stop start CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2019Pages: 308, PDF Size: 9.16 MB
Page 55 of 308

53
Panoramisch schuifdak
Het schuifdak en het zonnescherm kunnen
met de schakelaars op de dakconsole worden
geopend en gesloten.
A.Schakelaar van het zonnescherm.
B. Schakelaar van het schuifdak.
Controleer of de op de allesdragers
gemonteerde accessoires of vervoerde
lading de beweging van het dak niet kunnen
hinderen.
Leg geen zware voor werpen op het vaste
en beweegbare deel van het schuifdak.
Werkingsprincipes
Bij het volledig openen van het schuif-/kanteldak
gaat het beweegbare deel van het glas eerst iets
omhoog en schuift het ver volgens over het vaste
deel.
Elke tussenstand is mogelijk. De bedieningsknoppen van het schuifdak en
zonnescherm kunnen worden gebruikt:
-
b
ij aangezet contact, als de acculading
voldoende is;
-
a
ls de motor draait;
-
i
n de STOP-modus van het Stop & Start-
systeem;
-
b
innen 45 seconden nadat het contact uit is
gezet;
-
t
ot 45 seconden na het vergrendelen van de
auto.
Voor het bedienen van de knoppen van het
schuifdak en zonnescherm moet u controleren
of de beweging niet door voor werpen of
personen kan worden belemmerd.
Schuifdak openen en sluiten
Openen
Als het dak verder is geopend dan de
opengekantelde stand:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B ,
zonder het zware punt te passeren.
Als het dak gedeeltelijk of volledig gesloten is:
F
d
ruk om het dak volledig te openen kort op
het achterste deel van de schakelaar B , tot
voorbij het zware punt.
Als u nogmaals op deze schakelaar drukt,
wordt de beweging onderbroken.
F
H
oud het achterste deel van de
schakelaar
B ingedrukt, zonder het zware
punt te passeren: het dak gaat open en
stopt als u de schakelaar loslaat.
Als het schuifdak door regen of het
wassen van de auto nat is geworden,
wacht dan tot het volledig droog is
alvorens het dak te bedienen.
Open het schuifdak niet als het met
sneeuw of ijs is bedekt – Kans op
beschadiging!
Gebruik alleen kunststof werktuigen om
het schuifdak sneeuw- of ijsvrij te maken.
Steek tijdens het rijden niet uw hoofd of
armen uit het geopende dak – Kans op
ernstig letsel!Bij het openen van het schuifdak wordt
automatisch ook het zonnescherm geopend. Het
is echter mogelijk om het zonnescherm open te
laten als het schuifdak wordt gesloten.
Als het dak volledig gesloten
of gedeeltelijk opengekanteld
is:
F
d
ruk om het dak volledig
te openen kort op het
achterste deel van de
schakelaar B , zonder het
zware punt te passeren.
2
Toegang tot de auto
Page 68 of 308

66
Als de binnentemperatuur zeer
hoog is wanneer de auto lang in
de zon heeft gestaan, moet u het
passagierscompartiment kort ventileren.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarming en airconditioning werken
alleen als de motor draait.
Schakel tijdelijk de Stop & Start-functie uit
om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
Verwarming/handbediende
airconditioning
Het systeem werkt alleen als de motor draait.
De handbediende airconditioning werkt bij
draaiende motor.
1. Recirculatie van de interieurlucht.
2. Instellen van de temperatuur.
3. Instellen van de luchtverdeling.
4. Instellen van de luchtopbrengst.
5. Airconditioning aan/uit.
De temperatuur afstellen
F Draai de knop naar het blauwe gedeelte
(koud) of het rode gedeelte (warm) om de
temperatuur naar eigen wens in te stellen.
De luchtstroom afstellen
F Draai aan de rolknop om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde
aanjager om te voorkomen dat de ruiten
beslaan en de luchtkwaliteit vermindert.
Instellen van de
luchtverdeling
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
Voorruit en zijruiten.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren.
Ergonomie en comfort
Page 71 of 308

