CITROEN C3 AIRCROSS 2019 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2019, Model line: C3 AIRCROSS, Model: CITROEN C3 AIRCROSS 2019Pages: 308, PDF Size: 9.16 MB
Page 91 of 308

89
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het 
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden 
en er verschijnt een melding.
Uitschakelen
Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat branden 
en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan één 
minuut is afgezet, moet u de automatische 
werking van de ruitenwissers opnieuw 
activeren door de hendel omlaag te 
duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische 
werking van de ruitenwissers werken deze in 
de intervalstand.
Laat ze controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor aan de 
bovenzijde van het midden van de voorruit 
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot de 
voorruit volledig ontdooid is.
Duw de hendel kort omlaag of zet de hendel in 
een andere stand (Int., 1 of 2).
4 
Verlichting en zicht  
Page 92 of 308

90
Algemene aanbevelingen 
met betrekking tot de 
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto 
zijn labels aangebracht. Ze bevatten 
veiligheidswaarschuwingen en informatie 
over de identificatie van uw auto. 
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de 
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw 
auto contact op met een gekwalificeerde 
werkplaats die beschikt over de juiste 
technische informatie, vakkennis en 
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in 
staat u dit te bieden.Belangrijke informatie:
-
 
H
 et monteren van elektrische 
uitrustingen of accessoires die niet 
onder een artikelnummer in het 
assortiment van CITROËN voorkomen, 
kan tot een hoger verbruik leiden 
en storingen in het elektronische 
systeem van uw auto veroorzaken. 
Ga naar het CITROËN-netwerk voor 
meer informatie over het aanbod aan 
accessoires met een artikelnummer.
-
 U
it veiligheidsoverwegingen is toegang 
tot de diagnose-aansluiting, die is 
gekoppeld aan de elektronische 
systemen in de auto, uitsluitend 
voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats waar de beschikking is 
over geschikt gereedschap (kans op 
storingen in de elektronische systemen 
die kunnen leiden tot pech of ernstige 
ongevallen). De fabrikant kan niet 
aansprakelijk worden gesteld als deze 
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
 
W
 ijzigingen of aanpassingen die 
niet door CITROËN zijn voorzien 
of toegestaan, of die niet volgens 
de technische voorschriften van de 
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot 
het ver vallen van de wettelijke en 
contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde 
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender 
met buitenantenne monteert, moet u bij 
het CITROËN-netwerk de technische 
gegevens (frequentieband, maximaal 
uitgangsvermogen, positie antenne, 
specifieke installatievoorschriften) van 
de voor montage geschikte zenders 
opvragen, conform de Richtlijn 
Elektromagnetische Compatibiliteit 
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving 
kan de aanwezigheid van bepaalde 
veiligheidsuitrusting verplicht zijn: 
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, 
alcoholtests, een set reservelampen, 
reservezekeringen, een brandblusser, 
een verbandtrommel, spatlappen aan de 
achterzijde van de auto, enz. 
Veiligheid  
Page 93 of 308

91
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode schakelaar indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers 
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het 
contact is afgezet.
Automatische werking van 
de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de 
alarmknipperlichten, afhankelijk van de mate 
van remvertraging, automatisch ingeschakeld.
Zodra u weer gas geeft, gaan de 
alarmknipperlichten uit.
F
 
U k
 unt de alarmknipperlichten echter ook 
uitschakelen door op de schakelaar te 
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het  stuurwiel.
Noodoproep of 
pechhulpoproep 
Urgence-noodoproep met lokalisering
Druk in geval van nood langer 
dan 2   seconden op deze knop.
Het knipperen van het groene 
ledlampje en het gesproken 
bericht bevestigen dat de 
oproep is verstuurd naar de 
alarmcentrale "Urgence-
noodoproep met lokalisering"*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt de  
opdracht geannuleerd en gaat het groene ledlampje uit.
Het groene ledlampje blijft branden (zonder te 
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is 
gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
De alarmcentrale "Urgence-noodoproep met 
lokalisering" lokaliseert onmiddellijk uw auto, 
neemt in uw landstaal contact met u op** en 
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde 
hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale 
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie 
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep 
meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten 
(112), zonder lokalisatie.
Als een aanrijding wordt gedetecteerd 
door de elektronische eenheid airbags, 
wordt ongeacht of er airbags worden 
geactiveerd automatisch een noodoproep 
verstuurd.
5 
Veiligheid  
Page 94 of 308

