraansluiting te openen. F
C
ontroleer of er geen vuil of vreemde delen
in de stekkeraansluiting op de auto zitten.
F
V
erwijder de beschermkap van de stekker
van het laadsnoer.
F
S
teek de speciale laadstekker in de
aansluiting op de auto tot deze vastklikt,
raak de knop aan de bovenzijde niet aan.
Gebruik geen verlengkabels,
stekkerblokken, adapters
of programmeerbare
apparatuur.
U mag nooit met natte handen het
snoer of de specifieke laadstekker
aansluiten of loskoppelen (kans op
elektrocutie).
Gebruik het meegeleverde koord voor het
ophangen van het controlepaneel, zodat er
geen druk wordt uitgeoefend op de stekker
van het stopcontact (kans op beschadiging
van het laadsnoer of de stekker).
Praktische informatie