69
Ventilatiefunctie bij
ingeschakeld contact
Bij ingeschakeld contact kunt u het
ventilatiesysteem gebruiken om de
luchtopbrengst en de luchtverdeling in
het interieur te regelen afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Bij deze functie wordt de airconditioning niet
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets om de airconditioning uit te
schakelen.
Als het lampje gedoofd is, is de airconditioning
uitgeschakeld.
Recirculatie van
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en de zijruiten.
De recirculatie van de interieurlucht dient
om de toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten.
Deze functie kan ook tijdelijk worden
gebruikt om de lucht in het interieur sneller
te ver warmen of af te koelen. F
D
ruk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om
de toevoer van buitenlucht weer
in te schakelen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Ontwasemen – ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het
bedieningspaneel geeft aan in welke
stand de knoppen moeten staan om
de voorruit en de zijruiten snel te
ontwasemen of te ontdooien.
Richt bij koud weer de
zijventilatieroosters op de zijruiten
zodat deze sneller ontwasemd
worden.
Met bedieningspaneel op
de middenconsole
Aan/Uit
F Zet de knoppen van de temperatuurregeling en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven stand. F
D
ruk op deze knop om de lucht
over de voorruit te verdelen; het
lampje ervan gaat branden.
F Controleer of de luchtrecirculatie is uitgeschakeld; het desbetreffende lampje moet uit zijn.
F Zet de knop van de luchtopbrengst in de stand 0 .
Met touchscreen
Aan/Uit
F Druk op deze knop. Het lampje
gaat branden.
F
D
ruk nogmaals op deze toets om het
programma uit te schakelen. Het lampje
er van gaat uit.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
3
Ergonomie en comfort
Page 74 of 308

72
Zorg dat er geen metalen voor werpen
(munten, sleutels, afstandsbediening van
de auto enz.) in het laadgedeelte liggen
tijdens het opladen van een apparaat –
kans op over verhitting of onderbreking
van het opladen!
12V-aansluiting
F Open, wanneer u een 12V-accessoire (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten,
het kapje en sluit een geschikte adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders kans
op beschadiging van uw accessoire).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door CITROËN is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluiting,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Draadloze lader
Met dit systeem kan externe apparatuur, zoals
een smartphone, door middel van magnetische
inductie draadloos worden opgeladen. Het
systeem voldoet aan de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het
symbool Qi.
Werking
De lader werkt als de motor draait en in de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem.
Het opladen wordt aangestuurd door de
smartphone.
Bij uitvoeringen met Keyless entry and start
kan de werking van de lader tijdelijk worden
gestoord bij het openen van een portier of bij
het afzetten van het contact.
Laden
F Zorg er voor dat het laadgedeelte vrij is. Het systeem kan niet meerdere apparaten
tegelijkertijd opladen.
F
D
e batterij van het apparaat wordt dan
opgeladen.
F
Z
odra de batterij volledig opgeladen is, gaat
het verklikkerlampje van de lader uit.
F
P
laats een apparaat in het midden van het
laadgedeelte.
F
Z
odra het apparaat wordt gedetecteerd,
gaat het verklikkerlampje van de lader
groen branden.
Ergonomie en comfort
Page 96 of 308

94
Het antiblokkeersysteem
(ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze verklikkerlampjes gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, duidt
dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen ASR (afhankelijk
van de uitvoering)
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,
...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto
controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
F
S
electeer in het menu Rijden/
Auto menu van het touchscreen
het tabblad " Rijfuncties" en
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F
Z
et de knop "
Grip control" in
deze stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het branden van dit
verklikkerlampje in combinatie met
een melding alsmede het verlichten
van de toets (afhankelijk van de
uitvoering).
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor en het remsysteem als
de auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen ASR
(afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
telkens wanneer u het contact aanzet of als een
snelheid van 50
km/h wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
Veiligheid
Page 120 of 308

118
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Dit kan leiden tot een vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad
enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P , afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen. Wanneer u door water moet rijden, doe dan het
volgende:
-
k
ijk of het water niet dieper is dan 15 cm,
houd daarbij rekening met golven die door
andere weggebruikers kunnen worden
veroorzaakt,
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 121 of 308