92
**  Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering", 
"Assistance-pechhulpoproep met 
lokalisering" en van de officiële landstaal die 
door de eigenaar van de auto is gekozen. 
De lijst van de landen waar het systeem 
werkzaam is en de lijst van beschikbare 
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt 
opvragen of op de internetsite voor uw land 
bekijken.
Werking van het systeem (type 1)
Bij het aanzetten van het 
contact, gaat het groene lampje 
3
  seconden branden. Dit duidt 
op een goede werking van het 
systeem.
Het knipperen en vervolgens 
doven van het oranje lampje 
duidt op een storing in het 
systeem.
Als het oranje lampje blijft branden, moet de 
noodbatterij worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen 
noodoproep of pechhulpoproep worden 
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend 
reparateur. Bij een storing in het systeem kan er wel 
met de auto worden gereden.
*
 
A
fhankelijk van de algemene 
gebruiksvoor waarden, die u bij uw 
verkooppunt kunt opvragen, en de 
technische beperkingen van het systeem.
Werking van het systeem (type 2)
Bij het aanzetten van het 
contact gaat het groene lampje 
3
  seconden branden. Dit duidt 
op een goede werking van het 
systeem.
Voor alle landen uitgezonderd Rusland, 
Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje knippert en dooft ver volgens: 
er is een storing in het systeem.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij 
moet worden vervangen.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan.
Het rode lampje blijft branden: er is een storing 
in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet 
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de 
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep niet meer werkt.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend 
reparateur.
Bij een storing in het systeem kan er wel 
met de auto worden gereden.
Assistance-pechhulpoproep met lokalisering
**  Afhankelijk van de geografische dekking van "Urgence-noodoproep met lokalisering" 
en "Assistance-pechhulpoproep met 
lokalisering" en van de officiële landstaal die 
door de eigenaar van de auto is gekozen. 
De lijst van de landen waar het systeem 
werkzaam is en de lijst van beschikbare 
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt 
opvragen of op de internetsite voor uw land 
bekijken. Druk langer dan 2
  seconden op 
deze knop voor het aanvragen 
van hulp bij het stranden van de 
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep 
is verstuurd**.
Door deze knop meteen opnieuw in te drukken, 
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken 
bericht.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen 
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken 
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep 
met lokalisering" te drukken om te bevestigen. 
Veiligheid  
Page 95 of 308

93
U kunt de geolokalisatie opnieuw inschakelen 
door gelijktijdig op de toetsen "Urgence-
noodoproep met lokalisering" en "Assistance-
pechhulpoproep met lokalisering" te drukken 
en vervolgens op "Assistance-pechhulpoproep 
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.Wanneer u uw auto buiten het netwerk van 
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de 
aanwezigheid van deze diensten bij het 
netwerk te laten controleren en eventueel 
configureren. In een meertalig land kunt 
u het systeem laten configureren in de 
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen en met name ter 
verbetering van de telematicadiensten 
behoudt de fabrikant zich het recht 
voor om op elk willekeurig moment het 
telematicasysteem in de auto te wijzigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst 
Citroën Connect Box met SOS-pakket 
en pechhulpser vice, beschikt u over 
aanvullende diensten via uw persoonlijke 
pagina op de internetsite voor uw land.Elektronisch 
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP) 
omvat de volgende systemen:
- 
h
 et antiblokkeersysteem (ABS) en de 
elektronische remdrukregelaar (EBD),
-
 de
 noodremassistentie (BAS),
-
 d
e antispinregeling (ASR),
-
 d
e dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en 
elektronische remdrukregelaar 
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen 
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid 
van uw auto en dragen bij tot een betere 
controle in bochten, vooral op een slecht of 
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen 
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen 
de optimale remdruk sneller wordt bereikt, 
zodat de remafstand kleiner wordt.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het 
doorspinnen van de wielen te beperken via 
de remmen van de aangedreven wielen 
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer 
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole 
(DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de 
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers 
van de auto afwijkt van de door de bestuurder 
gewenste richting, automatisch in via de 
remmen van een of meerdere wielen en het 
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk 
weer in de juiste koers te brengen. Het systeem wordt geactiveerd als het 
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een 
bepaalde grenswaarde. Dit is voelbaar 
door een afname van de benodigde 
bedieningskracht en een toename van de 
remeffectiviteit.
5 
Veiligheid  
Page 96 of 308