119
Bij het trekken van een aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto. Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1 tot 2
minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
F
A
ls dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP , stop dan
zo snel mogelijk en zet de motor
af. Nieuwe auto
Koppel geen aanhanger achter de auto
voordat ten minste 1000
km met de auto
is gereden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Om bij het gebruik van een originele
CITROËN-trekhaak het onnodig activeren
van het geluidssignaal te voorkomen,
wordt de parkeerhulp achter hierbij
automatisch uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutels is een chip aangebracht die
over een geheime code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem de
motorregelmodule om te voorkomen dat de
motor na een eventuele inbraak in de auto
gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem verschijnt er een
waarschuwing en zal de motor niet starten.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk. Laat omwille van de veiligheid en ter
voorkoming van diefstal de elektronische
sleutel nooit in de auto achter, ook niet
wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
6
Rijden
Page 122 of 308

120
Starten/afzetten van de
motor met de sleutel
Contactslot
Stand Contact
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen aan het contactslot
veroorzaken.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Starten van de motor
Parkeerrem aangetrokken:
F
A uto's met een handgeschakelde
versnellingsbak : zet de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
A
uto's met een automatische transmissie : zet
de selectiehendel in de stand N of P en trap het
rempedaal volledig in.
F
S
teek de sleutel in het contactslot; het systeem
herkent de code.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan het
stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2 (Contact aan) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3 (Star ten) .
F Auto's met een benzinemotor : activeer
de startmotor door de sleutel in stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait. F
A
uto's met een dieselmotor
: draai de
sleutel in stand 2 (aanzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel is gedoofd en
activeer dan de startmotor door de
sleutel in stand 3 te houden tot de
motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Onder winterse omstandigheden blijft het
verklikkerlampje langer branden. Als de
motor warm is, gaat het verklikkerlampje
niet branden.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af. Wacht even alvorens opnieuw
te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor
en de motor zouden beschadigd
kunnen raken. Neem contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Rijden
Page 123 of 308

121
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten
gevaarlijke gassen, zoals koolmonoxide,
uit. Kans op vergiftiging met dodelijke
afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23 °C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel
naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen.
Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Eco-mode .Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact)
van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)
en ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om het contact weer aan te
zetten.
Starten/afzetten van de
motor met Keyless entry
and start
Starten van de motor
F Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
T
rap, ter wijl de elektronische sleutel zich
in de auto bevindt, het koppelingspedaal
volledig in.
6
Rijden
Page 124 of 308

122
of
F Z et bij een auto met een automatische
transmissie de selectiehendel in de stand
P of N .
F
T
rap, ter wijl de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt, het rempedaal volledig in.
F
D
ruk kort op de knop " START/STOP" en
houd daarbij het pedaal ingetrapt tot de
motor is gestart.
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij auto's met een dieselmotor wordt de
motor bij temperaturen beneden het vriespunt
en/of bij koude motor pas gestart als het
verklikkerlampje voor het voorgloeien is
gedoofd.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden nadat u op de knop
"START/STOP " hebt gedrukt:
F
M
oet u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak
het koppelingspedaal volledig ingetrapt
houden tot het verklikkerlampje uitgaat en
niet nogmaals op de knop " START/STOP"
drukken voordat de motor is aangeslagen.
of F
M oet u bij een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houden tot het
verklikkerlampje uitgaat en niet nogmaals
op de " START/STOP "-knop drukken
voordat de motor is aangeslagen.
De elektronische sleutel van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich binnen
de detectiezone bevinden.
Als de elektronische sleutel niet in deze
zone wordt gedetecteerd, wordt er een
melding weergegeven.
Breng de elektronische sleutel binnen
deze zone zodat de motor kan worden
gestart.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan de
rubriek "Sleutel niet gedetecteerd –
Noodprocedure voor het starten".
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
ter herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven.
In sommige gevallen moet het stuur wiel
heen en weer worden bewogen ter wijl de
knop " START/STOP " wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen. U wordt hier van
via een melding op de hoogte gebracht.
Verlaat om veiligheidsredenen nooit de
auto ter wijl de motor nog draait.
Afzetten van de motor
F Zet de auto stil en laat de motor stationair draaien.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand.
F
M
et een automatische transmissie ,
selecteer de stand P of N .
F
D
ruk, ter wijl de elektronische sleutel zich
in de auto bevindt, op de knop " S TA R T/
STOP ".
De motor wordt afgezet en de stuurkolom wordt
vergrendeld.
In sommige gevallen is het nodig om een beetje
aan het stuur wiel te draaien om het stuurslot te
vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Laat nooit de elektronische sleutel in de
auto achter als u de auto verlaat.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Rijden