94
Het antiblokkeersysteem 
(ABS) en de elektronische 
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit 
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd 
wel voorzichtig en matig uw snelheid. Als deze verklikkerlampjes gaan 
branden in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding, duidt 
dit op een storing in de elektronische 
remdrukregelaar.
Zorg er bij ver vanging van de wielen 
(banden en velgen) voor dat wielen 
worden gemonteerd die voor uw auto zijn 
gehomologeerd.
De normale werking van het 
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn 
door het trillen van het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop 
krachtig en volledig in en laat het niet 
los.
Laat deze systemen na een aanrijding 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling 
(ASR)/Dynamische 
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch 
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de 
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen ASR (afhankelijk 
van de uitvoering)
In bijzondere omstandigheden (als de auto 
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, 
...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te 
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en 
weer grip kunnen krijgen.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een 
veilige plaats.
Laat in beide gevallen zo snel mogelijk uw auto 
controleren door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje 
op het instrumentenpaneel 
knipperen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel 
mogelijk weer in te schakelen.
F  
S
 electeer in het menu Rijden/
Auto  menu van het touchscreen 
het tabblad " Rijfuncties" en 
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F  
Z
 et de knop "
Grip control" in 
deze stand.
Het uitschakelen wordt bevestigd 
door het branden van dit 
verklikkerlampje in combinatie met 
een melding alsmede het verlichten 
van de toets (afhankelijk van de 
uitvoering).
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de 
werking van de motor en het remsysteem als 
de auto uit de koers raakt.
Opnieuw inschakelen ASR 
(afhankelijk van de uitvoering)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 
telkens wanneer u het contact aanzet of als een 
snelheid van 50
  km/h wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
  km/h kunt u het systeem 
handmatig weer inschakelen. 
Veiligheid  
Page 97 of 308

95
F Selecteer in het menu Rijden/Auto  menu van het touchscreen 
het tabblad " Rijfuncties" en 
dan " Antispinregeling ".
of afhankelijk van de uitvoering, F
 
Z
 et de knop " Grip control" in 
deze stand.
Storing
Als dit verklikkerlampje brandt, in 
combinatie met een geluidssignaal 
en een melding, wijst dit op een 
storing in het systeem.
Laat het systeem na een aanrijding 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats. ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer 
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder 
mag zich echter nooit laten verleiden tot 
het nemen van meer risico's of te hard 
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen 
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de 
kans dat de wielen hun grip verliezen 
groter. Het is voor uw veiligheid dus van 
het grootste belang dat de systemen 
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de 
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen 
wordt verzekerd door de naleving van 
de voorschriften van de fabrikant met 
betrekking tot de wielen (banden en 
velgen), onderdelen van het remsysteem, 
elektronische onderdelen alsmede van 
de montageprocedures die door het 
CITROËN-netwerk worden toegepast.
Voor een doeltreffende werking van deze 
systemen onder winterse omstandigheden 
is het noodzakelijk de auto te voorzien van 
winterbanden voor en achter die er voor 
zorgen dat de wegligging zo neutraal 
mogelijk is.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te 
laten controleren.
Grip control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling 
voor betere tractie (grip) op ondergronden met 
sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie optimaal en 
zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden 
met weinig grip uw weg kunt ver volgen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden 
ingetrapt om het systeem optimaal gebruik 
te laten maken van het motor vermogen. De 
elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de 
stand selecteren die het meest geschikt is voor 
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een 
lampje branden ter bevestiging van uw keuze.
In combinatie met de Peak Mountain Snow 
Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem 
een optimaal compromis tussen veiligheid, 
grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's 
zomers als 's winters uitstekende prestaties.
5 
Veiligheid  
Page 98 of 308

96
Normaal (ESP)
Dit is de stand voor situaties waarin weinig 
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest 
voorkomende omstandigheden tijdens het 
rijden.F
 
Z
 et de draaiknop in deze 
stand.
Telkens wanneer u het contact uitschakelt, 
neemt het systeem automatisch deze 
stand aan.
Sneeuw 
In deze stand past het systeem bij het 
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid 
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 80   km/h)
F
 
Z
 et de draaiknop in deze 
stand.
Off-road (modder, nat 
gras,
 
 ...)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel 
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste 
grip, zodat de modder van de band wordt 
ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip 
krijgt. Tegelijkertijd wordt zo veel mogelijk 
koppel naar het wiel met de meeste grip 
overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de 
wielslip zodanig dat de handelingen van de 
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50
  km/h)
F
 
Z
 et de draaiknop in deze 
stand.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen 
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat 
de auto vooruit komt en het risico van ingraven 
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120
  km/h)
F
 
Z
 et de draaiknop in deze 
stand.
Activeer op zand geen andere standen 
omdat de kans bestaat dat de auto vast 
komt te zitten. U kunt het ASR-systeem 
uitschakelen door de 
draaiknop in de stand "
OFF" 
te draaien.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer 
in op de werking van de motor en het 
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Dit systeem wordt automatisch weer 
ingeschakeld vanaf 50   km/h of als het 
contact opnieuw wordt aangezet.
Rijadviezen
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor 
het gebruik op verharde wegen, maar u 
kunt er ook mee uit de voeten op minder 
goed begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto, 
en is niet ontworpen voor de volgende 
omstandigheden:
-  h et rijden op terreinen die de 
onderzijde van de auto zouden kunnen 
beschadigen of waarop onderdelen 
(brandstofleiding, brandstofkoeler, ...) 
geraakt zouden kunnen worden door 
stenen of andere objecten,
-
 
h
 et rijden op terrein met steile 
hellingen en weinig grip,
-
 
h
 et door waden van beekjes en 
stroompjes, enz. 
Veiligheid  
Page 99 of 308

97
Hill Descent Assist
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling op 
onverhard wegdek (gravel, modder enz.) of bij 
het afdalen van een steile helling.
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden van 
de auto en de kans dat de auto te veel vaart 
maakt tijdens het voorruit of achteruit afdalen.
Bij het afdalen van een helling assisteert dit 
systeem de bestuurder, afhankelijk van de 
ingeschakelde versnelling, bij het wegrijden 
en constant houden van de snelheid door 
geleidelijk de remdruk te verminderen.Het systeem werkt alleen bij hellingen van 
meer dan 5%.
Het systeem kan worden gebruikt met de 
versnellingsbak in de neutraalstand.
Het is echter raadzaam een voor de 
wagensnelheid geschikte versnelling in te 
schakelen om te voorkomen dat de motor 
afslaat.
Bij een automatische transmissie kan het 
systeem worden gebruikt als de stand N , 
D of R is geselecteerd.
Als het systeem in werking treedt, 
wordt het Active Safety Brake-systeem 
automatisch uitgeschakeld. Het systeem is niet langer beschikbaar 
als de snelheid van de auto hoger is dan 
50 
km/h.
Werking
Inschakelen
Het systeem is standaard niet geselecteerd.
De status van het systeem wordt niet 
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
De bestuurder kan het systeem bij draaiende 
motor selecteren, bij stilstaande auto of tot een 
snelheid van ongeveer 50
  km/h.
F
 
S
 nelheid lager dan 50   km/h: 
houd deze toets ingedrukt tot 
het lampje gaat branden om 
het systeem te selecteren; 
dit verklikkerlampje gaat 
grijs branden op het 
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt actief bij een snelheid lager 
dan 30
  km/h. F
 
Z
 odra de afdaling begint, kunt u het 
gaspedaal en het rempedaal loslaten. Het 
systeem regelt de snelheid:
Wanneer u stilstaat in een afdaling en u 
het gaspedaal en het rempedaal loslaat, 
vermindert het systeem de remdruk om de auto 
geleidelijk in beweging te brengen.
De remlichten gaan automatisch branden als 
het systeem in werking is.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 
30   km/h, wordt de regeling automatisch 
onderbroken. Het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel brandt dan weer grijs, 
maar het lampje van de toets blijft branden.
De regeling wordt automatisch her vat als de 
wagensnelheid weer lager is dan 30
  km/h en 
aan de voor waarden met betrekking tot het 
hellingspercentage en het loslaten van de 
pedalen wordt voldaan.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal 
of het rempedaal weer intrappen. -
 
a
 ls de 1e of 2e versnelling is 
ingeschakeld, wordt de snelheid 
verminderd en knippert het 
verklikkerlampje snel,
-  a ls de versnellingsbak in de 
neutraalstand staat of het 
koppelingspedaal is ingetrapt, 
wordt de snelheid verminderd 
en knippert het verklikkerlampje 
langzaam. In dat geval is de 
constante snelheid waarmee 
wordt afgedaald lager.
5 
Veiligheid  
Page 100 of 308

98
Uitschakelen
Storing
Bij een storing in het systeem gaat 
dit verklikkerlampje branden in 
combinatie met een melding op het 
instrumentenpaneel.
F Houd deze toets ingedrukt tot het lampje uitgaat; het verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 70
  km/h, 
wordt het systeem automatisch gedeactiveerd; 
het lampje van de toets gaat uit.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van 
een pyrotechnische gordelspanner en een 
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra 
bescherming van de bestuurder en passagier 
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. 
Bij een krachtige aanrijding zorgen de 
pyrotechnische gordelspanners er voor dat de 
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen 
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief 
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht 
waarmee de gordel tegen het lichaam van 
de inzittenden getrokken wordt en bevordert 
daarmee de veiligheid.
Vast maken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de  gordelsluiting.
F
 
C
 ontroleer of de gordel goed is 
vastgemaakt door even aan de riem te 
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F  H oud de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
Hoogteverstelling
F Knijp de knop A in en schuif deze in de gewenste stand om het bevestigingspunt in 
hoogte te verstellen. 
Veiligheid